Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
1.De procedure
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 21 maart 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- de brief van 5 juni 2018 met aanvullende producties aan de zijde van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 juni 2018 met de daarin genoemde stukken,
- de hersteldagvaardingen van 4 juli 2018 en 10 juli 2018 waarbij [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] als mede-erfgenamen van [moeder] in de procedure betrokken zijn en het tegen hen verleende verstek,
- de hersteldagvaarding van 10 juli 2018 waarbij [gedaagde sub 1] eveneens in haar hoedanigheden van executeur van de nalatenschap van [moeder] en van testamentair bewindvoerder van [gedaagde sub 1] (rechtbank: kennelijk is [gedaagde sub 3] hier bedoeld) bij het geding is betrokken,
- de brief van de raadsman van [gedaagde sub 1] van 17 juli 2018 waarin deze zich namens [gedaagde sub 1] heeft gesteld tevens in haar hoedanigheden van executeur van de nalatenschap van [moeder] en van testamentair bewindvoerder van [gedaagde sub 3] ,
- de naar aanleiding van het proces-verbaal nagekomen brief van mr. Reinders Folmer.
2.De feiten
- [gedaagde sub 1] , [eiser] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] elk voor één vijfde,
- [gedaagde sub 3] voor één vijfde met vermindering van de waarde van hetgeen haar kleinkinderen [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] als erfgenamen uit de nalatenschap verkrijgen en
- [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] voor de waarde van de aan hen gelegateerde bloot eigendom van een woonhuis.
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
26 september 2018voor het nemen van een akte door partijen waarin zij zich uitlaten over het aantal te benoemen deskundigen, de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) te stellen vraag als verwoord in 4.6.,