In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal met braak in bedrijfspanden. De feiten vonden plaats op 17 juli 2017 en 22 oktober 2017 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 2 maart 2018 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 16 februari 2018. De officier van justitie, mr. P.J. Borst, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Putten, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is, waaronder DNA-sporen die overeenkomen met het DNA van de verdachte, en heeft beide feiten bewezen verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte vervolgens als strafmaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren. Dit besluit is genomen op basis van het advies van de reclassering, die aangaf dat de verdachte een veelpleger is met een langdurige harddrugsverslaving en dat eerdere behandelingen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en om de kans op recidive te verkleinen.
Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de immateriële schadevergoeding niet in aanmerking komt en dat de benadeelde partij zich voor materiële schade kan wenden tot de civiele rechter. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.