ECLI:NL:RBAMS:2017:9742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
13/684098-17 en 13/689291-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen meerderjarige verdachte en twee minderjarige medeverdachten wegens woningovervallen en straatroven op bejaarde slachtoffers

Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte en twee minderjarige medeverdachten. De verdachte is veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf voor het plegen van meerdere woningovervallen en straatroven, voornamelijk gericht op (hoog)bejaarde slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn neefjes in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017 een reeks aan woningovervallen en straatroven heeft gepleegd in Amsterdam en Diemen. De slachtoffers waren vaak kwetsbare vrouwen, waaronder een 95-jarige vrouw. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor de slachtoffers is vastgesteld op duizenden euro's. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een leidende rol heeft gespeeld in de criminele activiteiten en dat hij geen respect heeft getoond voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar meegewogen in de strafmaat, evenals de impact op de slachtoffers, die vaak langdurige gevolgen ondervinden van de gepleegde misdrijven. De verdachte heeft geprobeerd zichzelf een alibi te verschaffen door een valse opnameverklaring van een zorginstelling in te dienen, wat ook heeft geleid tot een veroordeling voor valsheid in geschrifte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/684098-17 (zaak A) en 13/689291-17 (zaak B)
PROMIS
Datum uitspraak: 21 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA] , gedetineerd in het Huis van Bewaring [HvB]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2017, 4 december 2017 en 7 december 2017.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De zaken tegen de meerderjarige verdachte [verdachte] en de minderjarige medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn deels gelijktijdig met elkaar en deels afzonderlijk van elkaar behandeld. De bespreking van de ten laste gelegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten alsmede het requisitoir en de pleidooien hebben telkens afzonderlijk van elkaar plaatsgevonden op diverse zittingsdagen. Daarbij heeft de behandeling van de zaken tegen de minderjarigen achter gesloten deuren plaatsgevonden. De vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen zijn gelijktijdig in de zaken van de drie verdachten in een openbare zitting aan de orde gesteld. De zaken tegen de drie verdachten zijn vervolgens alle op 7 december 2017 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.G. Meijer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte zijn 17 strafbare feiten ten laste gelegd. Kort gezegd komt het er op neer dat hij samen met zijn neefjes [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (beiden toen 15 jaar) in de periode van 19 februari 2017 tot en met 23 februari 2017 een reeks aan woningovervallen en straatroven en pogingen daartoe zou hebben gepleegd in Amsterdam Buitenveldert en Diemen. De slachtoffers betroffen steeds (hoog)bejaarde vrouwen, waarvan de oudste toen 95 jaar was. Tevens zijn voorbereidingshandelingen van een gewelddadige beroving in Den Haag ten laste gelegd, ten behoeve waarvan de drie verdachten op 23 februari 2017 hakmessen, maskers en tape voorhanden zouden hebben gehad.
Ook wordt verdachte ten laste gelegd dat hij samen met anderen (waaronder [medeverdachte 2] ) op 15 augustus 2016 een poging heeft gedaan tot een woningoverval op mevrouw [naam 1] , zijn ex-schoonmoeder.
In juli van dat jaar zou verdachte een woninginbraak hebben gepleegd te Zoetermeer, waarbij vele goederen zijn weggenomen, waaronder twee personenauto’s. Verdachte zou subsidiair een van deze auto’s onder zich hebben gehad als heler. Verdachte wordt tevens verweten dat hij vervolgens op 13 juli 2016 twee personen heeft opgelicht door zich op dat moment als rechtmatige eigenaar van een van deze auto’s voor te doen en deze met een verhaal te koop aan te bieden.
Ook wordt hem het voorhanden hebben van een busje pepperspray ten laste gelegd.
Ten slotte wordt verdachte in een afzonderlijk aangebrachte zaak (B) verweten dat hij gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste opnameverklaring van PsyQ doordat hij deze heeft ingebracht om als alibi te dienen voor een aantal verdenkingen van strafbare feiten gepleegd op 22 februari 2017.
De tekst van de integrale tenlastelegging – zoals gewijzigd ter zitting van 17 augustus 2017 – is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs [1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12 , 13, 15, 16 en in zaak B ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het in zaak A onder 16 ten laste gelegde feit.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Daarbij komen eerst de door de verdachten gebruikte telefoonnummers en voertuigen aan de orde. Vervolgens zullen de beschuldigingen in chronologische volgorde (op enkele uitzonderingen na) worden besproken met per feit conclusies over de bewezenverklaring en eventuele verweren.
Telefoonnummers
a.
a) [verdachte] : [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Blijkens CIOT-gegevens staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam van [ex-vriendin verdachte] . [ex-vriendin verdachte] is de ex-vriendin van verdachte [verdachte] . [verdachte] heeft het telefoonnummer sinds 2012 acht maal in zijn contacten met de politie opgegeven als zijn telefoonnummer. [2] Bij zijn verhoor bij de politie op 4 april 2017 verklaart [verdachte] dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ook verklaart hij in dit verhoor dat hij zijn telefoon nooit uitleent. [3]
In de auto van verdachte [verdachte] is op 23 februari 2017 onder meer een telefoon van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Hieruit blijkt dat in de contactpersonenlijst van de telefoon onder andere een contact staat met de naam [naam 2] . Bij dit contact staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en een foto van verdachte [verdachte] . In de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] staan de namen [naam 2] en [naam 2] gekoppeld aan de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . [4]
In zijn verhoor bij de politie op 24 februari 2017 verklaart [verdachte] dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 2] is. [5]
De rechtbank acht de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen redengevend voor de vaststelling dat verdachte
[verdachte]gebruiker is van de telefoonnummers
[telefoonnummer 1] (hierna: * [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: * [telefoonnummer 2] ).
De verklaring van verdachte [verdachte] zoals hij deze bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, namelijk dat het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] in de periode van februari 2017 niet meer bij hem in gebruik zou zijn geweest, acht de rechtbank niet aannemelijk. In dat verband zijn de bevindingen in de contactpersonenlijst van de telefoon van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van belang. Daarbij heeft verdachte ter zitting bevestigd dat hij op 23 februari 2017 contact heeft gehad met de medeverdachten en dat hij het met hen onder andere heeft gehad over een ‘koelie sma’, een Hindoestaanse vrouw. [6] Gebleken is dat verdachte met zijn beide nummers, zowel in een afgeluisterd telefoongesprek waaraan verdachte met zijn nummer * [telefoonnummer 2] heeft deelgenomen [7] als in een Whatsapp-conversatie waarbij verdachte zijn * [telefoonnummer 1] nummer heeft gebruikt [8] , die avond over een ‘koelie sma’ spreekt. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte de gebruiker van * [telefoonnummer 1] was.
b)
[medeverdachte 2] : [telefoonnummer 3]
[medeverdachte 2] verklaart in zijn verhoor bij de politie op 7 maart 2017 dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zijn telefoonnummer is. [9]
Blijkens CIOT-gegevens staat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] op naam van [persoon] . [persoon] is de moeder van verdachte [medeverdachte 2] . Verdachte [medeverdachte 2] heeft bij twee eerdere verhoren bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zijn telefoonnummer is. [10]
Uit een opgenomen tapgesprek van 23 februari 2017 blijkt dat het getapte telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebeld wordt door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Er komt geen gesprek tot stand, maar wel is de voicemail te horen: “
Dit is de voicemail van [medeverdachte 2]”. [11]
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat het
telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] )in gebruik is bij verdachte
[medeverdachte 2] .
c) [medeverdachte 1] : [telefoonnummer 4]
Uit onderzoek in de politieregistratiesystemen blijkt dat het nummer [telefoonnummer 4] staat geregistreerd onder de namen [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2001 en [moeder medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 12] 1995. [moeder medeverdachte] blijkt volgens GBA de moeder van te zijn van [medeverdachte 1] . Uit CIOT-gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op naam staat van [moeder medeverdachte] . [12]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat het
telefoonnummer [telefoonnummer 4](hierna: * [telefoonnummer 4] ) in gebruik is bij verdachte
[medeverdachte 1] .
Voertuigen
a.
a) zwarte Toyota Auris, kenteken [kenteken 1]
De getuige [getuige 1] (ex-vriendin van verdachte [verdachte] ) verklaart bij de politie dat zij van 2011 tot oktober 2016 een relatie heeft gehad met [naam 2] . Ook verklaart zij dat zij vanaf 22 juli 2016 in het bezit is van een zwarte Toyota Auris, kenteken [kenteken 1] en dat [naam 2] vaak gebruik maakte van deze auto. [naam 2] gebruikte volgens haar voor 95% de auto. [13] Verdachte [verdachte] verklaart op 4 april 2017 bij de politie dat hij een half jaar geleden in de auto van zijn vriendin reed. Dit betrof een zwarte Toyota Auris. [14]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte [verdachte] in de periode van 22 juli 2016 tot oktober 2016 gebruik maakte van een zwarte Toyota Auris, kenteken [kenteken 1] .
b) grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2]
[verdachte] heeft vanaf 30 januari 2017 een voertuig op zijn naam staan, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , zijnde een personenauto van het merk Opel, type Astra, kleur grijs, bouwjaar 1999. [15]
Verdachte [verdachte] verklaart op 4 april 2017 bij de politie dat hij een eigen auto heeft, een Opel Astra. [16]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte [verdachte] vanaf 30 januari 2017 in het bezit was van een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] .
De rechtbank zal hierna de tenlastegelegde feiten in chronologische volgorde bespreken (met uitzondering van de feiten A12 en A14, A15 en A16).
Straatroof 19 februari 2017 [straat 4] , Amsterdam (feit A11)
Op 19 februari 2017 vindt de volgende WhatsApp communicatie plaats tussen * [naam 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) en * [naam 4] (hierna: * [telefoonnummer 4] ):
Vanaf 15:32 e.v.:
* [telefoonnummer 3] :
Bhai gaan we iemand kannen?
(…)
* [telefoonnummer 4] :
Jaah lik ma welloeh niz om iemand te kannen
* [telefoonnummer 3] :
Wat liw j dn?
* [telefoonnummer 4] :
Die o of gwn gwn die ov
* [telefoonnummer 3] :
Kanus man
Interpretatie door verbalisant: [medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 1] of ze iemand gaan beroven “kannen”. [medeverdachte 1] geeft aan wel zin te hebben (wellouh niz). Ze overleggen wat ze gaan doen die “o” of gewoon die “ov”. Met “ov” wordt in de straattaal overval bedoeld.
Om 19:47 uur:
* [telefoonnummer 4] :
Doen we die torie mt [bijnaam verdachte 1]
*[telefoonnummer 3] :
Yow
* [telefoonnummer 4] : Dn ga k nu schetsen vn misty
* [telefoonnummer 3] : Wil j
* [telefoonnummer 4] : Sii broer
* [telefoonnummer 3] : Safe k leb [bijnaam verdachte 2] dn
Interpretatie door verbalisant: [medeverdachte 1] vraagt of ze nog wat gaan doen met [naam 2] “ [bijnaam verdachte 1] ”. [medeverdachte 2] vraag of hij wil. [medeverdachte 1] zegt ja. [medeverdachte 2] zegt dat hij dan “ [bijnaam verdachte 2] ” gaat bellen. [17]
Aangeefster [aangeefster 1] ( [geboortedatum 2] 1936) verklaart dat zij op 19 februari 2017 rond 21:30 uur over de [adres 1] en [straat 4] te Amsterdam naar huis fietste. Zij passeerde drie mannen op de fiets. Bij [straat 4] parkeerde zij haar fiets in de box. Toen ze de box uitkwam stonden opeens die drie mannen voor haar. De mannen trokken aan haar schoudertas. Aangeefster viel. Nadat aangeefster de tas losliet, renden de mannen weg. Eén van de mannen was wat kleiner dan de anderen, hij had weinig haar en was ouder dan de andere twee. De volgende goederen zijn bij de straatroof weggenomen: een telefoon, een leesbril, een OV-chipkaart, een geldbedrag van 80 euro en een tas. [18]
De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] hebben het feit bekend.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte de auto had geparkeerd. Toen kwam er een vrouw aan fietsen. Zij had haar fiets in een box gestopt en toen zij eruit kwam, pakte [medeverdachte 2] haar tas. Daarna zijn zij met z’n drieën weggerend naar de auto. Zij hadden die vrouw alle drie gezien, want ze kwam aanfietsen. [naam 2] zei toen: “kom we gaan haar volgen”. De buit was iets meer dan honderd euro. [19]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de vrouw op de fiets was. Ze ging haar fiets wegzetten. [medeverdachte 2] trok haar tas en rende weer weg. De buit was 120, ieder 40 de man. [20]
Alhoewel verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd en daarbij ook een alibi heeft aangedragen, is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen. Het door verdachte aangedragen alibi, namelijk dat hij deze avond bij zijn vader was, vindt onvoldoende steun in de overige inhoud van het dossier en wordt dan ook door de rechtbank terzijde geschoven. Weliswaar heeft de vader van verdachte een verklaring hierover ondertekend, maar hij heeft daarna niet meer gereageerd op oproepen van de politie om op dit punt nadere uitleg te geven. Daarbij heeft hij er als vader belang bij dat zijn zoon onschuldig wordt bevonden.
De betrokkenheid van verdachte blijkt duidelijk uit de inhoud van de WhatsApp gesprekken (“
Doen we die torie mt [bijnaam verdachte 1] ”en
“Safe k leb [bijnaam verdachte 2] dn”),de verklaring van aangeefster met de daarin genoemde passende signalementen, alsmede de bekennende en voor verdachte belastende verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Het verweer van de raadsvrouw omtrent de vermeende onmogelijkheid voor verdachte om ten tijde van het plegen van de straatroof aanwezig te kunnen zijn geweest, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank weegt hierin mee dat de verklaringen van de beide medeverdachten goed passen bij hetgeen aangeefster over de straatroof heeft verklaard. Daarbij valt niet uit te sluiten dat de aangeefster zich mogelijk heeft vergist in het tijdstip waarop het feit die avond is gepleegd.
Straatroof 21 februari 2017, Buitenveldert, Amsterdam (feit A8)
Aangeefster [aangeefster 2] ( [geboortedatum 3] 1954) verklaart op 21 februari 2017 dat zij die dag rond 12 :40 uur slachtoffer is geworden van een straatroof op de Mensinge te Amsterdam. Daarbij zijn haar tas, telefoon (Samsung), bankpas, creditcard en een geldbedrag van 170 euro weggenomen. Bij de beroving waren twee daders betrokken. Aangeefster liep samen met een vriendin de Mensinge in. Aangeefster werd toen opeens vastgepakt aan de schouderband van haar tasje. Haar tasje werd hard van haar schouder getrokken. Hierna knapte de schouderband en kon de dader haar tas meenemen. Nadat de daders haar tasje hadden, renden zij weg richting een geparkeerde kleine grijze auto. Hier stapten zij beiden in. Zij reden weg in de richting van de Van Leijenberghlaan. [21]
De getuige [getuige 2] verklaart dat zij samen met aangeefster liep en de straatroof heeft gezien. Zij zag dat de daders twee jonge jongens waren. Zij stapten daarna snel in een auto, deze stond heel dichtbij en was lichtgrijs/zilvergrijs van kleur. De auto reed vervolgens weg richting de Van Leijenberghlaan. [22]
Uit de bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig van verdachte, een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] , blijkt dat deze auto op 21 februari 2017 omstreeks 12 :48 uur een camera passeerde op de Beethovenstraat, richting Noord, 100 meter na Ringweg A10 Zuid. De door aangeefster genoemde rijroute komt overeen met een logische route richting de Beethovenstraat. [23]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat hij betrokken is geweest bij dit feit. Hij heeft verklaard dat hij samen met [naam 2] en [medeverdachte 1] was. Het slachtoffer was Chinees en liep met een andere Chinese vrouw. Zij hadden hen gezien, [medeverdachte 2] stapte toen uit de auto, pakte de tas, rende weg en stapte in de auto. Het leverde hem en zijn medeverdachten 220 euro op. Naast het geld zat in de tas ook een telefoon, Samsung. Deze is voor 120 euro verkocht, waarbij ieder 40 euro kreeg. [24]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat het slachtoffer een Chinese mevrouw was, zij was met een andere Chinese mevrouw. Verdachte en zijn medeverdachten hadden een tas met geld en een telefoon meegenomen. Die telefoon is door hen verkocht. Na de straatroof zijn zij in de auto gestapt. [naam 2] zat in de auto. [25]
