ECLI:NL:RBAMS:2018:1021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
13/741260-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van inbraak en poging tot autodiefstal in Amsterdam

Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De zaak betreft twee parketnummers: 13/741260-17 en 13/706021-18. In de eerste zaak wordt de verdachte beschuldigd van het medeplegen van een inbraak in een woning en het stelen van diverse goederen, waaronder een televisie en een motorfiets, op 26 oktober 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de woning is binnengekomen door middel van braak en dat zij goederen hebben weggenomen die toebehoren aan de benadeelden. De herkenning van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden is als betrouwbaar beoordeeld. In de tweede zaak, die betrekking heeft op een poging tot autodiefstal op 19 oktober 2017, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte in de eerste zaak schuldig bevonden en een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, waarbij de ernst van de feiten en het recidiverisico zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en dat er geen andere optie is dan het opleggen van deze maatregel om de maatschappij te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/741260-17 (A-zaak) en 13/706021-18 (B-zaak)
Datum uitspraak: 23 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres] ,
gedetineerd in het [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B. Hartman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 13/741260-17:
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 omstreeks 04:00, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] en/of in/uit een box behorende bij die woning heeft weggenomen een televisie en/of een laptop (merk Apple type Macbook Pro) en/of een of meer tablet(s) (merk Samsung en/of Apple) en/of een cadeaubon (van Louis Vuitton) t.w.v. 60,- euro en/of een of meer parfum(s) en/of een tondeuse en/of een of meer paar schoenen en/of kleding en/of een of meer sleutel(s) (behorende bij een motorfiets van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 1] ) en/of een buggy (merk Stokke), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte
en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning en/of die box heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [verdachte] op of omstreeks 26 oktober 2017 omstreeks 04:00, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] en/of in/uit een box behorende bij die woning heeft weggenomen een televisie en/of een laptop (merk Apple type Macbook Pro) en/of een of meer tablet(s) (merk Samsung en/of Apple) en/of een cadeaubon (van Louis Vuitton) t.w.v. 60,- euro en/of een of meer parfum(s) en/of een tondeuse en/of een of meer paar schoenen en/of kleding en/of een of meer sleutel(s)
(behorende bij een motorfiets van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 1] ) en/of een buggy (merk Stokke), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning en/of die box heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 26 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan.
en/of
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 omstreeks 04:28, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een parkeergarage (behorende bij de woning gelegen aan de [adres] ) een motorfiets (kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die parkeergarage heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van de bij voornoemde inbraak buit gemaakte sleutel.
In de zaak met parketnummer 13/706021-18
hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een (personen)auto (voorzien van kenteken: [kenteken 2] ) en/of een tas en/of een
smartphone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een vooralsnog onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, naar voornoemde (personen)auto is gegaan en/of vervolgens een of meer ruit(en) van voornoemde (personen)auto heeft/hebben geforceerd/beschadigd (teneinde toegang tot voornoemde (personen)auto te verkrijgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - samengevat weergegeven - op het standpunt gesteld dat verdachte en de twee medeverdachten op 26 oktober 2017 samen hebben ingebroken in de woning aan de [adres] en de daarbij horende box waarbij zij meerdere goederen, waaronder een Yamaha motor, hebben buitgemaakt.
Ook het medeplegen van de poging tot autodiefstal op 19 oktober 2017 door tegen de autoruit te slaan kan worden bewezen. De verdachte is met een andere man door de getuige gezien, en die getuige hoorde een harde klap. Door de politie is geconstateerd dat een autoruit kapot was. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders dan dat verdachte zich aan dit feit mede schuldig heeft gemaakt.
De feiten kunnen volgens de officier van justitie dan ook worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdacht ontkent de feiten te hebben gepleegd. De medeverdachte [medeverdachte 2] , die heeft toegegeven met anderen bij de diefstal van de motor betrokken te zijn, heeft ter zitting verklaard dat hij verdachte niet kent en dat hij niet met jongere jongens zoals verdachte omgaat. Aan de herkenning van de verbalisanten dient de rechtbank geen waarde te hechten. Op basis van de camerabeelden kan er hooguit worden geconcludeerd dat de persoon op de camerabeelden kenmerken bezit die overeenkomen met verdachte. Dit is echter niet betrouwbaar genoeg om daadwerkelijk vast te kunnen stellen dat het verdachte is die op de beelden is te zien. De beelden zijn ook van te ver gefilmd en van een te slechte kwaliteit om betrouwbare uitspraken over de identiteit van de personen op de beelden te kunnen te doen. Ook uit de sms-berichten uit de Nokia-telefoon kan niet de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak worden afgeleid. De raadsman bestrijdt bovendien dat de Nokia-telefoon waaruit de berichten afkomstig zijn, onder verdachte in beslag is genomen. De telefoon die is onderzocht heeft namelijk als goednummer 5481904, terwijl de onder verdachte in beslag genomen telefoon (zie pag. E209) goednummer 547760 draagt. Het team Digitale Opsporing lijkt dus een andere telefoon te hebben onderzocht. Ook blijkt niet op andere wijze dat de telefoon aan verdachte is te linken. Er is onvoldoende overtuigend bewijs om verdachte voor de woninginbraak en de diefstal te veroordelen.
