ECLI:NL:RBAMS:2017:9801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
13/730034-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ambtenaar voor oplichting van illegale vreemdelingen met valse verblijfsdocumenten

Op 28 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige ambtenaar, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De zaak betreft oplichting van illegale vreemdelingen, waarbij de verdachte hen voorhield dat hij tegen betaling verblijfsvergunningen kon regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 april 2014, meermalen valse geschriften heeft opgemaakt en gebruikt, en dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse documenten om geldbedragen van de slachtoffers te verkrijgen. De verdachte heeft in totaal 8100 euro van een slachtoffer ontvangen, terwijl hij niet in staat was om de beloofde verblijfsvergunning te regelen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft eerder ook al voor vergelijkbare feiten gevangenisstraffen gekregen, wat de rechtbank als laakbaar heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de straf gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het misbruik van zijn positie als ambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730034-14
Datum uitspraak: 28 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1956,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.J. de Groot, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.S. Sewgobind, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met heden te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en), te weten (onder meer)
  • een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van die [slachtoffer 1] alsmede een (niet-bestaand/foutief) V-nummer [V-nummer] en/of
  • een advies van de korpschef/politie aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en/of
  • een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede V-nummer en/of
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 2] alsmede V-nummer [V-nummer] en/of
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 3] alsmede V-nummer [V-nummer] en/of
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 4] alsmede V-nummer [V-nummer] en/of
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 5] alsmede V-nummer [V-nummer] en/of
- ( telkens) zijnde één of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk valselijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid op genoemd(e) geschrift(en) vermeld of doen vermelden dat dit/deze geschrift(en) betrekking heeft/hebben op (een) aanvraag/aanvragen verblijfsvergunning van de daarop genoemde persoon en/of het daarop genoemde V-nummer, te weten de bovengenoemde V-nummers, en/of dat dit/deze geschrift(en) afkomstig en/of ontvangen en/of verzonden is/zijn van/door/aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst en/of genoemd(e) geschrift(en) voorzien van een of meer handtekening(en) ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgave(n), zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met heden te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valselijk opgemaakte en/of vervalste geschrift(en), te weten (onder meer)
  • een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van die [slachtoffer 1] alsmede een (niet-bestaand/foutief) V-nummer [V-nummer] en/of
  • een advies van de korpschef/politie aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en/of
  • een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011
  • een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede V-nummer [V-nummer] en/of
- ( telkens) zijnde één of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig te feit te dienen - bestaande die valsheid/valsheden of vervalsing(en) hierin dat (telkens) in strijd met de waarheid (onder meer) op dat/die geschrift(en) staat vermeld dat deze betrekking heeft/hebben op (een) aanvraag/aanvragen verblijfsvergunning van de daarop genoemde persoon en/of het daarop genoemde V-nummer, te weten het bovengenoemde V-nummer, en/of dat dit/deze geschrift(en) afkomstig en/of ontvangen en/of verzonden is/zijn van/door/aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst, bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dat/die geschrift(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan illegale vreemdelingen, waaronder [slachtoffer 1] , teneinde die illegale vreemdelingen en/of [slachtoffer 1] te doen voorkomen dat daadwerkelijk (een) aanvraag/aanvragen verblijfsvergunning is/zijn gedaan en/of die illegale vreemdeling [slachtoffer 1] te bewegen de/het verschuldigde bedrag(en) te betalen aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
2. hij in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met heden te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en) , te weten (onder meer) [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten ten aanzien van die [slachtoffer 1] in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 12.000 euro, althans 8100 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • die [slachtoffer 1] doen voorkomen dat hij, al dan niet in zijn hoedanigheid als gemeenteambtenaar te Amsterdam, en/of zijn mededaders tegen betaling van een of meerdere geldbedrag(en), te weten in totaal (ongeveer) 12.000 euro per verblijfsvergunning, (een) verblijfsvergunning(en) kon/konden regelen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders daartoe feitelijk niet in staat was/waren en/of
  • die [slachtoffer 1] ten behoeve van een aanvraag verblijfsvergunning bewogen een aanbetaling van 3000 euro en/of 2500 euro en/of 2600 euro aan verdachte en/of zijn mededaders te doen en/of
  • aan die [slachtoffer 1] vervolgens een of meerdere (valse en/of vervalste) geschriften/documenten verstrekt, te weten: een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van die [slachtoffer 1] alsmede een niet-bestaand/foutief V-nummer, te weten [V-nummer] , en/of een "bijlage fotokaart" van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede bovengenoemd V-nummer en/of een advies van de korpschef/politie aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en/of een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
en/of
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met heden te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere perso(o)n(en), te weten (onder meer) [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), per persoon/verblijfsvergunning in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 12.500 euro en/of 12.000 euro en/of 10.000 euro, althans enig geldbedrag in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] doen voorkomen dat hij, al dan niet in zijn hoedanigheid als gemeenteambtenaar te Amsterdam, en/of zijn mededaders tegen betaling van een of meerdere geldbedrag(en), te weten in totaal (ongeveer) 12.500 euro en/of 12.000 euro en/of 10.000 euro per verblijfsvergunning, (een) verblijfsvergunning(en) kon/konden regelen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders daartoe feitelijk niet in staat was/waren en/of
  • die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ten behoeve van een aanvraag/aanvragen verblijfsvergunning bewogen, althans getracht te bewegen een of meerdere (aan)betalingen aan verdachte en/of zijn mededaders te doen en/of
  • aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] een of meerdere (valse en/of vervalste) geschriften/documenten verstrekt, waardoor die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.2.