Verdachte heeft aangevoerd dat hij op 21 februari 2017 een verkeersbekeuring heeft ontvangen in Den Haag en dat hij daarom hierbij niet aanwezig kan zijn geweest. Er is onderzoek gedaan naar dit door verdachte genoemde alibi. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze verkeersboete, gelet op het tijdstip, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het onderhavige feit. [26]
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen.
Poging overval woning [adres 1] Amsterdam, 21 februari 2017 (feit A2)
Aangifte
Aangeefster [aangeefster 3] ( [geboortedatum 4] 1930) verklaart op 21 februari 2017 dat zij in het ziekenhuis ligt als gevolg van een poging overval die die dag heeft plaatsgevonden in haar woning aan de [adres 1] te Amsterdam. Aangeefster was thuis en is omstreeks 13:30 uur haar woning uitgegaan om boodschappen te doen bij de [supermarkt] op het Gelderlandplein te Amsterdam. Op de terugweg is zij even op een bankje gaan zitten op de hoek van het fietspad met de Van Heenvlietlaan. Aangeefster zag toen een beige of grijze vierdeursauto rijden over het fietspad. Zij zag twee jongemannen die op de hoek van het fietspad stonden. De auto reed naar deze mannen toe en de mannen stapten in. De auto reed vervolgens weg over de [adres 1] . Nadat aangeefster de gezamenlijke toegangsdeur naar haar galerijwoning had geopend, zag zij dat een man mee naar binnen liep, nog voordat de deur dichtviel. De man liep achter aangeefster aan de lift in. De man was donker gekleurd, had een stevig postuur en was ongeveer 40-45 jaar. Toen de lift op de eerste verdieping open ging, stapte de man ook uit. Toen aangeefster bij haar woning naar binnen ging, zag zij dat de man weer terug liep richting de lift. Een paar minuten nadat aangeefster binnen was gekomen, hoorde zij de bel. Aangeefster zag een man van 18-20 jaar voor haar deur staan, donkergekleurd, ongeveer 160-165 lang en met een slank postuur. De man zei dat hij een pakketje voor aangeefster had. Aangeefster zag dat het een doos was met een plaatje van een pan erop. Aangeefster opende de voordeur en wilde voorover buigen om te kijken wat voor naam er op het pakketje stond. Op dat moment zag en voelde zij dat de man met beide handen hard tegen haar borst duwde en haar op die manier achterover duwde. Aangeefster viel daardoor achterover op de grond in de gang. Aangeefster schrok enorm en voelde gelijk een hevige pijn op haar achterhoofd. Zij is meteen hard gaan gillen en krijsen. Zij zag dat de man meteen wegliep, in de richting van de lift. Aangeefster merkte dat er op haar achterhoofd een wond zat, want deze bloedde hevig. [27]
Letsel
Uit een letselverklaring van aangeefster volgt onder meer dat bij aangeefster op 21 februari 2017 een hoofdwond, een subgaleaal hematoom rechts occipotaal, licht traumatische hoofd-hersenletsel en een irregulaire hartritme, sinustachycardie wordt vastgesteld. [28] Aangeefster kan na de overval niet meer zelfstandig wonen. Zij heeft een hoofdwond aan de ene zijde en een flinke bloeduitstorting aan de andere zijde. De hoofdwond is gehecht. Zij heeft tot tweemaal toe een hartstilstand gehad. Verder is zij geopereerd en heeft zij een pacemaker gekregen. [29]
Camerabeelden en afgelegde route en vervoersbewegingen Opel Astra
Op camerabeelden van de door aangeefster afgelegde route is te zien dat op 23 februari 2017 om 14:26:03 uur twee personen in dezelfde richting als aangeefster lopen. Deze personen komen uit de richting waar zij het voertuig eerder hadden geparkeerd. Daarna is te zien dat het voertuig achter de twee personen langs rijdt en dat de twee personen in de richting van [adres 1] lopen in dezelfde richting als aangeefster. Het voertuig rijdt verder. Te zien is dat het een grijze vijfdeurs Opel Astra betreft. Om 14:28:09 uur rijdt de Opel Astra over de Geervliet in de richting van het fietspad van [adres 1] . [30]
Uit onderzoek naar de vervoersbewegingen van de grijze Opel Astra met kenteken [kenteken 2] blijkt dat dit voertuig op 21 februari 2017 kort voor de overval in de richting van het plaats delict, [adres 1] te Amsterdam, reed en kort na de overval wegreed van het plaats delict. [31]
Getuigenverklaringen
De getuige [getuige 3] , woonachtig aan [adres 1] te Amsterdam verklaart dat zij samen met haar buurvrouw bij de flat aan kwam lopen. Daar zagen zij drie mannen staan. NN1 was een oudere man, rond de 30 jaar, getint en een gezet postuur. NN2 was een jongere man van rond de 16-18 jaar oud. Hij droeg een doos bij zich. NN3 was ook een jongere man tussen de 16-18 jaar oud. Aangeefster deed de toegangsdeur open. Toen zij in de lift stond, zag zij dat NN3 zijn voet tussen de toegangsdeur deed. Zij zag hierna dat NN2 en NN3 richting de voordeur van “ [bijnaam slachtoffer] ” (het slachtoffer) liepen. NN1 bleef daarbij een aantal meter voor de deur van [bijnaam slachtoffer] staan. Zij zag dat de deur van [bijnaam slachtoffer] open ging. Snel daarna zag zij de mannen alle drie wegrennen. [32]
De getuige [getuige 4] , woonachtig aan de [adres 1] te Amsterdam, was samen met haar buurvrouw [getuige 3] . Ook zij heeft de drie mannen gezien. Zij zag ook dat de jonge jongen zijn voet tussen de deur hield, waardoor de deur open bleef. De oudste was rond de 30 jaar. De twee jongste waren rond de 16 jaar. De oudste was wat steviger dan de twee jongsten. Zij hadden allemaal een donkere huid. De oudste had een ronde kop en was iets kalend. [33]
Mevrouw [naam 5] , woonachtig aan de [adres 1] te Amsterdam, verklaart dat zij de moeder van verdachte [naam 2] , de tante van [medeverdachte 1] en de oma van [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben tijdens de schoolvakantie, in de week van 20 tot en met 26 februari 2016, enkele dagen bij haar gelogeerd. [34]
Op 21 februari 2017 vindt rond 18:48 uur het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen* [telefoonnummer 3] (“ [bijnaam 1] ”) en ene [bijnaam 2] :
[bijnaam 1] : “
Kil bij me oma wonen er oude tattas vrouwen met saaf”(…)
[bijnaam 2] :
“Hvl heb je gepakt”?
[bijnaam 1] :
“In totaal 6barkie”. Delen door 3. 2 bar per persoon.
Interpretatie door verbalisant: Bij oma [medeverdachte 2] wonen oudere Nederlandse vrouwen “tattas vrouwen” met geld “saaf”. [bijnaam 2] wil weten hoeveel hij heeft gepakt. [medeverdachte 2] zegt 600 euro “6 barki”. Gedeeld door 3 dus 200 euro per persoon. [35]
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] naar het winkelcentrum was geweest. Bij de [supermarkt] hadden zij aangeefster gezien. Daar kwam ook het idee om haar te gaan beroven. [naam 2] kwam met dat plan. De jongemannen die aangeefster op het fietspad heeft zien staan, waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [naam 2] zat in de auto. [naam 2] heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opgehaald op de hoek van het fietspad, zoals aangeefster ook heeft verklaard. In de auto zei [naam 2] : “Yo faka heb je die vrouw gezien?” [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeiden dat zij haar hadden gezien. Toen had [naam 2] zijn auto geparkeerd en hebben zij gewacht tot aangeefster naar huis liep. [medeverdachte 2] is de persoon geweest die aan de deur is geweest. Hij belde aan bij de woning met een pakketje. [naam 2] had tegen hem gezegd dat hij met die doos moest aanbellen. [medeverdachte 1] stond om de hoek en [naam 2] stond achter hem. [36]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [naam 2] tegen hem zei: “jij speelt postbode”. [medeverdachte 2] heeft vervolgens aangebeld. Zij stonden met z’n drieën voor de deur, maar alleen [medeverdachte 2] stond in het zicht. [medeverdachte 1] stond naast hem. [medeverdachte 2] zei tegen de vrouw dat hij een pakketje voor haar had. [naam 2] duwde toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] gaf [medeverdachte 2] een tik. Dat was het teken om naar binnen te gaan. [medeverdachte 2] stapte toen naar binnen met [medeverdachte 1] . De vrouw wilde de deur dicht toen, [medeverdachte 2] zette toen zijn voet ertussen en daardoor ging de deur weer terug. De vrouw is naar achteren gevallen en schreeuwde om hulp. [37]
De internetgeschiedenis op de telefoon van [naam 2] in combinatie met een Whatsapp gesprek
Op de bij verdachte [verdachte] inbeslaggenomen telefoon bleek de website AT5 te zijn bezocht op 22 februari 2017, waarbij het artikel betreffende de woningoverval in Buitenveldert meermalen werd bezocht [38] :
Bejaarde vrouw gewond bij woningoverval Buitenveldert - AT5 (…) 22-2-2017 om 0: 12 :29
Op 22 februari 2017 vindt een minuut later het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen “ [naam 2] ” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 1] ) en “ [bijnaam 1] ��” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 3] ) (hierna: “ [bijnaam 1] ”) [39]
00:13 uur e.v. [naam 2] :
Torie staat op at5 van btv
[bijnaam 1] :
Echt? (…)
[naam 2] :
Yep (…)
[naam 2] :
Vrouw is nog 86 (…) Fuck dat Saaf=saaf
[bijnaam 1] :
Ja G
[naam 2] :
Ben nu tot alles in bro Vooral op pinpas
Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot woningoverval in vereniging zoals onder dit feit aan hem ten laste is gelegd. Anders dan de raadsvrouw, acht de rechtbank de door de aangeefster en getuigen omschreven signalementen van de daders voldoende duidelijk en ook goed aansluiten bij dat van verdachte en zijn medeverdachten. Aangeefster en getuigen spreken allen over één oudere, wat dikkere man van rond de 40 jaar. Deze omschrijving past goed bij het uiterlijk van verdachte. De getuigen zagen deze man, samen met twee jongere jongens, de flat binnenglippen, naar de woning van aangeefster lopen en kort daarna wegrennen. Daarbij bevond de auto van verdachte zich in de nabijheid van het plaats delict kort voor en nadat de overval plaatsvond. De voor verdachte zeer belastende verklaringen van zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, in voldoende mate overeenkomen en ook aansluiten bij de verklaringen van de aangeefster en getuigen. Uit deze verklaringen volgt dat verdachte samen met zijn medeverdachten aangeefster doelbewust hebben uitgezocht, haar hebben gevolgd, de galerijflat zijn binnengeglipt, waarna verdachte samen met zijn medeverdachten naar de woning is gegaan en verdachte vervolgens het startsein gaf voor de overval. Tot slot is er het belastende WhatsApp gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] in de nacht van 21 op 22 februari 2017 waarin zij spreken over deze overval die verdachte die avond op AT5 heeft gezien en waarbij verdachte, nadat hij opmerkt dat het slachtoffer 86 jaar was, zegt: “Fuck dat Saaf=saaf”, oftewel geld is geld.
Het in de tenlastelegging opgenomen letsel, waaronder een hartstilstand, beoordeelt de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht ook het causaal verband tussen de woningoverval en dit zwaar lichamelijk letsel bewezen en overweegt daartoe het volgende. De verdachten hebben zich voorgenomen een gewelddadige woningoverval te plegen bij een uitgezocht (hoog)bejaard slachtoffer, dat door het begin van uitvoering van die woningoverval lelijk ten val is gekomen en meteen hoofdletsel heeft opgelopen, waarna zij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Diezelfde nacht nog heeft zij tot tweemaal toe een hartstilstand gekregen. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het een direct gevolg is geweest van de poging tot woningoverval en de rechtbank acht dus ook die strafverzwarende omstandigheid bewezen.
Straatroof 21 februari 2017, Aalscholverpad, Diemen (feit A3)
Aangeefster [aangeefster 4] ( [geboortedatum 5] 1957) verklaart dat zij op 21 februari 2017 omstreeks 15:55 uur op een bankje langs het Aalscholverpad te Diemen zat. Zij was op haar telefoon bezig toen zij op een gegeven moment merkte dat iemand haar telefoon uit haar handen trok. Zij keek op en zag twee jongens. De telefoon die gestolen is, betreft een Microsoft Lumia 950 XL. [40]
Uit politieonderzoek blijkt dat er op 21 februari 2017 een Microsoft Lumia 950XL is opgekocht door een bedrijf, genaamd [naam bedrijf] , gevestigd aan [adres 2] . De telefoon was ingekocht voor 127 euro van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1986. Er worden camerabeelden opgevraagd van deze winkel en hierop worden verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op beelden van 21 februari 2017 omstreeks 16:39 uur herkend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij die telefoon heeft verkocht. [41]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat hij met [naam 2] en [medeverdachte 1] in de auto zat. [medeverdachte 2] hoorde opeens: “Boys kijk hier op de bank” en “Kom we pakken deze”. [naam 2] zei tegen hem: “Check daar op de bank”. [medeverdachte 2] trok toen die telefoon. [medeverdachte 1] rende achter hem aan. Daarna stapten zij weer in de auto bij [naam 2] en hebben zij de telefoon bij [naam bedrijf] verkocht. De buit was tussen de 120 en 130 euro. Dit hebben zij onderling verdeeld. [42]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat zijn neef (verdachte) de vrouw zag zitten op een bank. Zij kwamen daar met een auto. Zijn neef zei toen tegen zijn neefje ( [medeverdachte 2] ) “ga die telefoon pakken met hem”. Hiermee bedoelde hij [medeverdachte 1] . Toen zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uitgestapt en heeft [medeverdachte 2] de telefoon gepakt. Daarna had [naam 2] hen weer opgehaald. Hij heeft vervolgens de telefoon bij [naam bedrijf] verkocht. [medeverdachte 1] heeft hiervoor ongeveer 40 euro gekregen. [43]
Verdachte heeft aangevoerd dat hij op 21 februari 2017 een verkeersbekeuring heeft ontvangen in Den Haag en dat hij daarom hierbij niet aanwezig kan zijn geweest. Er is onderzoek gedaan naar dit door verdachte genoemde alibi. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze verkeersboete, gelet op het tijdstip, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het onderhavige feit. [44]
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen.
Poging straatroof 22 februari 2017, de Weerdestein Amsterdam (feit A9)
Aangeefster [aangeefster 5] ( [geboortedatum 6] 1939) verklaart dat zij op 22 februari 2017 omstreeks 14:10 uur slachtoffer is geworden van een poging straatroof op de Weerdestein te Amsterdam. Bij de beroving waren twee daders betrokken. Aangeefster liep met haar paraplu uitgeklapt. Plotseling voelde zij dat er op de paraplu werd geslagen. Aangeefster verloor hierdoor haar evenwicht en viel achterover. Zij droeg haar schoudertas met band schuin over haar lichaam en rechts aan de achterkant van haar heup. Plotseling zag zij dat er twee mannen bij haar stonden. Eén voor haar en één achter haar. Zij zag en voelde dat de man voor haar met kracht aan de band van haar tas trok. Aangeefster pakte haar tas stevig vast en zag dat de draagband van de tas kapot getrokken werd. Zij hield haar tas nog steeds vast en heeft de man een aantal keren tegen zijn benen geschopt. Tevens riep zij: “politie politie”. De mannen schrokken en renden vervolgens weg. De mannen gingen er in een auto vandoor richting de Arent Janszoon Ernststraat. [45]
Uit bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig van verdachte, een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] , blijkt dat deze auto op 22 februari 2017 omstreeks 14:13 uur een camera passeerde op de toerit Ringweg A10 Zuid in de richting A10 Noord ter hoogte van de Europaboulevard. Dit is 3 minuten na de poging straatroof op Weerdestein. Het voertuig reed aan de hand van deze Vialis gegevens kort na de straatroof weg van het plaats delict. [46]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit feit bekend. Hij heeft bij de politie verklaard dat ze met z’n drieën waren: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stapten uit de auto, [naam 2] was in de auto. [medeverdachte 2] kwam van voor en [medeverdachte 1] kwam van achteren. [medeverdachte 2] ging voor haar staan. [medeverdachte 2] trok aan de tas van het slachtoffer maar het lukte niet en zij kwam ten val. [medeverdachte 2] en Dheerai zijn toen weggerend. [47]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij uitstapte, [medeverdachte 1] liep achter hem aan. [medeverdachte 1] ging aan die tas trekken, die vrouw viel en ging gillen. [medeverdachte 2] ging toen rennen. [48]
Op 22 februari 2017 omstreeks 18:36:04 uur zegt [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net [bijnaam 3] tegen ene “ [bijnaam 4] ” over de WhatsApp:
“Jaah vriend vndg was ov mislukt kkr zooi”.
Interpretatie door verbalisant: [medeverdachte 1] zegt dat vandaag de “ov” mislukt was. Verbalisant is ambtshalve bekend dat met “Ov” in de straattaal een overval wordt bedoeld. [49]
