ECLI:NL:RBAMS:2017:9962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
13/752071-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en diefstal

Op 12 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 november 2017 en betreft een verzoek van het Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, Polen, dat op 13 oktober 2017 het EAB heeft uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1974 in Polen, is thans gedetineerd en heeft de Poolse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 28 november 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, voerde verweer tegen de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in 2008 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan nog 1 jaar, 11 maanden en 27 dagen resteert. De verdediging betoogde dat de opgeëiste persoon oorspronkelijk tot een voorwaardelijke straf was veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de feiten die aan de overlevering ten grondslag liggen, beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoen aan de Nederlandse strafwet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf kan ondergaan in Polen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752071-17
RK nummer: 17/7403
Datum uitspraak: 12 december 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 oktober 2017 door
The Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1974,
opgegeven woonadres: [adres] ,
thans gedetineerd in [P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 november 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn verlengd waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court in Gorzów Wielkopolskivan 25 september 2008, met kenmerk: II K 121/08.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 1 jaar, 11 maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon bij vonnis van 25 september 2008 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld en dat die straf bij beslissing van 13 januari 2010 is omgezet in een onvoorwaardelijke straf. Bij deze laatste beslissing is de opgeëiste persoon nooit aanwezig geweest, noch heeft hij een oproep ontvangen. Omdat sprake is van een tenuitvoerleggingsbeslissing, moet de behandeling van de zaak worden aangehouden om het antwoord af te wachten op de vraag over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf die door de rechtbank op 28 september 2017 is gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:NL:RBAMS:2017:7037 en C-571/17 PPU, [zaak A.] ). De raadsman verwijst in dit verband naar de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 november 2017 en naar het feit dat de opgeëiste persoon stelt dat hij in eerste instantie tot een voorwaardelijke straf is veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. In het EAB wordt slechts melding gemaakt van een vonnis van
the District Court in Gorzów Wielkopolskivan 25 september 2008. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 november 2017 is als volgt meegedeeld:
I want to c1arify that Mr. [opgeëiste persoon] was sentenced solely by the Circuit Court in Gorzow Wielkopolski on September 25, 2008 in proceedings No II K 121/08 to 2 years of imprisonment, while the court decision of January 13, 2017 mentioned in item ‘B’ of the EAW of April 21, 2011 refers to the lifting of a preventive measure, i.e. ban on leaving the country, imposed on Mr. [opgeëiste persoon] . For this reason the EAW of October 13, 2017 contains only information about the final convicting judgment delivered against Mr. [opgeëiste persoon] .
Het EAB van 21 april 2011 dat hier wordt genoemd, is door de uitvaardigende autoriteit ingetrokken naar aanleiding van vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) over de in dat EAB genoemde beslissing van 13 januari 2010. Hierop is een nieuw EAB uitgevaardigd waarin geen melding meer wordt gemaakt van deze beslissing. In voornoemde brief van 9 november 2017 is bovendien toegelicht dat de beslissing van 13 januari 2010 niet ziet op de omzetting van een oorspronkelijk voorwaardelijk opgelegde straf.
Uit onderhavig EAB van 22 november 2017 en de informatie van 9 november 2017 blijkt dat de opgeëiste persoon
solelyop 25 september 2008 door
the District Court in Gorzów Wielkopolskiis veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar
.De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De enkele stelling van de opgeëiste persoon dat hij oorspronkelijk tot een voorwaardelijke straf is veroordeeld, is hiervoor niet voldoende. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af.

5.Strafbaarheid

5.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten I, III, IV en V kan achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit deze feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 26, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
handel in gestolen voertuigen
5.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten II en VI niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die zijn neergelegd in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van andere dan de in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschriften op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 219 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Departmentten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R. Funke Küpper en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.