De rechtbank leest het in eerste gedachtestreepje van het onder 1 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vermelde “die [slachtoffer 1] ” als “ [slachtoffer 1] ” en het in het vierde gedachtestreepje van het onder 1 ten laste gelegde als eerste cumulatief/alternatief vermelde “V-nummer” als “V-nummer [V-nummer] ”, aangezien hier sprake is van kennelijke misslagen. Door de verbetering van deze misslagen wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Nadat [slachtoffer 1] , die als illegale vreemdeling in Nederland verbleef, te horen had gekregen dat verdachte bij de gemeente werkte en voor veel geld een verblijfsvergunning voor hem kon regelen, is hij via degene die hem dit had verteld, met verdachte in contact gekomen. Zij hebben vervolgens afgesproken op Stadsdeel Oost in Amsterdam – de werkplek van verdachte – en zij hebben daar in het restaurant met elkaar gesproken. Vervolgens zijn zij naar café het Badhuis gegaan en daar heeft verdachte [slachtoffer 1] aangeboden voor 12.000 euro een verblijfsvergunning voor hem te regelen, hoewel hij dat – zo bleek later – in het geheel niet waar kon maken. Verdachte heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij een eigen advocaat had die de verblijfsvergunning kon regelen. [slachtoffer 1] heeft toen desgevraagd 3.000 euro aan verdachte (aan)betaald en een week later hiervoor een reçu ontvangen. Daarna heeft [slachtoffer 1] verdachte 2.500 euro betaald, omdat verdachte hem had gezegd dat hij dat bedrag moest geven om samen met een advocaat naar de IND te gaan. Ongeveer drie maanden later belde verdachte naar [slachtoffer 1] dat hij en de advocaat bijna klaar waren met het document dat [slachtoffer 1] moest ondertekenen. Verdachte vroeg hier een bedrag van 2.600 euro voor. Ten slotte heeft verdachte de in de tenlastelegging genoemde documenten die op [slachtoffer 1] betrekking hebben aan [slachtoffer 1] gegeven en heeft [slachtoffer 1] hem de gevraagde 2.600 euro betaald. Bij elke afspraak met verdachte meldde [slachtoffer 1] zich bij de balie van de gemeente (stadsdeelkantoor Oost). Verdachte werd vanuit daar gebeld op zijn werkplek.
4.1.2.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij [slachtoffer 1] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven waardoor deze is bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen aan verdachte. De verdichtsels bestaan eruit dat verdachte het heeft doen voorkomen dat hij, al dan niet via een derde, in staat zou zijn voor [slachtoffer 1] tegen betaling een verblijfsvergunning te regelen en dat [slachtoffer 1] geld moest betalen om met een advocaat naar de IND te gaan. De listige kunstgrepen bestaan eruit dat verdachte documenten van de IND op zodanige manier heeft gemanipuleerd, dat daardoor de indruk bestond dat deze betrekking hadden op een bij de IND in behandeling zijnde procedure voor een aanvraag van een verblijfsvergunning voor [slachtoffer 1] .
4.1.3.