Verdachte stelt dat hij deze dag, 22 februari 2017, een dagbehandeling heeft ondergaan in Den Haag bij PsyQ. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De in dit kader door verdachte overgelegde schriftelijke verklaring van een psychiater is, zoals hieronder onder feit 1 is genoemd en bij het feit onder zaak B verder uiteen zal worden gezet, vervalst. [50] De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte opgegeven alibi vals is, geen enkele steun vindt in de bewijsmiddelen en zelfs in strijd is met zijn eigen verklaring (zie ook hetgeen hierover onder feit 1 is opgemerkt). Dit alibi wordt dan ook door de rechtbank terzijde geschoven.
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen.
Overval woning 22 februari 2017, Diemen, [adres 3](feit A1)
WhatsApp gesprekken
Op 21 februari 2017 vindt het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen “ [naam 2] ” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 1] ) en “ [bijnaam 1] ��” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 3] ) (hierna: “ [bijnaam 1] ”):
17:56 uur [bijnaam 1] :
Osso kil. K wil saaf maken kil(…)
19:29 uur [naam 2] :
maak je niet druk morgen of donderdag weer(…) (…) Als je 2 barkie per dag maken is goed toch
19:30 uur [bijnaam 1] :
K wil sws meer
19:30 uur [naam 2] :
Dan moeten we meer doen Ik wil ook meer
19:30 uur [bijnaam 1] :
K wil wel
19:31 uur [naam 2] :
Geloof me bro grote risico maar een osso met pinpas zijn we binnen(…)Dat is wat we moeten bereiken
19:32 uur [bijnaam 1] :
Bro k ben voor alles in staat. J hbt zelf gezien laatste dagen me hoofd s heet bro(…)
23:56 uur [bijnaam 1] :
En als osso kan dn dt(…)
Interpretatie door verbalisant:
[medeverdachte 2] zegt dat hij thuis is en geld “saaf” wil maken. [naam 2] zegt dat [medeverdachte 2] zich niet druk moet maken en “morgen of donderdag” weer. Als ze 200 euro “2barkies” per dag maken dan is het goed. [medeverdachte 2] zegt dat hij meer wil. [naam 2] zegt dat ze dan sowieso meer moeten doen en hij wil ook meer. Een huis “osso” met pinpas is een groot risico, maar dan zijn ze wel “binnen”. Dat moeten ze bereiken. [medeverdachte 2] is tot alles in staat en heeft laten zien de laatste dagen dat hij “een heet hoofd” heeft.
Gezien de context van het gesprek wordt er zeer waarschijnlijk over een overval in een woning gesproken waarbij een pinpas moet worden buitgemaakt. Het risico is wel groter. Ze geven aan er allebei voor in te zijn. [51]
Melding en aangifte
Verbalisanten krijgen op 22 februari 2017 omstreeks 15:47 een melding dat een oudere dame in haar woning aan het [adres 3] te Diemen zou zijn overvallen. [52]
Aangeefster [aangeefster 6] ( [geboortedatum 7] 1921) verklaart op 22 februari 2017 aan de politie dat zij is overvallen door drie donkere jongens. Die middag was zij naar het winkelcentrum in Diemen geweest. Bij thuiskomst ging de bel. Zij zag toen een donkere man voor haar deur staan. Hij had een pakketje bij zich, een doos met daarop afgebeeld een pan. Aangeefster opende de deur. De man zei dat dat hij een pakketje voor aangeefster had en dat zij ergens moest tekenen. Aangeefster zei dat zij geen pakket had besteld. De man duwde haar naar binnen de hal in. Aangeefster zei nogmaals dat zij niet ging tekenen voor het pakketje. Hierop duwde de man haar nog harder naar achteren en begon tegen haar te schreeuwen. De man kwam heel bedreigend over. Hij schreeuwde: “als je nu je pinpas geeft, is alles over!” Al schreeuwend en duwend belandde aangeefster samen met de man in haar woonkamer. Aangeefster is op een stoel gaan zitten. Naast deze stoel stond een telefoon. Aangeefster probeerde haar buren te bellen, maar de man trok de hoorn uit haar hand. De man bleef maar schreeuwen en voor haar staan, terwijl zij op de stoel zat. Aangeefster zag en voelde dat de man met zijn voorhoofd in de richting van haar hoofd ging en haar een kopstoot gaf. Vervolgens zag en voelde zij dat de man haar met zijn hand een klap gaf op haar wang. Aangeefster zag toen opeens nog een man haar woonkamer in komen lopen. Deze tweede man had een rol tape vast. Aangeefster werd bang en heeft toen haar pinpas gegeven. Vervolgens heeft zij een (onjuiste) pincode op een briefje geschreven en dit aan de tweede jongen gegeven. Zij voelde dat zij hierna weer werd geduwd in de richting van de keuken. In de hal werd zij gedirigeerd naar het toilet. In de hal zag zij ook opeens nog een derde jongen staan. Al duwend is aangeefster op het toilet beland. Daar is zij gebleven tot zij niets meer hoorde. Daarna heeft zij de buren gewaarschuwd. De buren hebben vervolgens rond 15:45 uur de politie gebeld. Aangeefster zag direct dat haar sleutels waren meegenomen. Ook zag zij dat haar portemonnee uit haar tas was gehaald. In haar portemonnee zat een geldbedrag van ongeveer 30 euro en haar identiteitsbewijs. Alle drie de jongens hadden een donkere huidskleur en droegen donkere kleding. Een van hen was zwaarder van postuur, hij was ongeveer 40 jaar oud en de andere twee waren nog snotneuzen. [53]
Aangeefster heeft aanvullend verklaard dat de man echt heel agressief was. Hij had een capuchon op met een klepje. Aangeefster denkt dat er in dat klepje of in de zoom iets van metaal of ijzer moet hebben gezeten. Zo voelde het toen deze man haar die kopstoot gaf. [54] De derde man was de wat dikkere man. Hij was de persoon met tape in zijn handen. Toen aangeefster op de stoel zat in de woonkamer, stond de derde man ook in de woonkamer en wilde de gordijnen dichtdoen. Juist de combinatie met de gordijnen dichtdoen en de tape maakte aangeefster bang. Aangeefster heeft als gevolg van de overval pijn aan haar rechterarm, tussen haar schouders en aan haar ellenboog. [55]
Pinpogingen met pas aangeefster
Met de pinpas van aangeefster is op 22 februari 2017 om 15:48:41 uur en om 15:48:51 uur geprobeerd te pinnen bij de pinautomaat in de [supermarkt] op de Harriet Freezerstraat te Amsterdam. Dit is gedaan door verdachte [verdachte] , in het bijzijn van zijn medeverdachte [medeverdachte 2] . Op de betreffende camerabeelden zijn verdachte en zijn medeverdachte te zien. [56]
Tapgesprek woningoverval
Binnen een opsporingsonderzoek naar een overval in een woning (feit 12 ) in de politieregio Haaglanden is er op 21 februari 2017 een technische actie aangesloten op het telefoonnummer van [medeverdachte 2] (* [telefoonnummer 3] ).
Op 23 februari 2017 en aanvullend op 27 februari 2017 is een gesprek op deze tap dat plaatsvond op 22 februari 2017 om 15:20:38 uur tussen * [telefoonnummer 3] en * [telefoonnummer 2] uitgeluisterd en uitgewerkt. In het gesprek zijn vier stemmen te horen. Bij het uitluisteren van het gesprek herkende verbalisant [verbalisant] van de politieregio Amsterdam-Amstelland drie van de vier stemmen als: verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] . Verbalisant herkende deze stemmen, nu hij voornoemde verdachten in het onderzoek 13Videlia heeft verhoord als verdachten:
(…)
[naam 2] : ok even kijken hoe ik weg moet rijden Ik moet die kant wegrijden denk ik he
[medeverdachte 1] : Nee g dan kom je toch nooit meer de weg op
[naam 2] : laat me eerst kijken laat me eerst dat checken anders komen we straks daar en dan hebben we een probleem
[medeverdachte 2] : gaat het lukken?
[medeverdachte 1] : ja toch je gaat toch niet zo G…eh hebben we geen blaadje dat we zeggen dat ze moet tekenen…blaadje…maar je moet die brief dan wel meenemen
[naam 2] : maar ze gaan niet tekenen toch voordat ze tekenen heb je je actie al gepleegd
(…)
[medeverdachte 1] : eh maar wacht waar is die tape
[naam 2] : jij hebt alles bij je
(…)
[medeverdachte 2] : die tape voor der mond toch
[naam 2] : Ik vind het jammer dat jullie geen duiven zijn jongen anders zou ik het doen.
[medeverdachte 2] : we kunnen ook gewoon driemans toch
[medeverdachte 1] : wil je dat proberen?
[verdachte] : proberen, noh die uitkijk is belangrijk man kankersukkel ik vind uitkijk belangrijk toch begrijp je.
[medeverdachte 2] : faka ik ben nu in Diemen
[naam 2] : doe jullie ding doe jullie ding (…) zodra je pinpas en pincode hebt is klaar kunnen we weg.
(…)
[naam 2] : stel je voor gaat het mis. Jullie weten waar je naartoe moet rennen. (…) [medeverdachte 2] jij ook he? Er wordt niet gepraat he? Als het mis gaat.(…) [medeverdachte 2] als je binnen bent gelijk de deur dichtdoen he.
[medeverdachte 2] : ik heb een pakketje voor u
(…)
NN-vrouw: ik zit op helemaal niks te wachten
(…)
[naam 2] : vraag een pen vraag een pen
(…)
NN-vrouw: nee ik pak het niet aan en ik onderteken ook niks nee
(…)
[naam 2] : [medeverdachte 2] probeer move te maken. [medeverdachte 2] kom achter je aan. (…) broer ga naar binnen duw duw duw (…) [medeverdachte 2] duw [medeverdachte 2] duw duw duw (…) [medeverdachte 2] ga naar binnen duwen duw duw duw duw duw (…) Je kan het duwen. Je kan het duwen.
(…)
[medeverdachte 1] : Nu! actie actie actie
(…)
[medeverdachte 2] : uw pincode en dan laat ik u met rust
(…)
[naam 2] : Boys jullie zijn binnen man.
[medeverdachte 2] : Uw pincode en dan ga ik weg
[naam 2] : deur dicht doe deur dicht deur dicht. [medeverdachte 2] deur dicht deur dicht.
(…)
NN-vrouw: je krijgt me pinpas niet, dat geef ik aan niemand
(…)
[medeverdachte 2] : PINPAS NU! Je maakt me boos je maakt me boos
(…)
[medeverdachte 2] : geef die kankerpas verdomme (…) nu je kankerpas
[naam 2] : …die kop dicht dicht, plak dicht!
(…)
[medeverdachte 2] : Je raakt me niet aan verdomme. Ik wil nu je kankerpas. Als je dit niet geeft is het klaar. Ik wil je pas en je code en dan ben ik meteen weg, dan laat ik je voor altijd met rust, dat is het enige dat ik wil.
NN-vrouw: je bent gek
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 2] plakken
(gestommel, vrouwenstem die “auw!” roept)
[medeverdachte 2] : Ik wil jouw pas en ik laat jou met rust. Anders ga ik geweld gebruiken dat wil ik niet tegen je gebruiken
[medeverdachte 2] : De pas ey!
NN-vrouw: NEE
[medeverdachte 2] : Het is beter voor jou het is niet nodig (…)Ik ben groter dan jou…ik maak je af als ik wil dus geef me die pas. Als je dat niet doet kan een einde aan je leven maken. Ik wil nu jouw fucking pas anders ga ik me pistool voor je trekken, Ja?
NN-vrouw: nee
[medeverdachte 2] : ik ga mijn pistool trekken. Ik ga je doodmaken he? de keuze is aan jou mevrouw.
(…)
Tas pakken verdomme, nu in de keuken. En je blijft hier zitten verdomme. Ik maak geen grappen met je.
(…)
[naam 2] : [medeverdachte 2] doe die deur open voor mij
[medeverdachte 2] : er komt een andere gozer van mij als je hem dan niet je pincode geeft
(…)
[naam 2] : Zet haar in de wc, zet haar in de wc (…) kom dan boys, kijk of het de goede is (…) Ophangen iedereen ophangen (…)
[medeverdachte 2] : … is nu eruit he?
[naam 2] : Ik weet niet We hebben het goed gedaan, maar nog niet 100%
(..)
[medeverdachte 2] : ING richting de poortje
[medeverdachte 1] : je gaat vinden, je gaat vinden
[medeverdachte 2] : [naam 2]
[medeverdachte 1] : Maar je moet bedekt binnen he!
[naam 2] : jaja [57]
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat hij samen met [medeverdachte 2] en [naam 2] de overval heeft gepleegd. [naam 2] had aangeefster die dag al eerder op het oog gekregen toen zij samen in het winkelcentrum waren. [naam 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangeefster toen lopend gaan volgen, daarna zijn zij weer in de auto gestapt en naar de woning van aangeefster gereden. [naam 2] had tegen [medeverdachte 1] gezegd: “we willen haar pakken”. Hiermee bedoelde hij dat zij haar zouden gaan overvallen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 2] zijn elkaar gaan bellen in één gezamenlijk gesprek. Vervolgens deed [medeverdachte 2] zich voor als postbezorger, hij had een doos met daarop een pan. [medeverdachte 1] had de ductape bij zich. [medeverdachte 2] stond voor de deur en [medeverdachte 1] stond om de hoek. Daarbij keek hij naar [naam 2] die in de auto zat omdat [naam 2] hem zou gaan seinen. Toen [naam 2] via de telefoon tegen [medeverdachte 1] zei dat hij de woning ook moest ingaan, heeft [medeverdachte 1] dit gedaan. [medeverdachte 1] duwde toen [medeverdachte 2] naar binnen. [medeverdachte 1] is ook naar binnen gegaan en heeft de deur dicht gedaan. [medeverdachte 2] zei tegen de vrouw dat zij moest gaan zitten. [medeverdachte 1] heeft de deur voor [naam 2] open gemaakt en is vervolgens naar boven gegaan om te kijken of daar ook nog mensen waren. Toen hij beneden kwam, zag hij dat aangeefster door [naam 2] en [medeverdachte 2] op de wc was gezet. Toen aangeefster in het begin wilde opstaan om de telefoon te pakken, heeft [medeverdachte 2] deze afgepakt. Toen zij weer een andere telefoon wilde pakken, heeft [medeverdachte 1] deze telefoon afgepakt. Deze telefoon heeft hij hierna weer teruggelegd. [medeverdachte 2] wilde de pinpas en pincode van aangeefster. [medeverdachte 1] heeft gehoord dat [medeverdachte 2] tegen haar zei “moet ik mijn pistool trekken” en “ ik wil nu je pinpas”. [medeverdachte 1] verklaart verder dat hij door anderen ook vaak “ [medeverdachte 1] ” wordt genoemd. Het plan om iemand te gaan beroven was de dag ervoor al gekomen, toen waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 2] ook samen. [58]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij mee heeft gedaan aan de woningoverval. [medeverdachte 2] , [naam 2] en [medeverdachte 1] hadden aangeefster die dag eerder al gezien in het winkelcentrum. [naam 2] zag haar bij de kassa staan. Zij hebben haar toen achtervolgd. Bij het huis van aangeefster deed [medeverdachte 2] zich voor als postbode. Hij had een pakketje bij zich. [medeverdachte 2] heeft om de pinpas gevraagd en de telefoon van aangeefster afgepakt toen zij wilde gaan bellen om hulp. [medeverdachte 2] heeft ook gedreigd dat hij zijn pistool zou pakken. Toen [naam 2] binnenkwam, zei [medeverdachte 2] : “Kom ga loesoe, snel snel”. Aangeefster moest toen van [naam 2] in de wc gaan zitten. [59]
Verklaring verdachte
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de beroving. Hij verklaart bij de politie dat hij zijn neefjes [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 22 februari 2017 bij een adres in Diemen heeft afgezet, daar een kwartier in de auto heeft gewacht en hen daar weer heeft opgehaald. Vanaf toen is hij met [medeverdachte 2] naar de [supermarkt] gegaan om daar te pinnen, bij Ganzenhoef was eerst de pinautomaat stuk. [naam 2] heeft toen geprobeerd te pinnen. [60]
Aantreffen pinpas aangeefster in jaszak verdachte
In de auto van verdachte [verdachte] is op 2 maart 2017 in de jaszak van de jas van verdachte [verdachte] een pinpas aangetroffen die op naam staat van aangeefster [aangeefster 6] . [61]
Alibi
Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de woningoverval zoals deze aan hem ten laste is gelegd. Hij stelt dat hij deze dag, 22 februari 2017, een dagbehandeling heeft ondergaan in Den Haag bij PsyQ. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De in dit kader door verdachte overgelegde schriftelijke verklaring van een psychiater is, zoals hieronder bij het feit onder zaak B verder uiteen zal worden gezet, vals. [62] Dat verdachte aanwezig was bij PsyQ op het moment van de woningoverval, is daarbij ook in strijd met zijn eigen verklaring: verdachte stelt immers dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de woning in Diemen heeft afgezet en daar in de auto op hen heeft gewacht en hen vervolgens weer heeft opgepikt. Alles bij elkaar is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte opgegeven alibi vals is, geen enkele steun vindt in de bewijsmiddelen en zelfs in strijd is met zijn eigen verklaring.
Gelet op de inhoud van de voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank is van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachten de woningoverval heeft gepleegd. Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, blijkt onder meer uit het opgenomen tapgesprek tussen verdachte en zijn medeverdachten ten tijde van het plegen van de woningoverval. Alhoewel verdachte ontkent dat zijn stem te horen is op dit gesprek, wordt zijn stem herkend door de verbalisant die het gesprek uitluistert en verdachte al eerder heeft verhoord. Ook spreekt [medeverdachte 2] verdachte in dit gesprek aan bij zijn voornaam. Verdachte geeft in dit gesprek duidelijk instructies aan zijn medeverdachten. De rolverdeling wordt met elkaar besproken en ter plekke uitgevoerd. De door de aangeefster opgegeven signalementen van de daders sluiten aan bij dat van verdachte en zijn medeverdachten: een donkere, wat oudere, dikkere man met twee jongere jongens. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] volgt dat verdachte aangeefster al in het winkelcentrum had uitgekozen en dat hij haar vervolgens samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft achtervolgd. Zij hebben samen besproken hoe zij de woningoverval zouden gaan uitvoeren. De avond ervoor hadden zij het voornemen hiertoe al samen besproken. Verdachte was de persoon die als laatste de woning is ingegaan, aangeefster heeft bedreigd, haar handhandig naar de wc heeft gedirigeerd en na afloop van de overval heeft geprobeerd om met haar pinpas geld op te nemen. De pinpas van aangeefster is uiteindelijk in zijn jaszak, van de jas die in zijn auto lag, aangetroffen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen: er was sprake van een intensieve samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarbij verdachte een wezenlijke en zelfs leidinggevende bijdrage heeft geleverd aan de woningoverval.
Straatroof 22 februari 2017, Strandvliet, Amsterdam (feit A7)
