ECLI:NL:RBAMS:2018:10184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
C/13/654272 / HA ZA 18-944
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing bij verstek in civiele procedure tussen CLEOFA B.V. en gedaagde

Op 17 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam in een civiele procedure uitspraak gedaan in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CLEOFA B.V., gevestigd te Amsterdam, tegen een gedaagde die niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde door eiseres niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering toegewezen. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarna gedaagde verstek heeft laten verlenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Eiseres heeft deze zaak samen met andere soortgelijke zaken aanhangig gemaakt, waardoor de kosten aan de zijde van eiseres zijn begroot op het griffierecht van € 1.950,00. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld om aan eiseres een bedrag van € 61.910,28 te betalen, alsook in de proceskosten tot op heden begroot op € 1.950,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. C.H. Rombouts.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/654272 / HA ZA 18-944
Vonnis van 17 oktober 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEOFA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. G. Reisenstadt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu eiseres deze zaak met diverse andere soortgelijke zaken aanhangig heeft gemaakt, ook jegens gedaagden die wel verweer hebben gevoerd, wordt geoordeeld dat voor deze zaak geen aanvullende proces- of dagvaardingskosten zijn gemaakt. De kosten aan de zijde van eiseres worden daarom begroot op de kosten die zij heeft moeten maken voor het nageheven griffierecht in deze zaak.
- dagvaarding € 0,00
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
0,00
Totaal € 1.950,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 61.910,28 (éénenzestig duizendnegenhonderdtien euro en achtentwintig eurocent),
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.950,00,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.type: CHR