Verdachte heeft bij deze oplichting gebruik gemaakt van bescheiden die hij heeft vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt. Bij hem thuis en op zijn werk zijn nog meer documenten gevonden waarvan is komen vast te staan dat deze vals zijn of valselijk zijn opgemaakt. Mede op grond van (de conclusie van) het vergelijkend handschriftonderzoek door het NFI is boven redelijke twijfel verheven dat verdachte dit heeft gedaan.
4.1.4.
Verdachte heeft ten slotte geprobeerd met hetzelfde verhaal dat hij aan [slachtoffer 1] heeft verteld over het kunnen regelen van een verblijfsvergunning [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te bewegen hem geld te geven in ruil voor een verblijfsvergunning.
4.2.1.
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ter zitting en bij de politie ontkend. Kort samengevat komt zijn verklaring erop neer dat hij wel betrokken was bij het regelen van de verblijfsvergunning van [slachtoffer 1] , maar dat hij alleen als tussenpersoon voor [naam] is opgetreden. Niet hij maar [naam] , die alles regelde, is derhalve schuldig aan de oplichting van [slachtoffer 1] . De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi aangevoerd dat het scenario van verdachte niet geheel is uit te sluiten en dat verdachte op grond hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat [naam] bestaat en dat verdachte zelf mogelijk slachtoffer is geworden van oplichting door deze [naam] , het verre van aannemelijk is dat [naam] ook verantwoordelijk is voor de onderhavige feiten. De versie van verdachte wordt immers in de eerste plaats al weersproken door de omstandigheid dat het handschrift van verdachte terugkomt op een groot aantal van de vervalste documenten. Bovendien spreekt geen van de getuigen over de prominente rol die verdachte aan [naam] toedicht. Dat al de getuigen onderdeel zijn van een complot tegen verdachte, zoals hij ter zitting heeft betoogd, is op geen enkele manier aannemelijk geworden.
4.2.3
Ten aanzien van de ontmoetingen met [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft verdachte verklaard dat deze weliswaar hebben plaatsgevonden, maar dat hierbij slechts is gesproken over de mogelijkheid om een inschrijving op zijn adres te regelen, maar niet over het regelen van een verblijfsvergunning tegen betaling. Deze verklaring van verdachte wordt tegengesproken door de opnamen die van die gesprekken zijn gemaakt. Alhoewel niet alles wat is besproken op die opnamen even goed verstaanbaar is, valt uit de transcriptie van die gesprekken af te leiden dat gesproken werd over het aanvragen van verblijfsvergunningen tegen betaling van aanzienlijke bedragen.
4.2.4.
De rechtbank acht – met de officier van justitie – bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, het gebruiken van een aantal van die valse/vervalste geschriften en (poging tot) oplichting zoals hierna onder 4.3. staat weergegeven.
4.3.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 24 april 2014 te Amsterdam en/of Almere, meermalen geschriften, te weten
  • een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van [slachtoffer 1] alsmede een niet-bestaand V-nummer [V-nummer] en
  • een advies van de korpschef aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en
  • een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011 en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede V-nummer [V-nummer] en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 2] alsmede V-nummer [V-nummer] en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 3] alsmede V-nummer [V-nummer] en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 4] alsmede V-nummer [V-nummer] en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van [slachtoffer 5] alsmede V-nummer [V-nummer]
– zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde geschriften vermeld dat deze geschriften betrekking hebben op aanvragen verblijfsvergunning van de daarop genoemde personen en het daarop genoemde V-nummers, te weten de bovengenoemde V-nummers, en dat deze geschriften afkomstig en/of ontvangen en/of verzonden zijn van/door/aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 24 april 2014 te Amsterdam, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften, te weten
  • een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van die [slachtoffer 1] alsmede een niet-bestaand V-nummer [V-nummer] en
  • een advies van de korpschef aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en
  • een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011 en
  • een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede V-nummer [V-nummer]
– zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig te feit te dienen – bestaande die valsheden of vervalsing(en) hierin dat in strijd met de waarheid op die geschriften staat vermeld dat deze betrekking hebben op een aanvraag verblijfsvergunning van de daarop genoemde persoon en het daarop genoemde V-nummer, te weten het bovengenoemde V-nummer, en dat deze geschriften afkomstig of ontvangen of verzonden zijn van/door/aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die geschriften heeft verstrekt aan een illegale vreemdeling, te weten [slachtoffer 1] , teneinde die [slachtoffer 1] te doen voorkomen dat daadwerkelijk een aanvraag verblijfsvergunning is gedaan en die illegale vreemdeling [slachtoffer 1] te bewegen het verschuldigde bedrag te betalen aan hem, verdachte, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