Aangeefster [aangeefster 7] ( [geboortedatum 8] 1955) verklaart dat zij op 22 februari 2017 omstreeks 19:10 uur op metrostation Strandvliet te Amsterdam stond. Daar kwam een jongen op haar af rennen. Aangeefster zag en voelde dat deze jongen aan haar boodschappentas rukte. Zij trok terug, maar moest toch loslaten omdat hij zo sterk was. Daardoor viel zij naar achteren, met haar achterhoofd op de vloer. Zij voelde erg veel pijn op haar hoofd, haar voet en knie. De jongen rende hierna met haar tas weg. De weggenomen goederen betreffen: een boodschappentas, een portemonnee, een bril van het merk Rayban, een bankpas, een witte telefoon van het merk Huawei P8 Lite, een geldbedrag, postzegels, handschoenen, capuchon van jas, schroevendraaier, een centimeter, een Veninol spray en een broodtrommel. [63]
Bij de doorzoeking in de auto van verdachte (Opel Astra [kenteken 2] ) wordt op 24 februari 2017 onder andere een witte telefoon van het merk Huawei P8 Lite aangetroffen. Deze telefoon is van aangeefster. Op 2 maart 2017 wordt in deze auto een bril van het merk Ray-Ban gevonden. Bij het zien van de bril verklaart aangeefster [aangeefster 7] aan verbalisant: “Ja, dit is inderdaad mijn bril. Dit is de bril die van mij gestolen is”. [64]
Op 22 februari 2017 omstreeks 20:00 uur vindt het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] :
D: Jij wat gedaan?
L: Uhu ik heb saaf gemaakt
D: Hoeveel?
L: Barkietje
D: Of wat
L: En ik heb nog Huawei p8 light
D: Met wie ben je
L: Alleen [verdachte] heeft met net osso gezet we hebben in totaal twee nogwat gepakt in strandje
D: Ai of wat
L: Op een vrouw G
D: Ooooeee!!
L: Ey broer kill weet je wat is gebeurd ik ben gewoon gevallen tijdens die torie
D: Echt!!
L: Want zij was ook gevallen en ik struikelde over haar tas heen g
D: Echt?
L: Ja man
D: Ging ze
L: He?
D: Ging ze tegenstrib
L: Uh volgens mij niet ja ja ja ze ging wel terugtrekken maar kill ik had wel die ik had wel gewonnen.
Interpretatie verbalisant: uit het tapgesprek blijkt dat hij ( [medeverdachte 2] ) samen met [naam 2] een Huawei P8 Lite buit heeft gemaakt. Ook zegt hij “twee nog wat” te hebben gepakt. Hiermee wordt vermoedelijk meer dan 200 euro bedoeld.
Op 22 februari 2017 omstreeks 21:56 uur vindt er een WhatsApp gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1]
.Interpretatie van dit gesprek door verbalisant: [medeverdachte 2] geeft aan veel pijn te hebben. Hij was gevallen. Hij dacht dat die vrouw hem zou “blazen” toen hij viel. Vermoedelijk bedoelt hij hier “slaan” mee. Hij stond op en rende voor zijn leven. Hij was heel snel. [65]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat hij alleen was in de auto met [naam 2] . Zij zagen een vrouw en zeiden: “kijk deze”. [medeverdachte 2] trok haar tas en viel toen, of zij viel eerst, dat weet [medeverdachte 2] niet meer precies. [medeverdachte 2] stapte in de auto en was weg. De buit was hier 180 en een telefoon, een witte Huwai P8. [66]
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen.
Poging straatroof 23 februari 2017 te Diemen (A6)
Aangeefster [aangeefster 8] ( [geboortedatum 9] 1939) verklaart dat zij op 23 februari 2017 omstreeks 11:30 uur slachtoffer is geworden van een poging straatroof. Er waren twee daders bij betrokken: dader 1 en dader 2. Op het moment dat aangeefster de toegangsdeur van haar woning aan de [straat 1] te Amsterdam wilde openen, voelde zij dat zij van achteren werd geduwd door dader 1, die zij onder andere omschrijft als een lichtgetinte 15 jarige jongen van ongeveer 1.45 m met een slank postuur. Zij voelde dat er aan haar schoudertas werd getrokken door dader 1. Aangeefster schrok en heeft enorm gegild. Naast dader 1 zag zij nog een man staan, dader 2. Dader 2 wordt door haar omschreven als een licht getinte man van ongeveer 20 jaar van ongeveer 1.70 m ook met slank postuur. Aangeefster denkt dat dader 1 van haar gegil schrok en toen de tas losliet. Zij zag toen dat dader 1 wegrende. Uit het niets zag zij toen dat dader 2 zijn rechtervuist balde en deze met kracht tegen haar wang sloeg. Vervolgens zag zij de daders wegrennen. Aangeefster heeft pijn aan haar wang als gevolg van het delict. Haar wang is dik geworden en blauw gekleurd. [67]
Uit een letselverklaring van aangeefster blijkt onder meer dat zij een bloeduitstorting heeft ter hoogte van haar jukbeen en bovenkaak. [68]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van dit feit verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [naam 2] was. Het slachtoffer liep en [naam 2] zag haar in een portiek. [medeverdachte 2] deed alsof. Hij pakte met één hand de tas. De vrouw schrok. [medeverdachte 2] rende daarna weg in de auto. [69]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [naam 2] die vrouw in de portiek zag staan en hij zei tegen [medeverdachte 2] dat ze erachter aan moeten gaan. [medeverdachte 1] heeft toen de deur van de auto opengehouden en [medeverdachte 2] deed alsof hij die tas wilde pakken. De vrouw gilde en toen zijn ze weggerend. [70]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 februari 2017 bij zijn pleegmoeder, [moeder medeverdachte] , was. Zij heeft een verklaring ondertekend (en zelf aangevuld) waarin staat dat verdachte op 23 februari 2017 van 12 :00 uur tot 19:30 uur bij haar was. Nadat zij hierover bevraagd is bij de politie, heeft zij haar verklaring bijgesteld. Zij verklaart dan dat zij verdachte die dag heeft gezien, maar dit was van 14:00 uur tot 16:00 uur. [71]
De verklaring dat verdachte op 23 februari 2017 in de middag rond de door haar genoemde tijd bij zijn pleegmoeder was, staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan een bewezenverklaring van dit feit, nu dit volgens aangeefster omstreeks 11:30 uur is gepleegd. Het door verdachte aangedragen alibi wordt dan ook door de rechtbank terzijde geschoven.
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen, waarbij de rechtbank het er, gelet op de omschrijving van de lengte van de daders, voor houdt dat [medeverdachte 1] in deze als dader 1 en [medeverdachte 2] als dader 2 heeft opgetreden. De rechtbank heeft kunnen constateren dat [medeverdachte 1] kleiner is dan [medeverdachte 2] , die verder ook een oudere indruk achter laat.
Straatroof 23 februari 2017 de Klencke te Amsterdam (A4)
Aangeefster [aangeefster 9] ( [geboortedatum 10] 1950) verklaart dat zij op 23 februari 2017 omstreeks 19:00 uur slachtoffer is geworden van een straatroof. Ter hoogte van de AJ Ernststraat voelde zij plotseling dat iemand haar tas met een harde ruk uit haar hand trok. Zij viel hierdoor voorover. Op haar tas stonden afbeeldingen van poezen. In de tas zaten een tube handcrème, huissleutels, een kam, een pakje papieren zakdoeken, een grijze portemonnee, een geldbedrag van ongeveer 14 euro, een lichtblauwe sjaal en een bontsjaal. Ook haar stempas voor de Tweede Kamerverkiezingen, spaarpassen van [supermarkt] en Kruidvat en identiteitsbewijs zaten in de tas. [72]
Bij de doorzoeking in de auto van verdachte (Opel Astra [kenteken 2] ) wordt op 24 februari 2017 onder andere een tas met daarop een afdruk van twee poezen aangetroffen. In de tas zitten diverse pasjes op naam van [aangeefster 9] , geboren op [geboortedatum 10] , een grijze portemonnee met daarin een briefje van 10 euro, een brief met stempas voor de Tweede Kamerverkiezingen, een Kruidvat voordeelkaart en handcrème. Verder worden in de auto van verdachte twee sjaaltjes aangetroffen. Bij het zien van deze sjaaltjes verklaart aangeefster: “He, dat is mijn sjaaltje en die andere ook!” Ook wordt de identiteitskaart van mevrouw [aangeefster 9] in de auto van verdachte aangetroffen. [73]
Uit bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig [kenteken 2] (auto van verdachte) blijkt dat deze auto op 23 februari 2017 om 18:45 uur een camera passeerde en reed in de richting van Buitenveldert op de Europaboulevard richting Zuid, 50 meter na de Boelelaan. Op 23 februari 2017 reed de auto om 19:00 uur uit de richting van Buitenveldert. Toerit Ringweg A10, ter hoogte van de Europaboulevard richting Ringweg A10 Zuid. Samengevat: aan de hand van deze gegevens is te zien dat het voertuig [kenteken 2] kort voor de straatroof in de richting van het plaats delict de Oldengaarde Amsterdam reed en kort na de straatroof wegreed van het plaats delict. [74]
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij reden en dat [naam 2] toen iemand zag. Hij stuurde [medeverdachte 2] erop af. [medeverdachte 2] vroeg [medeverdachte 1] of hij meeging. [medeverdachte 2] pakte haar tas. De vrouw was rond de 70/80 jaar. Nadat [medeverdachte 2] haar tas had gepakt, renden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de auto. De rolverdeling was dat [naam 2] reed, [medeverdachte 2] haar tas pakte en [medeverdachte 1] mee rende. Het idee kwam meer van [naam 2] vandaan. [75]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 februari 2017 bij zijn pleegmoeder [moeder medeverdachte] , was. Zij heeft een verklaring ondertekend (en zelf aangevuld) waarin staat dat verdachte op 23 februari 2017 van 12 :00 uur tot 19:30 uur bij haar was. Nadat zij hierover bevraagd is bij de politie, heeft zij haar verklaring bijgesteld. Zij verklaart dan dat zij verdachte die dag heeft gezien, maar dit was van 14:00 uur tot 16:00 uur. [76]
De verklaring dat verdachte op 23 februari 2017 in de middag rond de door haar genoemde tijd bij zijn pleegmoeder was, staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan een bewezenverklaring van dit feit, nu dit volgens aangeefster omstreeks 19:00 uur is gepleegd. Het door verdachte aangedragen alibi wordt dan ook door de rechtbank terzijde geschoven.
Gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit kan worden bewezen.
Voorbereidingshandelingen [casino] (feit A13)
Naar aanleiding van de woningoverval op mevrouw [aangeefster 6] op 22 februari 2017 (feit A1) heeft de politie een telefoontap gezet op het telefoonnummer van [medeverdachte 1] * [telefoonnummer 4] . Het nummer van [medeverdachte 2] * [telefoonnummer 3] wordt al getapt naar aanleiding van de woningoverval in Den Haag (feit A12). Uit het proces-verbaal van bevindingen [77] met betrekking tot de taps van 23 februari 2017 – in combinatie met hetgeen bekend is over de telefoonnummers en de stemherkenningen [78] – kan het volgende worden afgeleid.
Op 23 februari 2017 om 21:40 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door verdachte [naam 2] (* [telefoonnummer 2] ).
Omstreeks 22:30 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [naam 2] . [medeverdachte 1] vraagt of de beller die ‘koelie sma’ nog heeft gezien. De man zegt hij haar op het oog heeft. [naam 2] zegt dat de jongens rustig moeten doen. Ze moeten uitrusten, want het moet vannacht gebeuren, 100 procent.
Omstreeks 23:15 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [naam 2] . Hierbij vindt het volgende gesprek plaats (G= [medeverdachte 2] ) en N = [naam 2] )
G: Yo
N: Boys.. er is een sma
G: Ja
N: Die heeft twee en een halve kop. Twee en een half. Maar er is een Bakra, er is een bakra man.. een bakra man en die gaat nog ‘hem.’
G: Hoeveel?
N: Ja hij speelt nog door, maar die andere is al gestopt. Die sma is al gestopt. Ik weet niet voor wat jullie willen gaan. Willen jullie voor die man gaan met z’n drieën of willen jullie voor die vrouw gaan?
G: Die man toch
N: Gaan we voor die man?
G: ja
N: Dan hou ik hem in de gaten ja
G: Oke
N: Zeker he, maar we moeten taai zijn he
G: Is wel groot
N: Nee nee nee nee, maar best wel bigga, maar niet niet niet strong, niet strong
G: Ay no spang
N: Zeker he. Ik bouw op jullie he boys.
G: Ja
N: Dan man NTV ‘hem’ he dus ik zeg jullie al
G: ovs sowieso
N: Dus gelijk alles klaar zetten, klaar maken. Kappie alles, alles.
G: ovs No spang
N: Is goed. Ik hou jullie op de hoogte
G: Ayt
Interpretatie door politie: De beller ziet twee personen. Een vrouw met twee en een halve kop. Ambtshalve bekend dat kop 1000 euro betekent. Maar er is ook een andere man. Hij stelt de getapte (D) de keus of ze de man of de vrouw willen. Ze kiezen voor de man. De man is wel “bigga”(groot), maar niet strong (sterk). De beller zegt dat ze alles klaar moeten zetten. “Kappie” alles. Mogelijk wordt met “kappie” een kapmes bedoelt.
Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat de door [naam 2] gebruikte auto (grijze Opel Astra [kenteken 2] ) op 23 februari 2017 vanaf 21:30 uur wordt aangetroffen in een parkeergarage gelegen aan de Nieuwe Parklaan 248, onder het [casino] te Scheveningen (Den Haag). Verbalisanten zien dat er op de achterbank van de auto twee donkergetinte personen zitten, die om 23:16 uur [dat is direct na het laatste hierboven weergegeven telefoongesprek; toevoeging rechtbank] beiden uit de auto stappen. Verbalisanten zien dat één van deze personen van achter de kofferbak vandaan komt en een lange zwarte regenjas heeft aangedaan, een zwarte pet met witte opdruk heeft opgezet en zwarte handschoenen heeft aangetrokken. Tevens zien zij dat de andere persoon een donkere capuchon over zijn hoofd heeft en verder volledig in het zwart is gekleed. [79] De personen blijken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te zijn, zij worden aangehouden. [verdachte] wordt uiteindelijk in het casino aangehouden. [80] Uit de camerabeelden blijkt dat hij op 23 februari 2017 om 20:03 uur het [casino] te Scheveningen betreedt. Hij loopt daar rond totdat hij wordt aangehouden door de politie om 23:32 uur. [81]
[medeverdachte 1] wordt na zijn aanhouding gefouilleerd. In de rechterbroekzak van de verdachte wordt een hakmes aangetroffen. [82]
De auto van verdachte [verdachte] (de grijze Opel Astra [kenteken 2] ) wordt op 24 februari 2017 aan een onderzoek van de Forensische Opsporing onderworpen. In de zwarte rugtas is een hakmes aangetroffen. Op de vloer, voor de rechtervoorstoel, is een masker aangetroffen. Op de grond achter de passagiersstoel is nog een zelfde soort masker aangetroffen. Tevens is er een rol duct tape aangetroffen en een handschoen met daarop een stuk ducttape. [83]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op deze dag is opgehaald door [naam 2] en [medeverdachte 1] . [naam 2] wilde sowieso naar het casino gaan om geld te maken of te verliezen. En toen kwam het plan om iemand met veel geld te roven. [84]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij via het telefoongesprek wist dat [naam 2] in het casino liep met de intentie iemand te beroven. Hij had een hindoestaanse meid op het oog. Hij moest wachten tot hij kwam. ‘Hij zei nog iets over een Nederlander, dat we moesten kiezen’ volgens hem is 1 kop duizend. Die bakra man maakte wel veel geld. [medeverdachte 1] had een kapmes bij zich. Waarom? ‘mijn neef zei dat wij het moesten meenemen’. Volgens mij voor die beroving. [85]
Als hem in een later verhoor wordt gevraagd wiens idee het was om bij [casino] iemand te overvallen, antwoordt [medeverdachte 1] met ‘ [naam 2] ’. Het was in de auto gepland. [86]
De rechtbank stelt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voorhanden heeft. Daarom zal moeten worden bewezen dat de voorwerpen die de verdachten en zijn (eventuele) medeverdachte(n) bij zich droeg(en) bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf. Krachtens de geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar de uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen, dienstig konden zijn voor het misdadige (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). Niet van belang is dat het merendeel van de aangetroffen voorwerpen normale gebruiksvoorwerpen zijn. Immers dienen de voorwerpen in hun gezamenlijkheid en naar hun uiterlijke verschijningsvormen te worden beoordeeld, waarbij ook niet geabstraheerd mag worden van het doel dat de verdachte met deze voorwerpen voor ogen had. Bij oordelen aangaande het bewijs van dat doel, spelen in beginsel alle feiten en omstandigheden van het geval een rol.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden kan worden bewezen dat sprake is van strafbare voorbereiding. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben min of meer toegegeven dat het plan was om iemand te beroven. [medeverdachte 1] verklaart dat hij het kapmes mee had genomen op verzoek van [naam 2] . [naam 2] was ter uitvoering van dat plan in het casino aan het rondkijken. Via de WhatsApp komt naar voren welke potentiële slachtoffers er zijn. ‘Het moet vanavond gebeuren’ zegt [naam 2] . Er wordt gekozen om met z’n drieën te gaan voor de grote, maar niet sterke man en ze moeten taai zijn. Alles moet klaar worden gezet zegt [naam 2] om 23:15 uur “kappie alles”. Om 23:16 uur ziet de observatie dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de auto stappen. [medeverdachte 1] heeft een lange zwarte jas aangedaan. [medeverdachte 1] heeft dan een kapmes in zijn broekzak. Uit de combinatie en de onderlinge samenhang van de aangetroffen voorwerpen en het vooropgezette plan van verdachten kan worden afgeleid dat zij deze voorwerpen voorhanden hebben gehad met het voornemen om daarmee een diefstal met (bedreiging van) geweld, dan wel afpersing te plegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 13 ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Medeplegen