Er is ook onvoldoende bewijs voor het medeplegen van de poging tot auto-inbraak. Het gehele bewijs is gestoeld op de verklaring van de getuige [getuige] . Deze heeft echter niet gezien wie verantwoordelijk is voor de klap op de auto. Verdachte heeft aangegeven dat hij heeft gezien dat een andere jongen dit heeft gedaan, maar dat hij zelf geen enkel actief aandeel in het gebeuren heeft gehad. Ook uit het wegrennen voor de politie kan geen actieve betrokkenheid bij het feit worden gedestilleerd. Verdachte was bang dat hij voor dit feit verantwoordelijk gesteld zou worden. Ook voor dit feit dient verdachte vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 13/741260-17 (zaak A):
De rechtbank is onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat het door de raadsman gevoerde bewijsverweer, inhoudende – kort samengevat – dat verdachte in het geheel niet betrokken is geweest bij de woninginbraak en de motordiefstal, wordt weerlegd door de door de rechtbank redengevend geachte feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen.
Vaststaat dat er op 26 oktober 2017 is ingebroken in de woning op het adres [adres] in Amsterdam en in de daarbij behorende box en parkeergarage. Daarbij zijn meerdere goederen en een motor buitgemaakt.
Er zijn camerabeelden uit de parkeergarage van vlak na de inbraak in de woning veilig gesteld en bekeken. Verdachte is door verbalisanten aan de hand van die (bewegende) beelden ondubbelzinnig herkend. De rechtbank heeft deze beelden bekeken en vastgesteld dat de beelden van zodanig goede kwaliteit zijn dat het goed mogelijk is om daarop een betrouwbare herkenning te baseren. Op de beelden zijn de gezichten van de drie daarop zichtbare mannen meerdere malen in beeld gekomen. NN1 (door de verbalisanten herkend als verdachte) bevindt zich meerdere keren op korte afstand van de camera. Hoewel het hoofd van verdachte deels bedekt is met een capuchon, is een groot deel van het gezicht meermalen te zien. De rechtbank acht voorts van belang dat niet één maar twee verbalisanten verdachte hebben herkend. Zij zijn ambtshalve goed bekend met verdachte en hebben hem in het verleden geregeld gecontroleerd of staande gehouden, dan wel hebben op straat met hem gesproken. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen feiten en omstandigheden die een herkenning mogelijk onbetrouwbaar zouden maken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet van belang of de verbalisanten specifieke kenmerken hebben genoemd waaraan zij verdachte menen te herkennen. Het noemen van dergelijke kenmerken is immers feitelijk niet meer dan een in woorden gegoten rationalisatie achteraf van een herkenning van die persoon in zijn of haar geheel, zonder dat daarbij sprake is van een optelsom van verschillende lichamelijke kenmerken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de verbalisanten gedane herkenningen valide en betrouwbaar zijn en voor het bewijs dat verdachte één van daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij verdachte niet kent en niet eerder dan op de zitting heeft gezien, acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De rechtbank leidt de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak verder af uit de sms-berichten die zijn aangetroffen op de onder verdachte in beslag genomen telefoon. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat deze telefoon niet onder verdachte in beslag is genomen en verwijst in dit verband naar de kennisgeving van inbeslagneming (pag. E2 03 t/m 05). Daar is vermeld dat de Nokia telefoon tijdens de aanhouding van verdachte is aangetroffen in een zwarte winterjas met bontkraag die naast het bed van verdachte hing. Deze jas heeft verdachte meegenomen naar het cellencomplex. De rechtbank schrijft deze telefoon dan ook aan verdachte toe. De kennisgeving van inbeslagneming vermeldt goednummer 5477657, maar op grond van het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Nokia telefoon [verdachte] gaat de rechtbank ervan uit dat dit de telefoon is die onder verdachte in beslag is genomen en dat op de kennisgeving abusievelijk een verkeerd goednummer is vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat in de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden – zoals deze naar voren komen uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen – besloten ligt dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het wegnemen van goederen uit de woning en box. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat op de beelden te zien is dat verdachte en zijn mededaders vlak na de inbraak in de woning heen en weer lopen door de parkeergarage met tassen die kennelijk zijn gevuld met spullen die zojuist uit de woning zijn ontvreemd, alsmede met de uit de woning weggenomen TV, terwijl verdachte hiervoor geen verklaring heeft gegeven.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook bewezen, ook ten aanzien van het medeplegen.
