Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 februari 2018 in de zaken tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit I
on holdgezet had, dat hij eigenlijk vader en moeder tegelijk was, dat hij de kinderen begeleidde, huiswerk met hen maakte, zorgde voor ontspanning en met ze naar buiten ging. Eiser heeft op de zitting verder verklaard dat hij op het [adres] sliep in noodgevallen, bijvoorbeeld als de kinderen ziek waren, en dat hij alle vrije tijd die hij had aan de kinderen aanbood en dan ook daar was.
Bespreking van de gronden tegen deze bewijsmiddelen
5 juli 2015 niet op dat eiser in de war was. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank tegenover de politie helder en gedetailleerd verklaard over zijn woon-leefsituatie. Zo antwoordde hij onder andere dat hij woont op het [adres] , dat hij op de [adres] staat ingeschreven, dat de post daar naartoe mag omdat dat zijn postadres is en op de vraag hoelang hij op het [adres] woont, antwoordt: “Het vijfde jaar gaat nu in”. Dat de verklaring is afgelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek maakt niet dat verweerder haar besluitvorming niet op deze verklaring kon baseren of dat deze genuanceerd moet worden. Ook het feit dat deze gegevens zijn ontleend aan de vragen van de politie bij het inleidende sociaal verhoor, maakt niet dat aan de antwoorden minder waarde gehecht kan of moet worden. Hier geldt immers ook dat eiser gedetailleerd op deze vragen heeft geantwoord. De grond slaagt niet.
Het beroep van eiseres in de zaak met nummer AMS 16/4726
Het beroep van eiser in de zaak geregistreerd onder nummer AMS 16/6532
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit III ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.