Uit hetgeen hiervoor per afzonderlijk feit is vastgesteld, kan al worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de straatroven en woningovervallen en pogingen daartoe. Daarnaast acht de rechtbank bij de bewezenverklaring van de straatroven en woningovervallen de modus operandi in onderlinge samenhang bezien tevens redengevend voor elkaar.
De rechtbank acht het aangewezen om ook in algemene zin een opmerking te maken over de onderlinge samenwerking.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. (HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443). De kwalificatie van medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit.
Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. (Vgl. bijvoorbeeld HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972, NJ 2012/452). Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, aldus de Hoge Raad.
Tegen de achtergrond van dit beoordelingskader belicht de rechtbank objectieve informatie die uit telefoongegevens is achterhaald. In de periode van 19 februari 2017 tot en met 23 februari 2017 hebben de verdachten namelijk onderling diverse conversaties gevoerd via WhatsApp.
Uit de WhatsApp gesprekken vanaf 19 februari 2017 blijkt dat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] vraagt of ze nog iemand gaan kannen, dat betekent beroven. [medeverdachte 1] geeft aan wel zin te hebben. Ze overleggen wat ze gaan doen. [medeverdachte 1] vraagt of ze wat gaan doen met [naam 2] . [medeverdachte 2] vraagt of hij wil. [medeverdachte 1] zegt ja. [medeverdachte 2] zegt dat hij dan ‘ [bijnaam verdachte 2] ’ gaat bellen. [87]
[naam 2] zegt op 20 februari 2017 tegen [medeverdachte 1] dat hij goed moet observeren om te kijken wie waar alleen woont. [naam 2] vraagt op 22 februari 2017 aan [medeverdachte 1] of ze het vandaag gaan doen. [medeverdachte 1] geeft aan van wel. Ze spreken af bij station Buitenveldert. [medeverdachte 1] vraagt of de wijk niet heet is. [naam 2] zegt dat ze om 13:00 uur afspreken en dan een paar dagen rust nemen. Ze hebben wel een pinpas nodig met code. [88]
Op 20 februari 2017 is er een gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] geeft aan dat het heet is in Buitenveldert, met andere woorden dat er vermoedelijk veel politie is. Hij geeft aan dat ze wel iemand kunnen observeren. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] al iemand op het oog heeft, een omaatje of zo. [medeverdachte 2] geeft aan ook geld te willen. [89]
[medeverdachte 2] zegt in een gesprek met een onbekende op 21 februari 2017 dat hij zo gaat “nakke”, stelen. Hij heeft vandaag drie mensen gekanteld, beroofd in Buitenveldert. Bij zijn oma wonen “oude tattas vrouwen met saaf’, oude Nederlandse vrouwen met geld. Ze hebben vandaag 6 barkie, 600 euro, gepakt. Gedeeld door drie is dat 200 euro per persoon. [90]
Op 21 februari 2017 spreken [medeverdachte 2] en [naam 2] met elkaar via WhatsApp. [medeverdachte 2] wil saaf maken. [naam 2] zegt dat [medeverdachte 2] zich niet druk moet maken en dat zij morgen of donderdag weer gaan. Als ze 200 euro per dag maken is dat goed, aldus [naam 2] . [medeverdachte 2] wil meer. [naam 2] wil dat ook. Een osso (huis) met pinpas is wel een groot risico maar dan zijn ze wel binnen. Dat moeten ze bereiken. [medeverdachte 2] is tot alles in staat. [naam 2] ook, maar hij kan niet ‘tasje doen’ en rijden tegelijk.
Ze bespreken hoe laat ze morgen afspreken en wat ze gaan doen. [medeverdachte 2] zegt een paar tasjes te doen en een huis ‘osso’ als het kan. Hij wil het doen in ‘btv’ Buitenveldert. [naam 2] vraagt ‘Alweer btv’ en ‘Achter mekaar’. Dit doet vermoeden dat ze het recent ook hebben gedaan. [naam 2] zegt dat het hem niets uit maakt, ‘hoe meer hoe beter’. Maar hij wil echt gaan voor een pinpas, dan hebben ze koppen’. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat ‘kop’ 1000 euro betekent. Ze willen met zijn drieën gaan, samen met dhee. Vermoedelijk bedoelen ze daar [medeverdachte 1] mee. [medeverdachte 2] moet van [naam 2] alvast even nadenken over ‘mooie plekken waar veel oudjes wonen’. [naam 2] zegt dat die ‘torie’ van Buitenveldert op At5 staat. [medeverdachte 2] kan het niet vinden. [naam 2] zegt dat de vrouw 86 was. Opvallend zijn de woorden ‘fuck dat’, ‘saaf=saaf’ (geld is geld). Hij is in voor alles, vooral voor pinpas. [91]
Ze bespreken zeer vermoedelijk dat ze een huis willen overvallen en een pinpas willen pakken. Dan verdienen ze een paar duizend euro. Dat willen ze doen in Buitenveldert, waar ze zeer recent al berovingen hebben gepleegd. Ze willen een huis pakken van een persoon op leeftijd. [medeverdachte 2] vraagt hoe laat [naam 2] bij hem is. [naam 2] zegt 13.00 uur en vraagt waar ze gaan beginnen. [medeverdachte 2] zegt dat [naam 2] [medeverdachte 2] ook moet bellen en rond 13.15 uur bij hem. [naam 2] zegt dat ze zelf naar ‘btv’ moeten komen. Hiermee bedoelen ze zeer vermoedelijk Buitenveldert. [medeverdachte 2] is daar sowieso. [naam 2] vraagt of ze eerst een tasje doen of een huis ‘osso’. [medeverdachte 2] zegt dat ze altijd eerst met een tasje beginnen en een huis als laatst doen. Als het huis mislukt is alles ‘geschetst’. Dan is er meteen politie ‘scotoe’. Ze spreken af te beginnen in Buitenveldert. [92]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze conversaties dat de verdachten voorafgaande aan de straatroven en woningovervallen en pogingen daartoe nauw en bewust hebben samengewerkt. Voorts blijkt in samenhang met de overige bewijsmiddelen het volgende. Tijdens de daadwerkelijke uitvoering van de straatroven (met uitzondering van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 8] ) geldt steeds dat [medeverdachte 2] degene was die de diefstal pleegde, [medeverdachte 1] daarbij aanwezig was en [naam 2] in de auto zat. Bij de straatroof op mevrouw [aangeefster 1] waren [naam 2] en [medeverdachte 1] er allebei vlakbij toen [medeverdachte 2] de diefstal pleegde en bij de straatroof op mevrouw [aangeefster 8] was het [medeverdachte 1] die de tas probeerde af te pakken, [medeverdachte 2] die mevrouw [aangeefster 8] sloeg en [naam 2] wachtend in de auto zat. Bij de woningovervallen zijn de drie verdachten allen in of bij de woning geweest. Uit de bekennende verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de aangiftes en uit de voorgaande conservaties is af te leiden dat de verdachten met elkaar plannen maakten en hun voornemens vorm gaven. Daartoe werden afspraken gemaakt over de locaties, de slachtoffers en de rolverdeling. De buit werd steeds in gelijke delen verdeeld. Er was een vast patroon waarbinnen de verdachten in die dagen opereerden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op die omstandigheden er steeds sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ten aanzien van de straatroven en de pogingen daartoe dat de verdachte zijn minderjarige medeverdachte(n) vrijwel steeds het vuile werk heeft laten opknappen. In dat verband is illustratief dat verdachte het zelf brengt als: ik kan niet tasje doen en rijden tegelijk. Waar het besturen van een vluchtauto in het algemeen in verband pleegt te worden gebracht met medeplichtigheid is dat in deze zaak niet aan de orde, nu de intellectuele bijdrage van verdachte van tevoren al van zodanig gewicht is – laat staan in combinatie met het vervoeren van de mededader(s) – dat verdachte moet worden gezien als volwaardige medepleger.
Vrijspraken straatroven Boris Pasternakstraat (feit A5) en Havikshorst (feit A10)
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw niet bewezen wat in zaak A onder 5 en 10 is ten laste gelegd. Weliswaar vertonen beide straatroven gelijkenissen met de bewezen straatroven, maar is er onvoldoende direct bewijs dat verdachte en zijn medeverdachte(n) verantwoordelijk zijn voor deze feiten. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Poging woningoverval [adres 4] Den Haag 15 augustus 2016 (feit A12)
Aangifte
Mevrouw [naam 1] verklaart dat zij op 15 augustus 2016 omstreeks 13:13 uur alleen in haar woning is als zij de voordeurbel hoort gaan. De woning is gelegen op de eerste etage van een appartementencomplex aan de [adres 4] nummer [nummer 4] te Den Haag. Het betreft een complex met zes woningen. Indien er wordt aangebeld, kan een bewoner de deur openen met een telefoon vanuit de woning. Mevrouw [naam 1] neemt na het horen van de bel haar telefoon op en hoort dat er een man voor de deur staat. Hij vertelt dat hij voor zijn moeder zou komen, die “ [naam 6] ” zou heten. Mevrouw [naam 1] opent de deur. Zij ziet dat een jongen voor de deur staan, welke zij in haar verklaring verder man 1 noemt. Plotseling ziet mevrouw [naam 1] dan ook nog twee andere jongens vanaf de trap haar woning in komen rennen. Zij noemt hen man 2 en man 3. Mevrouw [naam 1] wordt hard weggeduwd door deze jongens en komt hierdoor ten val. Man 2 draagt een bivakmuts en heeft een zwart metalen pistool met een lange slede bij zich. Doordat deze mannen haar duwen, ligt zij met haar hoofd op de grond. Zij probeert omhoog te komen, maar wordt weer door man 3 met haar hoofd naar beneden geduwd. Zij hoort man 2 tegen de andere mannen roepen: “
Plak haar mond, plak haar mond”. Opeens ziet zij een rol met plakband. Zij ziet dat er zwarte tape op zit. Man 1 trekt hier een stuk vanaf en brengt dit in de richting van haar gezicht. In een reflex lukt het mevrouw [naam 1] om dit uit zijn handen te slaan. Hierna probeert man 1 nog een keer de tape op haar gezicht te plakken. Mevrouw [naam 1] heeft de telefoon (waarmee zij eerder de deur had geopend) nog in haar handen. Zij hoort dat man 1 en man 2 tegen man 3 roepen dat hij de telefoon moet afpakken. Het lukt mevrouw [naam 1] om de telefoon vast te houden. De drie mannen zeggen tegen haar: “
mevrouw, als u meewerkt gaan wij u niets doen”.Mevrouw [naam 1] zegt dat zij meewerkt als de mannen haar los zouden laten. Zij voelt hierop dat de weerstand om haar naar beneden te houden, minder wordt. Op het moment dat mevrouw [naam 1] het idee krijgt om op te staan en alarm te gaan slaan, probeert man 1 weer haar mond dicht te plakken. Zij zegt tegen hem dat zij meewerkt, maar dat de mannen dan geen tape op haar gezicht moeten plakken. Man 3 pakt vervolgens haar handen vast zodat zij niet kan bewegen. Zij ziet dan dat man 1 en man 3 haar proberen vast te houden en probeerden te tapen, terwijl man 2 door haar huis loopt. Mevrouw [naam 1] ziet kans om op te staan en de deur te openen. Zij gaat de woning uit en schreeuwt hard dat er dieven in haar woning zijn. Zij wordt hierop door man 1 en man 3 meerdere malen tegen haar lichaam geslagen. Zij schoppen in haar rug en tegen haar hoofd. Hierna rennen de twee mannen weg, terwijl man 2 nog in haar woning loopt. Man 2 rent vervolgens naar mevrouw [naam 1] en geeft haar met het pistool een klap in haar rug en tegen haar hoofd. [93]
Een week later verklaart mevrouw [naam 1] bij de politie dat zij meerdere schoppen in haar rug voelde tijdens de overval. Ook werd zij meerdere keren tegen haar hoofd gestompt. Man 1 en man 3 hebben haar allebei op haar hoofd geslagen. De klappen en trappen heeft zij gekregen toen zij weer was gaan staan en naar haar bovenbuurvrouw riep dat zij door dieven werd geslagen. [94]
Mevrouw [naam 1] verklaart enige tijd later bij de politie dat zij nog eens heeft nagedacht over de woningoverval. Zij heeft sterk het vermoeden dat de daders bekenden moeten zijn, nu zij voor de overval was gebeld door iemand die vroeg naar een afslankmethode waar mevrouw [naam 1] bij betrokken was. De dochter van aangeefster had enkele jaren een relatie gehad met een man, genaamd [naam 2] . Mevrouw [naam 1] heeft sterke vermoedens dat deze [naam 2] betrokken is geweest bij de woningoverval, nu haar dochter erachter was gekomen dat [naam 2] sieraden had beleend. Nadat de dochter van mevrouw [naam 1] haar een foto had getoond van een familielid van [naam 2] , [medeverdachte 1] , herkende zij deze [medeverdachte 2] direct als zijnde jongen 1 van de overval die bij haar aanbelde en met aangeefster in gesprek ging. Jongen 1/ [medeverdachte 2] was ook de jongen met het plakband. Mevrouw [naam 1] verklaart verder dat zij op 15 augustus 2017 tussen 10:30 uur en 10:45 uur is gebeld door een anoniem nummer. De persoon aan de telefoon zei, evenals de persoon die aan de deur stond, dat hij de zoon van [naam 6] was. [95]
Uit onderzoek aan de telefoon van mevrouw [naam 1] blijkt dat zij op 15 augustus 2016 om 11:11 uur door het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is gebeld. [96]
Onderzoek historische verkeersgegevens * [telefoonnummer 3]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] blijkt onder andere dat het nummer * [telefoonnummer 3] zich op 15 augustus 2016:
- om 08:24 uur in Amsterdam bevindt;
- vanaf 11:11 uur tot omstreeks 13:36 in Den Haag bevindt, waarbij er omstreeks 12 :28 uur, omstreeks 13:15 uur en omstreeks 13:21 uur contact is met het nummer * [telefoonnummer 1] ;
- om 16:53 uur in Rotterdam bevindt;
- om 18:29 uur weer in Amsterdam bevindt. [97]
De historische gegevens van * [telefoonnummer 3] worden vergeleken met de netwerkmeting die op de plaats delict, [adres 4] te Den Haag, is verricht. Hieruit blijkt dat * [telefoonnummer 3] zich op het moment van het plegen van de overval in de directe omgeving van perceel [adres 4] bevond. [98]
Onderzoek historische verkeersgegevens * [telefoonnummer 1]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] blijkt onder andere dat het nummer * [telefoonnummer 1] zich op 15 augustus 2016:
- tot ongeveer 05.28 uur in Den Haag bevindt;
- van ongeveer 05:37 uur tot ongeveer 05:39 uur in Wateringen bevindt;
- van ongeveer 07.24 tot ongeveer 9:31 uur in Amsterdam bevindt;
- omstreeks 10:51 uur in Den Haag bevindt, waarbij omstreeks 12.28 uur, 13:15 uur en 13:21 contact is met het nummer * [telefoonnummer 3] (en er omstreeks 13:22:30 uur gebruik wordt gemaakt van de zendmast aan de Bakhuizenstraat te Den Haag);
- vervolgens tussen 13:50 uur tot 17:58 uur op diverse plekken in Nederland bevindt (Delft, Rotterdam, Dordrecht, Moerdijk, Breda, Terheijden);
- vanaf 18:50 uur tot 21:01 uur in Amsterdam bevindt. [99]
De historische gegevens van * [telefoonnummer 1] worden vergeleken met de netwerkmeting die op de plaats delict, [adres 4] te Den Haag, is verricht. Hieruit blijkt dat * [telefoonnummer 1] zich op het moment van het plegen van de overval in de directe omgeving van perceel [adres 4] bevond. [100]
Camerabeelden
Op de camerabeelden van de [adres 4] te Den Haag is te zien dat er op 15 augustus 2016 om 12:58:52 uur een zwarte Toyota Auris vanuit de [straat 2] in de richting van de [straat 3] rijdt. De [adres 4] ligt tussen de [straat 3] en de [straat 2] . [101]
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart bij de politie dat hij in de zomer van 2016 betrokken is geweest bij een woningoverval in Den Haag. Samen met drie anderen is hij in een zwarte auto naar Den Haag gereden. De bestuurder van de auto was een volwassen man. De andere twee jongens waren rond de 15 jaar. Eén van deze twee jongens belde aan bij een woning. Deze jongen ging als eerste de woning in. Hierna ging de andere jongen naar binnen. [medeverdachte 3] ging als derde de woning in. [medeverdachte 3] verklaart dat hij plakband heeft gebruikt om de handen van de vrouw vast te binden. [102]
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij inderdaad in de woning van mevrouw [naam 1] was. Hij belde aan en is toen naar binnen gegaan. De vrouw ging schreeuwen. [medeverdachte 2] hoorde vervolgens een deur opengaan en is toen weggerend. [medeverdachte 2] had de vrouw al eerder gezien op een feest bij [naam 2] . Het was zijn schoonmoeder. [103]
Chatgesprekken
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] zijn meerdere chatgesprekken aangetroffen, onder andere gesprekken met een persoon die zich “ [bijnaam 1] ” noemt. Deze persoon maakt gebruik van het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] . Uit een chatgesprek op 14 augustus 2016, gevonden op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] blijkt het volgende [104] :
- 14-8-2016 12:43:00 en 12:43:07 [bijnaam 1]
“En me niffo weet war die odd licht.
Is zijn schoonmoeder.”
- 14-8-2016 12:44:08 en 12:44:44 [bijnaam 1]
“Drm hy gaat pas na nibbe als wij dr hebbn opgesloten
Pak hij die odd rijden wij loesoe”
- 14-8-2016 22:03:03 e.v. [bijnaam 1]
“Den Haag daar ligt sws 10kop eneer
We weten waar die odd ligt alles
We hoeven haar op te sluiten vastbinden dn doen bara en k jij pak die tellies enshit wifi torie bossen en me niffo pakt die saaf gaan we lesoe geld delen naar osso”
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 3] blijkt verder dat er op 14 augustus 2016 om 20:07:39 uur een chatgroep is gecreëerd, met als eigenaar verdachte [medeverdachte 3] . De personen die aan deze groep zijn toegevoegd, zijn: [naam 2] , [bijnaam 1] en [naam 7] .
Bij [naam 2] staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] vermeld. Bij [bijnaam 1] staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] vermeld [105] :
- 14-8-2016 21:37:46 e.v. [bijnaam 1]
“DA morge 10 uur s me niffo bij mij”
Die vrouw s tusse bepaalde tijd oss
En we moeten observeren
We kunnen nii telang doen
- 15-8-2016 6:15:23 e.v. [telefoonnummer 6]

