ECLI:NL:RBAMS:2018:10144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
13/684159-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor diefstal met geweld, met bijzondere voorwaarden en een deels voorwaardelijke werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2018. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, heeft een vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels. De rechtbank heeft ook gehoord van vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam.

De tenlastelegging omvatte het achtervolgen van het slachtoffer, het onderuit trappen en het steken met een stanleymes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2018 in Amsterdam op de openbare weg een portemonnee en een paspoort heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld, maar niet aan het steken met een mes, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 106 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten deelname aan de Intensieve Forensische Aanpak en samenwerking met een woongroep, onder toezicht van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte een first offender is en met de rol van het slachtoffer tijdens het incident. De rechtbank heeft ook de conclusies van psychologen en de Raad voor de Kinderbescherming in haar beslissing meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684159-18
Datum uitspraak: 19 september 2018
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), mevrouw [naam 3] , namens [woongroep] en de ouders van verdachte.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is -na ter terechtzitting toegestane wijziging- ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg, te weten de Singel, althans op een openbare weg, een
portemonnee en/of een rugzak en/of een paspoort, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- achter voornoemde [slachtoffer] aan te rennen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] onderuit te trappen en/of te schoppen en/of voornoemde [slachtoffer] onderuit te halen door met zijn, verdachtes, skateboard naar voornoemde [slachtoffer] uit te halen; en/of
- met een stanleymes te steken in de ringvinger van voornoemde [slachtoffer] ;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair;
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door
- ( terwijl verdachte achter voornoemde [slachtoffer] aan rende) voornoemde [slachtoffer] onderuit te trappen en/of
- te schoppen en/of voornoemde [slachtoffer] onderuit te halen door met zijn, verdachtes, skateboard naar voornoemde [slachtoffer] uit te halen waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen; en/of
- met een stanleymes te steken in de ringvinger van voornoemde [slachtoffer] , waardoor deze
ringvinger deels is losgekomen van de hand van [slachtoffer] ;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
Verdachte heeft verklaard dat hij achter de aangever is aangerend en dat hij met zijn skateboard naar aangever heeft uitgehaald, dat aangever over een paaltje viel en dat verdachte hem toen heeft geraakt. Hij heeft met zijn hand in de zak van de aangever gevoeld en vervolgens zijn portemonnee gepakt. Hij is vervolgens weggelopen bij de aangever. Nadat hij zag dat er niets in de portemonnee zat, heeft hij deze weggegooid. Vervolgens is hij naar de aangever teruggelopen, die in een tas aan het kijken was, en zag dat deze weg begon te rennen. Verdachte heeft vervolgens de tas gepakt. Toen hij zag dat er niets in de tas zat, heeft hij deze achtergelaten. Het in de tas aangetroffen paspoort heeft hij daar weggegooid. Met de overige spullen heeft hij niets gedaan. De aangever heeft verklaard dat hij is beroofd, maar heeft wisselend verklaard over wat er is gebeurd. De getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte achter de aangever aanrende en iets weggooide, vermoedelijk een rode zakdoek. Getuige [getuige] zag daarna dat aangever een hoofdwond had aan de rechterzijde en dat zijn gezicht en (vermoedelijk zijn linker)hand helemaal onder het bloed zaten, hetgeen ook de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, heeft bevestigd.
De rechtbank acht op grond van genoemde verklaringen bewezen dat verdachte de portemonnee en het paspoort van de aangever heeft weggenomen. Verdachte heeft deze spullen tot zich genomen en bekeken op hun waarde en deze vervolgens weggegooid, waardoor hij als heer en meester over deze goederen heeft beschikt. Verdachtes verklaring dat hij slechts de bedoeling had om zijn eigen spullen terug te krijgen, doet daar niet aan af.
Nu uit geen enkel bewijsmiddel blijkt dat verdachte de tas van de aangever heeft weggenomen van de plaats waar hij hem heeft aangetroffen, acht de rechtbank diefstal van de tas niet bewezen. De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte bij de diefstal geweld heeft gebruikt jegens de aangever, nu uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij naar de aangever heeft uitgehaald met zijn skateboard en hem heeft geraakt. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de aangever met een mes heeft gestoken, nu het dossier hiervoor onvoldoende aanwijzingen bevat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair:
op 11 april 2018 te Amsterdam op de openbare weg, te weten de Singel, een portemonnee en een paspoort die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden, door
- achter voornoemde [slachtoffer] aan te rennen en
- met zijn, verdachtes, skateboard naar voornoemde [slachtoffer] uit te halen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 28 dagen, met aftrek van voorarrest en een werkstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden het deelnemen aan Intensieve Forensische Aanpak (IFA) en het meewerken met [woongroep] , met toezicht en begeleiding door JBRA.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting jeugd, welke dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en regelmatig worden geactualiseerd. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door een first offender. Bij de eerste keer recidive kan een verhoging worden toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit. Bij verdere recidive kan een verhoging worden toegepast van meer dan 50% of een andere strafmodaliteit.
In de onderhavige zaak geldt als uitgangspunt voor strafoplegging dat ten aanzien van diefstal met geweld met als strafverzwarende omstandigheid fysiek geweld een werkstraf van 120 uren of jeugddetentie van 60 dagen kan worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 augustus 2018. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport, opgemaakt op 20 juli 2018 door de psychologen M.E. de Wit en D.E.M. van Dijk.
De psychologen komen tot de volgende conclusie. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een autisme-spectrum stoornis (licht). Daarnaast is er sprake van een ouder-kind relatieprobleem (met beide ouders) en een stoornis in cannabisgebruik. Dit was ook het geval in aanloop naar en ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde aan verdachte in enigszins verminderde mate toe te rekenen. Voorts dient IFA te worden voortgezet en indien dit onvoldoende ondersteuning biedt, is therapeutische begeleiding in de vorm van een individueel traject, bijvoorbeeld bij de Waag of Bascule, aan de orde. Dit zou kunnen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke taakstraf, onder voortzetting van begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Raad van 4 juni 2018.
De Raad heeft ter terechtzitting geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden het deelnemen aan IFA en het meewerken met [woongroep] , met toezicht en begeleiding door JBRA. Volgens de Raad vindt verdachte het moeilijk om situaties in te schatten. Er bestaat nu een positief beeld van verdachte.
JBRA heeft ter terechtzitting verklaard dat het inmiddels heel goed gaat met verdachte. De hulpverlening sluit aan bij verdachte en verloopt goed.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf op te leggen van na te melden duur. De rechtbank acht het -anders dan de officier van justitie- niet aangewezen om aan verdachte (28 dagen) jeugddetentie op te leggen. In plaats daarvan verhoogt de rechtbank het aantal uren werkstraf (met 56 uren). Hierbij is in aanmerking genomen dat verdachte first offender is. Ook is rekening gehouden met de rol van het slachtoffer tijdens het incident voorafgaande aan het strafbare feit.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
106 (honderd zes) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 53 (drieënvijftig) dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van
25 (vijfentwintig) urennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- deelneemt aan Intensieve Forensische Aanpak (IFA);
- meewerkt aan [woongroep]
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.C. van Dam van Isselt, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Wilbers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2018.