ECLI:NL:RBAMS:2018:1172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
13/684432-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger na eerdere veroordelingen

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die op 3 oktober 2017 in Amsterdam twee focaccia broodjes heeft gestolen van een Albert Heijn filiaal. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 12 januari 2018, waar de officier van justitie, mr. C. Staal, de bewezenverklaring van de diefstal heeft gevorderd, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Visser, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen is, op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van het feit en de verdachte beoordeeld. Er zijn geen omstandigheden aangetoond die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt voor de duur van twee jaar. De verdediging heeft gepleit tegen de oplegging van de ISD-maatregel, met argumenten over de eerdere ISD-maatregelen en de proportionaliteit van de straf.

De rechtbank heeft het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte een onveilige leefsituatie heeft en dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684432-17 (Promis)
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd [adres detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Visser, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 03 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer (broodjes) focaccia peperoni, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [naam filiaal] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. De bewijsmiddelen met de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen in de bijlage.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 3 oktober 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broodjes focaccia peperoni, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, filiaal [naam filiaal] , zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 (twee) jaren met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit om geen ISD-maatregel op te leggen. Zij heeft ter onderbouwing gesteld dat de vorige twee ISD-maatregelen, buiten toedoen van verdachte, niet goed voor verdachte zijn verlopen. Bovendien is oplegging van de maatregel, gelet op het gepleegde feit, in strijd met de proportionaliteit. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met bijzondere voorwaarden, zodat verdachte zich kan melden bij de Jellinekkliniek. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van één jaar met tussentijdse toetsing, waarbij getoetst moet worden of er iets aan zijn huisvesting en middelen van bestaan wordt gedaan. Meest subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte medische problematiek heeft en dat hij voor deze problematiek in een forensische psychiatrische afdeling moet worden geplaatst.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 21 december 2017, opgemaakt door S. van Niekerken. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Sinds de afloop van de vorige ISD-maatregel ontbreekt het betrokkene aan een stabiele leefsituatie. Tot aan zijn huidige detentie verbleef de heer [verdachte] veelal bij zijn broer in Breda in huis. Hij had geen zinvolle dagbesteding, geen inkomen en dronk ruim een halve fles wijn of sterke drank per dag. De reclassering acht hulpverlening noodzakelijk en ondanks dat de heer [verdachte] aangeeft daarvoor open te staan, schat de reclassering in dat de kans van slagen in een hulpverleningstraject in ambulant kader niet groot is, omdat de heer [verdachte] in het afgelopen jaar zijn afspraken met de reclassering niet is nagekomen.
De reclassering is van mening dat het kader van de ISD-maatregel de grootste kans van slagen biedt. Zolang de leefsituatie van de heer [verdachte] niet verandert, blijft de kans op recidive onverminderd aanwezig.
De heer [verdachte] geeft aan dat hij in het geval dat hij wederom een ISD-maatregel krijgt opgelegd, het liefst weer naar [naam P.I. 1] zou willen. Hij heeft daar naar eigen zeggen goed contact opgebouwd met de medewerkers en vindt het prettig dat zij hem al kennen. De reclassering heeft geprobeerd contact op te nemen met zijn toenmalige trajectbegeleider, maar dat is niet gelukt. Met de heer [naam] , vanuit reclassering Inforsa, aanwezig bij de ISD trajectbepaling in [naam P.I. 2] , is besproken hoe een eventuele ISD-maatregel zo kort volgend op de vorige maatregel vorm gegeven zou kunnen worden. De heer [naam] geeft aan dat in dat soort gevallen de intramurale fase versneld kan worden doorlopen, waarna zo spoedig mogelijk kan worden gestart met de extramurale fase. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de snelheid hiervan afhankelijk is van de wachtlijsten van de instelling waar het behandeltraject gaat plaatsvinden en de inzet van betrokkene. Mocht de heer [verdachte] in het geval van een ISD-maatregel niet naar [naam P.I. 1] kunnen, maar in [naam P.I. 2] worden geplaatst, zal de heer [naam] tijdens de trajectbepaling aandacht vragen voor het verloop van de vorige ISD-maatregel, zodat de heer [verdachte] niet hetzelfde traject hoeft te doorlopen. Als echter blijkt dat hij in [adres detentie] moet blijven, zal het traject daar bepaald worden.”
Ter terechtzitting heeft Van Niekerken haar rapport toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat de reclassering oplegging van de ISD-maatregel de enige passende afdoening vindt, nu andere modaliteiten niet zullen leiden tot gedragsverandering en voorkoming van recidive. Omdat verdachte reeds tweemaal een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, moet ervoor worden gewaakt dat hij niet opnieuw hetzelfde traject zal doorlopen als de vorige keren. Gelet op deze voorgeschiedenis, zou de ISD-maatregel moeten bestaan uit een kort intramuraal gedeelte, een klinisch gedeelte en aansluitend een begeleid wonen traject.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 14 december 2017 blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het feit meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld feit is begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen.
Gezien het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten, eist de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel. Een doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich immers niet schuldig maken aan strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte vaak hulp is aangeboden op meerdere probleemgebieden, wat helaas niet heeft geleid tot vermindering van het overlast gevende gedrag van verdachte. Een (deels) voorwaardelijke veroordeling met oplegging van bijzondere voorwaarden is dan ook een gepasseerd station. Er is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen.
Ook aan de voorwaarden uit de toepasselijke richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan: Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van het feit.
Om de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal te kunnen benutten, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daar wel op in mindering worden gebracht. Nut verdachte reeds twee keer de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, acht de rechtbank het van groot belang dat hij niet weer het gehele traject zal doorlopen, maar dat hij zo spoedig mogelijk een passende klinische behandeling krijgt, waarna hij begeleid, extramuraal, de maatregel kan volbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2018.