Gm hb nog nii gepit mr k ga pitte in die cap

Opmerking verbalisant:
Het is aannemelijk dat met cap: “auto” wordt bedoeld
Mt hvl mn zitte we in die cap
- 15-8-2016 6:17:04 e.v. [naam 2]
4
Ik jij [medeverdachte 2] en die andere boy
Vanaf hoelaat kan je buiten zijn
Dan haal ik je alvasy
- 15-8-2016 6:18:01 [telefoonnummer 6]

Hb je cap?

- 15-8-2016 6:18:19 e.v. [naam 2]

Sukkel ik rij die cap

- 15-8-2016 6:30:01 e.v. [naam 2]
“Neem alles mee
Teaser en je weet wel”
15-8-2016 6:30:31 e.v. [naam 2]
Nog spang kom op en laten we die torie klaren
- 15-8-2016 6.58:31 e.v. [naam 7]

(…) “ [naam 2] je hbt exstra handschoenen?”

Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] (telefoonnummer [telefoonnummer 7] ) blijkt dat hij op 16 augustus 2016 de volgende chatgesprekken heeft gevoerd: [106]
- 13:37:26 - [telefoonnummer 7]

“Hmm kom net v een job uit denhaag”

- 13:38:15- E.E.

“Jy hebt nu 40 k?”

- 13: 38:32: - [telefoonnummer 7]

“nee mislukt”

- 13:38:42- E.E.

“waar kil?”