2. in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 24 april 2014 te Amsterdam en/of Almere, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, te weten in totaal een geldbedrag van 8100 euro, hebbende verdachte, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
  • die [slachtoffer 1] doen voorkomen dat hij tegen betaling van een of meer geldbedragen, te weten in totaal 12.000 euro per verblijfsvergunning, een verblijfsvergunning kon regelen, terwijl hij, verdachte, daartoe feitelijk niet in staat was en
  • die [slachtoffer 1] ten behoeve van een aanvraag verblijfsvergunning bewogen een betaling van 3000 euro en 2500 euro en 2600 euro aan verdachte te doen en
  • aan die [slachtoffer 1] valse of vervalste geschriften/documenten verstrekt, te weten: een brief/advies d.d. 30 oktober 2012 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Politie Amsterdam-Amstelland met als onderwerp M46 en daarop de naam en geboortedatum van die [slachtoffer 1] alsmede een niet-bestaand V-nummer, te weten [V-nummer] , en een “bijlage fotokaart” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met daarop de gegevens en een foto van die [slachtoffer 1] alsmede bovengenoemd V-nummer en een advies van de korpschef aan de GBA omtrent de inschrijving van een huwelijk en een met gegevens van die [slachtoffer 1] ingevulde vragenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 6 september 2011,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
en
in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 24 april 2014 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, meermalen, met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer personen, te weten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , te bewegen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, per persoon/verblijfsvergunning in totaal een geldbedrag van 12.500 euro of 10.000 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid, die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] doen voorkomen dat hij tegen betaling van een of meer geldbedragen, te weten in totaal 12.500 euro of 10.000 euro per verblijfsvergunning, (een) verblijfsvergunning(en) kon regelen, terwijl hij, verdachte, daartoe feitelijk niet in staat was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zich zouden voordoen als illegale vreemdelingen die verblijfspapieren wilden hebben om het verhaal van [slachtoffer 1] te onderzoeken, maar niet van plan waren zich door hem te laten oplichten. Verdachte heeft bij [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] geprobeerd hetzelfde te doen als hij bij [slachtoffer 1] had gedaan, namelijk hun wijs maken dat hij een verblijfsvergunning voor hen kon regelen tegen betaling van een aanzienlijk geldbedrag. Hoewel verdachte dus niet kon slagen in zijn opzet [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te bewegen hem te betalen voor verblijfsvergunningen, was – mede gelet op de omstandigheid dat verdachte er eerder op dezelfde wijze wel in was geslaagd [slachtoffer 1] op te lichten – geen sprake van een absoluut ondeugdelijke poging maar van een relatief ondeugdelijke poging. Het onder 2 tweede cumulatief bewezen verklaarde, de poging tot oplichting, is strafbaar.
De andere bewezen geachte feiten zijn volgens de wet ook strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de gevangenisstraf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van tweehonderd uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderd dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
8.2.1.
De raadsman heeft namens verdachte verzocht, mocht er een straf worden opgelegd, een geheel voorwaardelijke straf in combinatie met een geldboete op te leggen en voorts het volgende aangevoerd.
8.2.2.
Verdachte is reeds gestraft en is ontslagen vanwege plichtsverzuim. Hij heeft bij zijn laatste verklaring al aangegeven dat hij toentertijd alles is kwijtgeraakt, zijn huis, zijn baan en ook heeft zijn relatie geen stand gehouden. Verdachte heeft toen vier maanden geen inkomen gehad en heeft daarna hier en daar baantjes gehad via uitzendbureaus. Hij heeft in totaal een jaar zonder werk en inkomen gezeten en heeft zodoende schulden opgebouwd. Hij werkt nu noodgedwongen buiten Nederland aangezien hij geen Verklaring Omtrent Gedrag meer kan verkrijgen in Nederland. De mogelijke gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zullen behoorlijk zwaar voor verdachte zijn en zullen verregaande gevolgen voor hem hebben. Verdachte heeft inmiddels een baan in België en probeert zijn leven – voor zover mogelijk – weer op te pakken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou desastreuze gevolgen hebben voor het werk van verdachte, zijn inkomstenbron en woning, aldus de raadsman.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3.
