ECLI:NL:RBAMS:2018:10040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
AMS 17/5237
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over AOW-pensioen aanvraag en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Marokko, een aanvraag ingediend voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door de Sociale Verzekeringsbank is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 juni 2018 was eiseres niet aanwezig, maar de verweerder was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor AOW-pensioen, aangezien haar partner niet voldoende verzekerd was in Nederland. Eiseres heeft geen recht op AOW-pensioen, en haar griffierecht wordt niet teruggegeven.

Daarnaast heeft de rechtbank ambtshalve geoordeeld over de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale duur van de procedure meer dan drie jaar en zes maanden heeft bedragen, wat de redelijke termijn van twee jaar overschrijdt. De vertraging was voornamelijk te wijten aan het bestuursorgaan, dat het beroepschrift van eiseres pas na lange tijd naar de rechtbank heeft doorgestuurd. Gezien deze overschrijding heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,- aan eiseres, als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5237
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (Marokko), eiseres,

en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen. Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2018. Eiseres was niet ter zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 2.000,-.

Overwegingen

Recht op AOW-pensioen?
1.1
Eiseres vraagt in beroep dat er nogmaals naar haar AOW wordt gekeken.
1.2
De rechtbank overweegt het volgende.
1.3
Op het moment dat eiseres de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, in 2015, gold op grond van artikel 7, eerste lid, onder b, van de AOW dat een recht op AOW-pensioen alleen kan bestaan als de verzekering minimaal één kalenderjaar heeft geduurd.
1.4
Eiseres doet een aanspraak op de AOW, omdat haar partner in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest in de periodes van:
- 9 maart 1979 tot en met 30 oktober 1979, en
- 12 maart 1982 tot en met 21 juni 1982.
Dit is tezamen elf maanden en twee dagen. Een periode van elf maanden en twee dagen is korter dan één kalenderjaar. Om die reden bestaat in geval van eiseres geen recht op een AOW-pensioen. Het beroep is daarom ongegrond. Eiseres krijgt haar griffierecht niet terug.
Toekenning schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn
2.1
In beginsel hoeft de rechtbank niet te toetsen of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden als daarover in beroep niet wordt geklaagd. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), heeft echter bepaald dat de rechtbank hierover wel ambtshalve kan oordelen als specifieke omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. [1] In geval van eiseres is sprake van zulke omstandigheden. Eiseres procedeert namelijk zonder professionele gemachtigde en het is niet duidelijk of zij de Nederlandse taal voldoende machtig is.
2.2
Bij de vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden, geldt als regel dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Kort gezegd mogen de bezwaar- en beroepsfase samen in totaal twee jaar in beslag nemen. [2] De rechtbank moet daarbij ook beoordelen in hoeverre de termijnoverschrijding is toe te rekenen aan het bestuursorgaan, dan wel de rechter. Als de redelijke termijn is overschreden, wordt voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
2.3
In geval van eiseres zijn in totaal drie jaar en ruim zes maanden verstreken vanaf het maken van bezwaar op 12 december 2014 tot de datum waarop de rechtbank uitspraak doet. Deze vertraging is in de bestuurlijke fase is ontstaan. Verweerder heeft namelijk op 10 april 2015 het beroepschrift van eiseres ontvangen, maar heeft dit beroepschrift pas op 1 september 2017 naar de rechtbank doorgezonden. Er is geen aanleiding om deze vertraging gerechtvaardigd te achten. Dat betekent dat in deze zaak de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met ruim één jaar en zes maanden. Uitgaande van deze overschrijding heeft eiseres recht op een schadevergoeding van vier halve jaren maal € 500,00, oftewel in totaal: € 2.000,-.
2.4
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verweerder veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.000,- als schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Er zijn verder geen overige voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G. Sijbrands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Décision

Le tribunal :
- déclare l’appel non fondé ;
- condamne le défendeur à payer au demandeur des dommages et intérêts à un montant de € 2.000,- (deux milles euros).
Cette décision est statuée par mr. R. Hirzalla, juge, en présence de mr. A.G. Sijbrands,
greffier. La décision est statuée publiquement le 13 juin 2018.
[signature] [signature]
Le greffier Le juge
Une copie est expédiée aux parties le :[date]

Voie de recours

Dans un délai de six semaines après le jour de l’expédition de cette décision, on peut interjeter appel devant le Centrale Raad van Beroep (Conseil d’Appel Central Néerlandais). Au cas où appel a été interjeté, on peut demander au juge de l’instance d’appel de prendre une mesure provisoire.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 januari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:108).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 augustus 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3255).