In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Marokko, een aanvraag ingediend voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door de Sociale Verzekeringsbank is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 juni 2018 was eiseres niet aanwezig, maar de verweerder was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor AOW-pensioen, aangezien haar partner niet voldoende verzekerd was in Nederland. Eiseres heeft geen recht op AOW-pensioen, en haar griffierecht wordt niet teruggegeven.
Daarnaast heeft de rechtbank ambtshalve geoordeeld over de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale duur van de procedure meer dan drie jaar en zes maanden heeft bedragen, wat de redelijke termijn van twee jaar overschrijdt. De vertraging was voornamelijk te wijten aan het bestuursorgaan, dat het beroepschrift van eiseres pas na lange tijd naar de rechtbank heeft doorgestuurd. Gezien deze overschrijding heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,- aan eiseres, als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 juni 2018.