Verdachte heeft een [slachtoffer 1] , een illegale vreemdeling, voor 8100 euro opgelicht door hem voor te spiegelen dat hij een verblijfsvergunning voor hem kon regelen en hem daarvoor te laten betalen. Hij heeft zich verder schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van twee andere personen. Bij verdachte thuis en op zijn werk zijn documenten gevonden die door verdachte valselijk zijn opgemaakt of vervalst. De rechtbank acht het uiterst laakbaar wat verdachte heeft gedaan. Verdachte heeft op een laaghartige manier misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] verkeerde. Het is dat [slachtoffer 1] in het kader van de pilot Veilige Aangifte zijn verhaal heeft kunnen doen anders was deze zaak waarschijnlijk niet aan het licht gekomen. Daar komt bij dat verdachte door telkens af te spreken op het stadsdeelkantoor waar hij werkte de indruk heeft gewekt dat hij als ambtenaar bepaalde zaken kon regelen. Hij heeft daarmee misbruik gemaakt van zijn positie als ambtenaar. Op grond van de documenten die verdachte valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en andere documenten die op zijn werk of bij hem thuis zijn gevonden, kan worden afgeleid dat verdachte zich mogelijk vaker heeft beziggehouden met soortgelijke praktijken. Illegale vreemdelingen, die het gezien hun situatie al moeilijk hebben, verkeren in een lastig parket als zij worden opgelicht of anderszins benadeeld. Zij kunnen in verband met hun verblijfsstatus niet eenvoudig aangifte gaan doen bij de politie dat maakt hen een makkelijk slachtoffer van dit soort strafbare feiten.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting en bij de politie is niet gebleken dat verdachte het kwalijke van zijn handelen heeft ingezien.
8.3.4.
De rechtbank constateert voorts dat verdachte blijkens zijn strafblad van 17 november 2017 in 1997 voor valsheid in geschrift (uitkeringsfraude) en in 2004 voor oplichting tot gevangenisstraffen is veroordeeld, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden wederom vergelijkbare strafbare feiten te plegen.
8.3.5.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3.6.1. De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden omdat verdachte op 24 april 2014 is aangehouden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
8.3.6.2. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De aanhouding van verdachte of het eerste verhoor door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
8.3.6.3. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is begonnen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
8.3.6.4. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
8.3.6.5. De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 24 april 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Hij is gedagvaard tegen de zitting van 23 juni 2017. De zaak was toen gereed om inhoudelijk te kunnen worden behandeld, maar is toen op verzoek van de verdediging aangehouden. Op 19 september 2017 is de zaak op verzoek van verdachte wederom aangehouden. Door toedoen van verdachte is de zaak dus een half jaar later behandeld dan de bedoeling was. De rechtbank doet heden uitspraak, drie jaar en acht maanden nadat de redelijke termijn is begonnen. Daarmee is de redelijke termijn met veertien maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
8.3.7.
De rechtbank acht, alles afwegende in beginsel een gevangenisstraf van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf van vier maanden waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, eerste lid, 56, tweede lid, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezen verklaarde voor zover betrekking op de eerste vier gedachtestreepjes en het onder 2 eerste cumulatief bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en het opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd en oplichting.
Ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief bewezen verklaarde voor zover betrekking op de laatste vier gedachtestreepjes:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 2 tweede cumulatief bewezen verklaarde:
Poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave van de volgende genummerde voorwerpen op de lijst van in beslag genomen voorwerpen:
- aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van:
1. een document (4756781);
2. een document (4756783);
- aan verdachte van:
3. een schrijfmap met opschrift trainingsproducties (4811335);
4. acht stukken papier (4811338);
5. twee stukken papier (4811339);
6. een stuk papier (4784835);
7. elf stukken papier (4784837);
10. een document (4748457);
11. een stuk papier (4944120);
12. een stuk papier (4944122);
15. een stuk papier (4944127);
16. een stuk papier (4944129);
17. een stuk papier (494413);
- aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van:
8. vijf stukken papier (4784839);
9. vier stukken papier (4784842);
13. een stuk papier (4944124);
14. een stuk papier (4944126);
- aan [slachtoffer 6] van:
18. een zwart dicteerapparaat merk Philips Dss (5130312).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2017.
De voorzitter is buiten staat
dit verkort vonnis mede te ondertekenen.