In de zaak met parketnummer 13/706021-18 (zaak B):
In deze zaak slaagt het verweer van de raadsman en zal zij verdachte vrijspreken. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte als medepleger verantwoordelijk moet worden gehouden voor de poging tot inbraak in de auto.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde:
op 26 oktober 2017, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres] en uit een box behorende bij die woning heeft weggenomen een televisie en een laptop (merk Apple type Macbook Pro) en tablets (merk Samsung en Apple) en een cadeaubon van Louis Vuitton t.w.v. 60,- euro en parfums en een tondeuse en schoenen en kleding en een sleutel (behorende bij een motorfiets van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 1] ) en een buggy (merk Stokke), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die woning en die box hebben verschaft door middel van braak.
en
op 26 oktober 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een parkeergarage (behorende bij de woning gelegen aan de [adres] ) een motorfiets (kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die parkeergarage hebben verschaft door middel van braak en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van de bij voornoemde inbraak buit gemaakte sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet op zijn plaats is. Verdachte heeft voor deze zaak nu ruim drie maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Daarmee loopt zijn detentie uit de pas met de detentie van de medeverdachten (2 dagen en 2 weken). Verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan hulpverlening en is ook zelf op zoek gegaan naar begeleiding. Hij werkt intensief samen met Streetcornerwork en de medewerker van de Top1000. In de rapportage die nu is opgemaakt wordt onvoldoende aandacht besteed aan hetgeen verdachte, als zwakbegaafde jongen die soms moeite heeft bij het vinden van de juiste wegen om zijn problemen aan te pakken, zelf heeft gerealiseerd. Verdachte dient nog een laatste kans te krijgen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een woning- en box-inbraak, waarbij een groot aantal goederen, waaronder een motor, is weggenomen. Verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. De benadeelden hebben hierdoor materiële schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft laten zien dat hij kiest voor een criminele levensstijl, terwijl hij daartegenover geen enkele bijdrage levert aan de maatschappij. Hij maakt sinds 2012 deel uit van de top1000, heeft geen stabiele huisvesting, inkomen of dagbesteding en werkt onvoldoende mee met de van alle kanten aangeboden hulpverlening om zijn situatie te verbeteren.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 januari 2018 blijkt dat verdachte meermalen veroordeeld is voor gekwalificeerde diefstal. Er is ten aanzien van vermogensdelicten sprake van een delictpatroon.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 31 januari 2018, opgemaakt door J.M. Bremer. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De reclassering concludeert dat de heer [verdachte] genoeg kansen heeft gekregen binnen
een ambulant traject, maar zich keer op keer niet aan de voorwaarden heeft
gehouden. Voornamelijk doordat hij meerdere malen heeft gerecidiveerd tijdens
lopende meldplichten. Hierdoor lukt het steeds niet om de hulpverlening op gang te
krijgen of worden trajecten onderbroken (zoals bijvoorbeeld een opleiding of begeleid
wonen). Gezien de externaliserende houding van betrokkene en zijn gebrek aan
zelfinzicht of uit tactische overwegingen stelselmatige ontkenning van strafbare feiten,
zijn er naar onze mening op dit moment in een ambulant kader geen mogelijkheden
meer voor gedragsverandering.
In het huis van bewaring lukt het de heer [verdachte] ook niet om zich aan de geldende
regels en voorwaarden te houden blijkens de invoer van hasj, een positieve
urinecontrole en wangedrag op zijn verblijfsafdeling. Om deze redenen is Reclassering
Nederland van mening dat een ISD maatregel geïndiceerd is.
Een ISD-maatregel biedt de heer [verdachte] de mogelijkheid - in eerste instantie - binnen
gesloten setting deel te nemen aan interventies gericht op gedragsverandering. De
reclassering neemt binnen de PI-locatie deel aan het ISD-trajectoverleg waarbij het
trajectplan (grotendeels) wordt opgesteld.
Interventies op het gebied van huisvesting, dagbesteding, scholing, financiën, sociale
omgeving, vaardigheden en houding zijn geïndiceerd en kunnen worden gerealiseerd
in het kader van een ISD-maatregel. De diverse interventies en
behandelmogelijkheden binnen de maatregel, zullen naar verwachting bijdragen aan
het verminderen van de criminogene factoren en betrokkene zicht bieden op een
delictvrij bestaan. De resultaten zijn echter afhankelijk van de medewerking van en
inspanning door betrokkene. Met bijna alle gedetineerden wordt tijdens de maatregel overeenstemming bereikt over het voortijdig uitstromen naar de extramurale fase, meestal een forensische begeleidings- of behandelsetting. In praktijk blijkt dat veelplegers binnen de maatregel wél passende hulp accepteren die eerder vermeden werd.
Mevrouw Bremer heeft haar advies op de terechtzitting nader toegelicht en gehandhaafd.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 12 januari 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 26 oktober 2017 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt dat ook aan de voorwaarden uit de richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van het ten laste gelegde feit. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. De rechtbank overweegt dat uit de rapportage en de toelichting daarop van mevrouw Bremer blijkt dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt. Hij blijft strafbare feiten plegen en werkt onvoldoende mee aan hulpverlening of toezicht, in welk kader dan ook. Om het recidiverisico te verlagen is er daarom geen andere optie dan oplegging van een ISD-maatregel.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 311, van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 13/706021-18 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder zaak 13/68741260-17 ten laste gelegde:
Primair:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen.
En
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Kentekenplaat [kenteken 3] (5477748)
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2018.
Bijlage: Bewijsmiddelen
[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]