In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van kinderopvangtoeslag. De vrouw had in 2015 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor de opvang van haar twee kinderen, maar kon niet aantonen dat zij de volledige kosten had betaald. De Belastingdienst had haar recht op kinderopvangtoeslag vastgesteld op nihil, wat betekende dat zij een bedrag van ruim 17.000 euro moest terugbetalen.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten en dat zij niet kon aantonen dat zij aan het urencriterium voldeed. Ondanks dat zij een groot deel van de kosten had betaald, was het niet mogelijk om een aanspraak te maken op een toekenning naar rato. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ontvanger van de kinderopvangtoeslag is om een deugdelijke administratie bij te houden en dat alle kosten volledig betaald moeten zijn.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vrouw ongegrond en bevestigde de beslissing van de Belastingdienst. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.