- 13:38:47: [telefoonnummer 8]
13:38:47:swhatsapp.net

“Denhaag”

- 13:39:03 – [telefoonnummer 7]

“Gin mt cap mt bara [medeverdachte 2] fso zit op bmc hy woont in poort en ze niffo”

- 13:42:05 - [telefoonnummer 7]

“K dagt 40kop jonge mpp leev we ginnen om half10 kwyt die vrouw waa 1 uur thuis we maakte afspraak by die vrouw om half 2 wnt ze helpt mensen afvalleen en sporten ens”

13:42:16[telefoonnummer 7]
“Mt tt was die driver ze schoonmoedrr”
Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] (telefoonnummer [telefoonnummer 7] ) blijkt dat hij op 15 augustus 2016 onder andere het volgende chatgesprek heeft gevoerd [107] :
15-8-2016 21:21:57- [telefoonnummer 8]
“Een kil wel s die kil ze schoonmoeder”
15-8-2016 21:24: 12 e.v. [telefoonnummer 7]
“Ze heeft alarm in dr osso en ze liep de bure te wenke had me mattie dr mpp vaak gelit op dr hoofd
Se heeft sws hersenchiddng”.
Alhoewel verdachte stellig heeft verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de onder dit feit ten laste gelegde poging woningoverval, is de rechtbank op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Alibi
De verklaring van verdachte, dat hij op het moment van het plegen van de overval aan het werk was in Aalsmeer, vindt geen enkele steun in de overige inhoud van het dossier. Daarbij blijkt uit het onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer van verdachte dat dit nummer, evenals het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] , zich op het moment van het plegen van de overval in de nabijheid van de [adres 4] te Den Haag, het adres van aangeefster, bevond. Ook blijkt hieruit dat verdachte, samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] , op 15 augustus 2016 gezamenlijk een weg heeft afgelegd van Amsterdam naar Den Haag.
Medeplegen
Alhoewel verdachte niet in de woning van aangeefster is geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde feit en dat dan ook sprake is geweest van medeplegen. Gelet op de jurisprudentie hierover van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:3474) (ECLI:NL:HR:2015:716) is voor de kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. De rechtbank weegt hierin het volgende mee. Uit de genoemde WhatsApp conversaties waaraan verdachte deelnam, blijkt duidelijk dat verdachte de avond voor de overval het plan met zijn medeverdachten besprak. Verdachte stuurde zijn medeverdachten in deze gesprekken aan en bracht hen op de hoogte dat er bij aangeefster, zijn schoonmoeder, veel geld te halen was. De bedoeling was om mevrouw [naam 1] vast te binden en op te sluiten. Verdachte zou dan ongezien het geld kunnen pakken en deze buit zou later onderling worden verdeeld. Verdachte heeft zijn medeverdachten, blijkens ook de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , met de auto bij de woning van aangeefster afgezet en hen daar weer opgehaald (
sukkel, ik rij die cap, schrijft [naam 2] ). Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat het bovenstaande moet worden aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het plegen van een woningoverval. Door hun handelingen hebben verdachte en zijn medeverdachten – naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan – het oogmerk gehad om een woningoverval te gaan plegen in de woning van mevrouw [naam 1] . Zij hebben aldus het ten laste gelegde tezamen en in vereniging gepleegd.
Woningbraak Zoetermeer/ heling personenauto en de oplichting (feiten A14 en A15)
In de periode van 5 juli 2016 en 8 juli 2016 wordt er ingebroken in de woning van mevrouw [aangeefster 10] te Zoetermeer. Zij is dan met vakantie in Suriname en hoort via haar dochter van de inbraak. Er zijn vele goederen buitgemaakt. Ook zijn er twee personenauto’s gestolen waarvan één met kenteken [kenteken 3] . De autosleutels daarvan lagen in de woning. [108] Het betreft een witte Nissan Pixo. De dochter van de aangeefster vermoedt dat verdachte, een aangetrouwd familielid, betrokken is bij deze inbraak. [109]
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de woninginbraak te komen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het in zaak A onder 14 primair ten laste gelegde.
Op 13 juli 2016 doet [aangever 1] aangifte van oplichting. Hij verklaart dat hij die middag op het terras zat op het Bijlmerplein te Amsterdam. De aanwezigen daar worden aangesproken door een Hindoestaanse man die vraagt of zij een auto willen kopen. Zij maken een grapje “niemand heeft hier een rijbewijs” en de man loopt vervolgens verder. Enige tijd later komt de man weer terug en vraagt hen de tweede keer of zij een auto willen kopen. De man zegt “ik moet dringend naar Suriname, mijn dochter ligt op sterven, ik heb het geld nodig en moet van die auto af, ik wil er 1500,- euro voor hebben”. De neef van [aangever 1] , [neef] , brengt hem op het idee in te gaan op dit aanbod omdat [aangever 1] een auto nodig had. [aangever 1] besluit € 1.500,- aan zijn neef te geven zodat hij met de man kan meelopen en de auto aan te schaffen. De neef gaat mee met de man. Enige tijd later komt [neef] terug en zegt dat de man is weggegaan met het geld. Het overschrijven is niet gelukt. De man heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 1] aan zijn neef gegeven. De aangever zegt door de oplichting zijn kwijt geld te zijn en dat aan niemand het recht of toestemming daartoe werd gegeven. [110]
Getuige [neef] bevestigt het verhaal. Hij verklaart: “Er kwam een Hindoestaanse man van ongeveer 30 jaar naar mij toe. Hij droeg een bril en was kalend op zijn hoofd. De Hindoestaanse man verklaarde dat zijn dochter ziek was die in Suriname in het ziekenhuis lag. Hij moest met spoed naar Suriname voor zijn dochter en hij had daarvoor geld nodig. Hij bood een Nissan Pixo aan, wit van kleur voor 1500,00 euro. De Hindoestaanse man liet een foto op zijn telefoon zien van de auto en zei dat de auto op de Kolfschotenstraat stond. Hierop zei mijn neef dat ik moest gaan kijken samen met de Hindoestaanse man. Dit vroeg mijn neef omdat ik wel een beetje verstand heb van auto’s. Mijn neef heeft mij geld gegeven zodat ik kon betalen op het moment dat ik de auto goed bevond. Hierop zijn de Hindoestaanse man en ik naar de Kolfschotenstraat gereden. We kwamen aan op de Kolfschotenstraat en ik heb de Nissan Pixo bekeken. Ik vond dat de auto in prima staat was en dat het een goede koop zijn voor het geld wat de Hindoestaanse man vroeg. Ik heb de Hindoestaanse man betaald met het
geld wat ik van mijn neef had gekregen. Ik en de Hindoestaanse man zijn na het betalen van het geld naar de Primera Kraaiennest gereden om de auto over te schrijven. Ik stapte uit om een vriend te vragen mij te helpen, omdat ik zelf geen rijbewijs heb en geen auto op mijn naam wil hebben staan. En voor dat ik het wist was de Hindoestaanse man weg met zijn auto. Ik heb wel de sleutel van de Nissan Pixo maar ik heb geen overschrijvingsbewijs. Op moment dat de Hindoestaanse man weg was, wist ik gelijk dat we werden opgelicht. Mijn neef en ik zijn naar de Nissan Pixo gereden om in de auto te kijken. Wij zagen dat er papieren in het vakje voorin bij de passagiersstoel lagen. Dit waren verzekeringspapieren en papieren waar telefoonnummers op stonden. Wij zagen een adres op de verzekeringspapieren staan. Mijn neef zei dat we naar het adres moesten rijden. Dit was in Zoetermeer. Dat we in Zoetermeer aankwamen hebben we aangebeld bij het adres wat op de verzekeringspapieren stond. Hier werd niet open gedaan. We hebben vervolgens bij de buren aangebeld. Hier werd wel open gedaan. De vrouw die opendeed vertelde dat de buren naar Suriname zijn. Ik vroeg de vrouw of ze bekend was met een Nissan Pixo. Hierop zei de vrouw mij dat deze gestolen was van de buren. Ik heb wel een telefoonnummer van de Hindoestaanse man. Dat nummer is:
[telefoonnummer 9] . We hebben geprobeerd de Hindoestaanse man te bellen, maar hij neemt niet
op. Hij reageert wel op sms berichten. Er zijn wat sms berichten naar elkaar gestuurd. Wat we van de Hindoestaanse man ontvingen is:
— Auto met sleutel gekregen;
— Jullie hebben die auto met sleutel gekregen;
— Wat beantwoord bij de politie snap je niet. [111]
De rechtbank acht bewezen dat de man die de Nissan Pixo te koop heeft aangeboden verdachte betreft. Hij voldoet aan het signalement, Hindoestaans, kaal, bril, rond de 30 jaar. Het telefoonnummer dat wordt opgegeven door de man behoort aan verdachte toe. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit op dat moment zijn telefoonnummer was. [112] De telefoon van verdachte peilt die middag uit in de omgeving van het Bijlmerplein uit [113] .
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen en dat hij door een samenweefsel van verdichtsels [aangever 1] en [neef] heeft bewogen tot afgifte van de 1.500,- euro. Verdachte vroeg eerst aan willekeurige personen op een terras of zij de auto wilde kopen. Toen niemand daarop in ging heeft hij het verhaal verzonnen dat zijn dochter op sterven lag en dat hij geld nodig had om snel naar Suriname te kunnen. Verdachte heeft daadwerkelijk het geld ontvangen en de autosleutel als onderpand gegeven, zodat de kopers een extra zekerheid dachten te hebben. Verdachte wist dat [aangever 1] of [neef] de auto nooit op hun naam konden overschrijven, omdat verdachte niet de rechtmatige eigenaar was. De rechtbank acht dan ook hetgeen in zaak A onder 15 is ten laste gelegd bewezen.
Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de oplichting is weergeven, volgt dat verdachte in ieder geval op 13 juli 2016 de gestolen Nissan Pixo onder zich heeft gehad en dat hij deze onder valse voorwendselen snel heeft trachten te verkopen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op het moment van voorhanden krijgen heeft geweten dat het een gestolen auto was. Gelet op die feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tevens heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de auto, zoals in zaak A onder 14 subsidiair ten laste gelegd.
Pepperspray (feit A16)
Voor het bewijs gebruikt de rechtbank de inhoud van de hieronder vermelde processen-verbaal, evenals de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Nu hij daarbij het ten laste gelegde heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien van de feiten geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de hieronder genoemde opgave van de gebruikte bewijsmiddelen.
  • Proces-verbaal doorzoeking woning verdachte van 24 februari 2017 (p. Z1 101-103);
  • Proces-verbaal onderzoek wapen van 16 maart 2017 (p. B001 - B002);
  • Proces-verbaal van de terechtzitting 4 december 2017, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Valse opnameverklaring PsyQ (zaak B)
Verdachte heeft tijdens de pro forma behandeling van zaak A op de terechtzitting van 17 augustus 2017 via zijn raadsvrouw een opnameverklaring van Zorgbedrijf PsyQ te Den Haag aan de rechtbank overgelegd. Uit deze schriftelijke verklaring d.d. 22 april 2017, ondertekend door psychiater R. van Dijk, zou blijken dat verdachte op 22 februari 2017 van 10:30 tot 15:30 uur heeft deelgenomen aan de dagbehandeling te Den Haag, zodat hij de aan hem in zaak A onder 1 en 9 ten laste gelegde feiten niet zou kunnen hebben gepleegd. Hij heeft zich die dag pas later bij de medeverdachten gevoegd. [114]
Op verzoek van de rechtbank is nader onderzoek verricht naar dit door verdachte gegeven alibi.
Omdat verdachte geen toestemming heeft gegeven voor het inwinnen van informatie bij PsyQ, heeft de politie op 25 september 2017 een aanvraag gedaan om deze gegevens te vorderen bij PsyQ te Den Haag om de stelling van verdachte te kunnen toetsen. [115] De rechter-commissaris heeft naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie [116] daartoe op 4 oktober 2017 een machtiging gegeven. [117]
Naar aanleiding daarvan is PsyQ uit gaan zoeken of het klopt dat verdachte op 22 februari 2017 aanwezig was bij hun zorgbedrijf.
Op 26 oktober 2017 wordt er namens PsyQ aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. Uit hun onderzoek bleek dat de verklaring zoals deze door verdachte kennelijk is overhandigd niet van PsyQ afkomstig is, maar wel in hun naam is gemaakt. Uit onderzoek bleek dat de brief vals is. De handtekening onder de brief is niet van de psychiater R. van Dijk. Er is in 2016 wel een opnameverklaring voor verdachte afgegeven door R. van Dijk, maar niet in 2017. Het klopt niet dat verdachte op 22 februari 2017 van 10:30 tot 15:30 uur heeft deelgenomen aan een open opname bij PsyQ. Op die dag is hij niet bij PsyQ geweest. Zowel de handtekening als de inhoud van de brief zijn niet door PsyQ gemaakt, aldus de aangifte. Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van valsheid in geschrifte. [118]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het in zaak B ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft immers een vals geschrift aan de rechtbank overgelegd, terwijl hij wist van deze valsheid. Verdachte wist immers dat hij op 22 februari 2017 niet bij PsyQ te Den Haag was, maar heeft wel getracht zichzelf een alibi te verschaffen. Uit de bewezenverklaring van de feiten A1 en A9 volgt ook de onjuistheid van dit alibi. Naar het oordeel van de rechtbank is een opnameverklaring een geschrift dat bestemd is tot het bewijs van enig feit, te weten van het feit dat een behandeling gevolgd wordt, te dienen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank houdt bij de bewezenverklaring de volgorde van de dagvaarding aan. De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning gelegen aan het [adres 3] ) heeft weggenomen een pinpas en een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 30,- euro) en een identiteitsbewijs en sleutels, toebehorende aan [aangeefster 6] (geboren op [geboortedatum 7] 1921), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangeefster 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 6] in de [supermarkt] , hebben uitgezocht en
- achter voornoemde [aangeefster 6] zijn aangelopen en gereden en
- zich naar de woning van voornoemde [aangeefster 6] hebben begeven en
- zich (daarbij) hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- voornoemde [aangeefster 6] (in de woning) hebben geduwd en
- de hoorn van de telefoon uit de handen van voornoemde [aangeefster 6] hebben getrokken (toen voornoemde [aangeefster 6] de buren wilde bellen) en
- voornoemde [aangeefster 6] een kopstoot (tegen het voorhoofd) hebben gegeven en
- voornoemde [aangeefster 6] tegen de wang, hebben geslagen en
- tegen voornoemde [aangeefster 6] hebben geroepen: "ik ga mijn pistool trekken" en "ik ga je dood maken he" en "de keuze is aan jou mevrouw", en
- voornoemde [aangeefster 6] in de toiletruimte hebben geduwd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning gelegen aan [adres 1] ) weg te nemen goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 3] (geboren op [geboortedatum 7] 1930), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar voornoemde [aangeefster 3] is toegegaan waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 3] in de [supermarkt] , hebben uitgezocht en
- achter voornoemde [aangeefster 3] zijn aangelopen en gereden en
- zich naar de woning van voornoemde [aangeefster 3] hebben begeven en
- zich (daarbij) hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- voornoemde [aangeefster 3] (met kracht) tegen de borst, hebben geduwd (waardoor voornoemde [aangeefster 3] achterover op de grond in de gang ten val kwam), ten gevolge waarvan voornoemde [aangeefster 3] zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en een subgaleaal hematoom en licht traumatische hoofd-hersenletsel en irregulaire hartritme en sinustachycardie en een hartstilstand) heeft bekomen;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, het Aalscholverpad, heeft weggenomen een telefoon (merk Microsoft Lumia), toebehorende aan [aangeefster 4] (geboren op [geboortedatum 5] 1957),
