6.4Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het toe te wijzen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 1 subsidiair bewezen geachte zware mishandeling, rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van de materiële schade aan kleding en bezittingen acht de rechtbank de posten ‘Smart Watch (Samsung Frontier)’ en ‘Schoenen (Vans Denim) onvoldoende onderbouwd, nu geen stukken zijn overhandigd waaruit de schade blijkt en niet zonder meer uit het bewezenverklaarde volgt dat de schoenen en de smartwatch zijn beschadigd. Ook voor de schade aan de posten ‘Jeans jasje (Zara)’, ‘Oorbellen (3 paar)’ en ‘T-Shirt’ zijn geen stukken overhandigd, maar de rechtbank acht het aannemelijk dat hieraan schade is ontstaan als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De gevorderde bedragen zijn ook niet onredelijk, terwijl [slachtoffer 1] van meet af aan heeft verklaard over het verliezen van zijn oorbellen. Dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen (€ 249,95).
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade die ziet op tandheelkundige kosten overweegt de rechtbank als volgt.
- gedeeltelijke toewijzing van de post ‘Tandartsenpraktijk [tandarts 1] ’ voor een bedrag van € 601,35. De gevorderde incassokosten worden niet-ontvankelijk verklaard;
- toewijzing van de posten ‘Mondzorg Poli Amsterdam’ (€ 189,20) en ‘Tandartsenpraktijk [tandarts 2] ’ (€ 144,72);
- niet-ontvankelijkverklaring van de post ‘Tandartsenpraktijk [tandarts 2] ’ (€ 164,47), nu dit dezelfde factuur betreft als het hierboven toegewezen bedrag van € 144,72, maar dan met verhoging van de incassokosten;
- gedeeltelijke toewijzing van de post ‘Tandartsenpraktijk [tandarts 2] ’ voor een bedrag van € 96,81. De gevorderde incassokosten worden niet-ontvankelijk verklaard.
- niet-ontvankelijk verklaring van de post ‘ [medisch centrum] (Fysiotherapie)’ (€ 73,00), nu dit een factuur betreft van niet nagekomen behandelafspraken;
- toewijzing van de posten ‘ [medisch centrum] (Fysiotherapie)’ (€ 83,50 en € 146,00), ‘Apotheek [apotheek 1] ’ (€ 1,29), ‘ [apotheek 2] Apotheek’ (€ 4,95) en ‘Eigen risico Menzis’ (€ 336,20).
De toegewezen bedragen zijn door middel van nota’s voldoende onderbouwd.
Voorts is € 13.640,17 gevorderd aan te verwachten toekomstige kosten voor het herstel van het gebit, hetgeen is gebaseerd op een globale kostenindicatie opgesteld door tandartsenpraktijk [tandarts 2] . De rechtbank overweegt dat uit de overhandigde stukken blijkt dat op dit moment nog onvoldoende vaststaat of juist deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en dit afhankelijk is van veel factoren. Om die reden zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Op basis van hetzelfde schriftelijk stuk van de tandarts is echter wel aannemelijk dat er in de toekomst kosten zullen worden gemaakt die direct verband houden met het bewezen verklaarde. De rechtbank schat deze vooralsnog naar redelijkheid en billijkheid op € 1.500,00 en zal dit bedrag toewijzen. Indien de kosten achteraf hoger blijken uit te vallen kan [slachtoffer 1] zich wenden tot de burgerlijk rechter.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat [slachtoffer 1] schade heeft ondervonden. Hij is mishandeld vanwege zijn geaardheid, hetgeen een ernstige impact op hem heeft gehad. Om tot een begroting van de immateriële schadevergoeding te komen, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan slachtoffers wordt toegewezen. De rechtbank zal een bedrag aan immateriële schadevergoeding toekennen ter hoogte van € 2.500,00. De benadeelde partij zal in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit betekent dat ten aanzien van [slachtoffer 1] een bedrag van € 5.853,97 (bestaande uit € 3.353,97 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens [slachtoffer 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 5.853,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het toe te wijzen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 1 primair bewezen geachte poging tot doodslag, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde materiële schadevergoeding, met uitzondering van de post ‘OLVG’, onvoldoende is onderbouwd, nu geen stukken zijn overhandigd waaruit de schade blijkt en niet zonder meer uit het bewezenverklaarde volgt dat de gevorderde schade is geleden. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de posten ‘Samsung Galaxy S8’, ‘Zwart leren jack’, ‘Blauw Witte Sneakers’, ‘Zonnebril (Porsche)’, ‘Gouden ketting’ en ‘Ear Piece koptelefoon’ niet-ontvankelijk in zijn vordering. De kostenpost ‘OLVG’ , die ziet op de kosten van de spoedeisende hulp, zal wel worden toegewezen tot het bedrag genoemd in de bijgevoegde nota (€ 250,-).
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat [slachtoffer 2] schade heeft ondervonden. Hij is mishandeld vanwege zijn geaardheid, hetgeen een ernstige impact op hem heeft gehad. Om tot een begroting van de immateriële schadevergoeding te komen, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan slachtoffers wordt toegewezen. De rechtbank komt tot een schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,00. Dit bedrag is lager dan het bedrag aan immateriële schadevergoeding dat aan [slachtoffer 1] is toegekend, nu [slachtoffer 1] ernstiger letsel aan de mishandeling heeft overgehouden. De benadeelde partij zal in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit betekent dat ten aanzien van [slachtoffer 2] een bedrag van € 1.750,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens [slachtoffer 2] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.