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- zich achter voornoemde [aangeefster 4] hebben begeven en
- de telefoon uit de handen van voornoemde [aangeefster 4] hebben getrokken;
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 primair ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de Klencke, heeft weggenomen een tas en een tube handcrème en een sleutelbos en een kam en een pak papieren zakdoeken en een portemonnee en een geldbedrag (van ongeveer 14,- euro) en sjaals en een stempas en spaarpassen en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [aangeefster 9] (geboren op [geboortedatum 10] 1950), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders met kracht de tas uit de handen van voornoemde [aangeefster 9] hebben gerukt (waardoor voornoemde [aangeefster 9] voorover ten val kwam);
Ten aanzien van het in zaak A onder 6 primair ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de [straat 1] , weg te nemen een tas en goederen en een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 8] (geboren op [geboortedatum 9] 1939), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan andere deelnemers aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken, met zijn mededaders, naar voornoemde [aangeefster 8] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 8] van achteren hebben geduwd en
- aan de tas van voornoemde [aangeefster 8] hebben getrokken en
- voornoemde [aangeefster 8] met kracht (met gebalde vuist) tegen de wang, hebben geslagen;
Ten aanzien van het in zaak A onder 7 primair ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg heeft weggenomen een (boodschappen)tas en een portemonnee en een (zonnebril (merk Rayban) en een bankpas en een telefoon (merk Huawei) en een geldbedrag en postzegels en een paar handschoenen en een sleutelbos en een capuchon en een schroevendraaier en een centimeter en een spray en een broodtrommel, toebehorende aan [aangeefster 7] (geboren op [geboortedatum 8] 1955), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- ( hard) op voornoemde [aangeefster 7] zijn afgerend en
- ( met kracht) aan de (boodschappen)tas van voornoemde [aangeefster 7] hebben getrokken (waarbij voornoemde [aangeefster 7] met haar achterhoofd op een betonnen vloer ten val kwam toen zij haar tas moest loslaten);
Ten aanzien van het in zaak A onder 8 primair ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, de Mensinge, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een telefoon (merk Samsung) en een bankpas en een creditcard en een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1954) welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 2] (van achteren bij de schouderband van haar tas) hebben vastgepakt en vastgehouden en
- ( met kracht) de tas van de schouder van voornoemde [aangeefster 2] hebben getrokken (waardoor de schouderband van die tas knapte);
Ten aanzien van het in zaak A onder 9 primair ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de Weerdestein, weg te nemen een tas en een of meer goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 5] (geboren op [geboortedatum 6] 1939) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, naar voornoemde [aangeefster 5] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
- zich naar voornoemde [aangeefster 5] hebben begeven en
- tegen de paraplu van voornoemde [aangeefster 5] hebben geslagen (waardoor voornoemde [aangeefster 5] achterover ten val kwam) en
- ( met kracht) aan de (draagband van de) tas van voornoemde [aangeefster 5] hebben getrokken en de draagband van die tas kapot hebben getrokken;
Ten aanzien van het in zaak A onder 11 primair ten laste gelegde:
op 19 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de [straat 4] , heeft weggenomen een tas en een telefoon en een leesbril en een OV-chipkaart en een geldbedrag (van ongeveer 80,- euro), toebehorende aan [aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum 11] 1936), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders aan de tas van voornoemde [aangeefster 1] hebben getrokken (waardoor voornoemde [aangeefster 1] ten val kwam);
Ten aanzien van het in zaak A onder 12 ten laste gelegde:
op 15 augustus 2016 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning, gelegen aan de [adres 4] ) weg te nemen een of meer goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [naam 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders, naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders (nadat voornoemde [naam 1] de deur van voornoemde woning had geopend) opzettelijk gewelddadig en dreigend en onverhoeds (zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders een bivakmuts of sjaal droegen teneinde herkenning te voorkomen of ten einde schrik aan te jagen)
- voornoemde [naam 1] hebben (weg)geduwd (waardoor voornoemde [naam 1] kwam te vallen) en
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [naam 1] hebben getoond en voorgehouden en gehouden in de richting van voornoemde [naam 1] en
- ( met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de rug en tegen het hoofd en tegen het lichaam van voornoemde [naam 1] hebben geslagen en
- een stuk tape in de richting de mond en de handen van voornoemde [naam 1] hebben gebracht en
- in tegenwoordigheid van of tegen voornoemde [naam 1] hebben gezegd: "Plak haar mond" en "Pak de telefoon af" en "Pak haar telefoon" (welke telefoon voornoemde [naam 1] vasthield) en "Mevrouw, als u meewerkt gaan we u niets doen", en
- de handen van voornoemde [naam 1] hebben vastgepakt en vastgehouden en
- ( met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [naam 1] hebben geslagen en geschopt;
Ten aanzien van het in zaak A onder 13 ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk hakmessen en maskers en een rol duct tape en een handschoen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in zaak A onder 14 subsidiair ten laste gelegde:
op 13 juli 2016 te Amsterdam, een personenauto (Nissan Pixo, kenteken [kenteken 3] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het in zaak A onder 15 ten laste gelegde:
op 13 juli 2016 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] en [neef] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten tot de afgifte van een geldbedrag (van 1.500,- euro), door
- zich voor te doen als rechtmatige eigenaar van een personenauto (Nissan Pixo) en
- tegen voornoemde [aangever 1] en [neef] te zeggen: "ik moet dringend naar Suriname" en "mijn dochter ligt op sterven" en "ik heb geld nodig en moet van die auto af" en "ik wil er 1.500,- euro voor hebben", en
- een personenauto (Nissan Pixo) te koop aan te bieden;
Ten aanzien van het in zaak A onder 16 ten laste gelegde:
op 24 februari 2017 te 's-Gravenhage, voorhanden heeft gehad een busje traangas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een verstikkende, weerloosmakende en traanverwekkende stof, een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
op 17 augustus 2017 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse opnameverklaring (van Zorgbedrijf PsyQ), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die verklaring in bezit heeft gesteld van zijn raadsvrouw ter behandeling van zijn, verdachtes, zaak op zitting en (daarbij) die opnameverklaring als alibi heeft gebruikt (ten aanzien van gepleegde strafbare feiten op 22 februari 2017) en bestaande die valsheid hierin dat die opnameverklaring niet door het zorgbedrijf PsyQ was opgemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 15, 16 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest en dat hij wordt veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd (hierna ook: Tbs-maatregel).
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het in zaak A onder 16 ten laste gelegde, dient te worden vrijgesproken. Het is daarnaast niet mogelijk om aan verdachte de Tbs-maatregel op te leggen nu niet is vast te stellen dat tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging, waarbij de rechtbank afwijkt van de eis van de officier van justitie, is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn twee minderjarige neefjes in korte tijd een reeks aan woningovervallen en straatroven gepleegd en poging daartoe gedaan. Verdachte lijkt daarbij een leidende rol op zich te hebben genomen.
De slachtoffers waren veelal kwetsbare vrouwen op leeftijd. Een half jaar daarvoor heeft verdachte samen met anderen, waaronder [medeverdachte 2] , gepoogd zijn ex-schoonmoeder in haar woning te beroven. Alles enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin. Zij hebben blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. De rechtbank vindt de WhatsApp conversaties tussen de verdachten hiervoor illustrerend. [naam 2] wijst erop dat de overval in Buitenveldert op AT5 staat en dat het vrouwelijke slachtoffer 86 was. Vervolgens zegt hij “fuck dat, saaf is saaf” (geld is geld). Hij is nu tot alles in staat, vooral voor een pinpas. In dat gesprek laat verdachte zien volstrekt gewetenloos te handelen ten behoeve van eigen gewin. [medeverdachte 1] vraagt in een eerder gesprek of [medeverdachte 2] al iemand op het oog heeft, een omaatje of zo. [medeverdachte 2] zegt dat er bij zijn oma ‘oude tattas vrouwen met saaf’ wonen.
Slachtoffers van dergelijke overvallen en straatroven ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Uit de aangiften, de diverse vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgedragen, blijken de gevolgen van het handelen van de verdachten. De rechtbank zal daar per slachtoffer kort bij stilstaan.
Mevrouw [aangeefster 6] , toen 95 jaar, is in haar woning overvallen. Uit de meer dan vijftien minuten durende tapgesprekken is deze overval in zijn geheel te volgen, waarbij het opvallend is hoe lang zij het volhoudt om weerstand te bieden tegen haar overvallers.
Zij wordt met grove bewoordingen en dreigementen gedwongen haar pinpas af te geven, wat zij uiteindelijk ook doet op het moment dat zij verdachte met een rol tape haar woonkamer ziet binnenkomen en hij de gordijnen wil sluiten. Dat is het moment waarop zij echt bang wordt en besluit mee te werken. Mevrouw krijgt een klap en een kopstoot met de klep van een petje. Als zij de buren wil bellen wordt de telefoon tot twee keer toe uit haar handen getrokken. Vervolgens wordt zij in de wc gezet, zodat de verdachten weg kunnen gaan. Verdachten proberen geld te pinnen met de pas, maar dit lukt niet omdat mevrouw [aangeefster 6] met opzet een verkeerde code heeft gegeven. Zij heeft na de overval pijn aan haar arm, tussen de schouders en aan haar ellenboog.
Bij mevrouw [aangeefster 3] , destijds 86 jaar, hebben verdachte en zijn medeverdachten getracht om op dezelfde manier een beroving te plegen. Op het moment dat verdachten de woning willen betreden komt zij ten val op haar achterhoofd, waarop verdachten wegrennen. De gevolgen voor mevrouw [aangeefster 3] zijn vervolgens ongekend. Zij heeft een hoofdwond en wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Daar krijgt zij die nacht tot twee keer toe een hartstilstand, waarop een pacemaker is geplaatst. Mevrouw [aangeefster 3] heeft vijf weken in een revalidatiekliniek verbleven. Hoewel mevrouw [aangeefster 3] weer zelfstandig woont, is zij haar onafhankelijkheid kwijt. Zij heeft bij veel handelingen hulp nodig en kan zonder begeleiding de deur niet uit. Door de fysieke klachten als gevolg van het incident is het leven van mevrouw [aangeefster 3] drastisch veranderd. Zij was sociaal zeer actief en vaak op pad. Dit is nu veel minder geworden. Zij kan niet meer zelfstandig met het openbaar vervoer zoals zij voorheen deed. Ook sporten kan niet meer en mevrouw [aangeefster 3] heeft moeten stoppen met vrijwilligerswerk. De duw die verdachten benadeelde gaven kwam zo snel dat benadeelde amper tijd had om na te denken of bang te zijn. Pas toen zij van de schok bekomen was sloeg de angst toe. Na het incident ging alle aandacht uit naar het fysieke letsel wat zij had opgelopen. Al haar krachten en energie waren nodig om te herstellen. Toen mevrouw [aangeefster 3] na ongeveer zes weken weer thuis kwam, kwam het besef dat zij nooit meer de oude zou worden hard aan. Ondanks dat zij zichzelf goed weet op te peppen, is mevrouw [aangeefster 3] hierover tot op heden emotioneel. De pijn in de achterkant van het lichaam en de herinnering aan het incident maakten haar moe en lusteloos. Het actieve sociale leven van mevrouw [aangeefster 3] werd hierdoor kleiner. Maar ook in haar eigen huis voelde zij zich niet op haar gemak en schrok zij van onverwachte geluiden. Mevrouw [aangeefster 3] sliep erg licht en ging soms in de nacht haar bed uit om de sloten te controleren. Inmiddels gaat het wat beter met haar en heeft zij haar huidige gezondheidstoestand enigszins weten te accepteren. Zij gaat nu regelmatig voor uitstapjes met vriendinnen en familie de deur uit. Mevrouw [aangeefster 3] heeft hierbij echter nog altijd hulp nodig. De klachten in de nek en de rug blijven haar parten spelen. Ook haar dagelijkse bezigheden kan zij niet meer volledig zelf uitvoeren. Het maakt haar verdrietig dat zij veel minder onafhankelijk is dan zij voor het incident was. Zij wil graag haar eigen gang kunnen gaan en zij wil andere mensen niet tot last zijn. Er zijn maatregelen genomen zodat zij zich thuis veiliger kan voelen. Tot op heden heeft mevrouw [aangeefster 3] last van nachtmerries.
Mevrouw [aangeefster 4] , 59 jaar, zat nietsvermoedend op een bankje toen plotseling haar telefoon uit haar handen werd getrokken. Deze heeft zij een paar maanden later bekrast en zonder hoesje teruggekregen. De gebeurtenis heeft grote impact op haar gehad. Zij voelt zich sindsdien minder veilig, alsof zij zich opeens beter realiseert hoe kwetsbaar zij is. Mevrouw [aangeefster 4] durft haar telefoon niet meer op straat te gebruiken. Kennissen hebben haar gezegd dat ze inderdaad op straat niet meer moet bellen. Mevrouw [aangeefster 4] vindt dat heel vervelend en ervaart het als een inperking van haar gevoel van vrijheid.
De tas van mevrouw [aangeefster 9] , 66 jaar, werd met een flinke ruk losgetrokken, waardoor zij ten val is gekomen en een pijnlijke knie heeft opgelopen.
Mevrouw [aangeefster 8] , destijds 77 jaar, is geslagen tijdens de poging haar van haar tas te beroven. Zij heeft daar een zwelling op haar jukbeen aan overgehouden. Zij is hevig geschrokken en is ontredderd en trillend achtergebleven. De schrikreactie was zo hevig dat zij die nacht geen oog dicht heeft kunnen doen. Ook in de dagen erna bleef de herinnering zo nadrukkelijk door haar hoofd spoken. Mevrouw voelde zich buiten niet meer veilig en op haar gemak en was extra op haar hoede. Ze kan niet begrijpen dat zulke jonge verdachten mensen op gevorderde leeftijd doelbewust als slachtoffers uitkiezen.
Mevrouw [aangeefster 7] , 61 jaar, is beroofd van haar tas. Zij is ten val gekomen en heeft letsel opgelopen aan hoofd, voet en knie. Haar tas met inhoud is weggenomen. Zij heeft hierdoor een periode slecht geslapen en voelt zich ’s avonds onveiliger op straat.
Mevrouw [aangeefster 2] van 62 jaar, is bestolen van haar tas met daarin geld en een telefoon. Zij heeft een naar gevoel overgehouden aan het incident. Mevrouw [aangeefster 2] woonde nog maar net in Nederland. Zij is nu erg oplettend op straat en durft ’s avonds niet goed naar buiten.
Mevrouw [aangeefster 5] , 77 jaar oud, liep over straat toen tegen haar paraplu werd geslagen. Zij is ten val gekomen na een ruk aan haar tas. Omdat zij om politie heeft geroepen zijn de verdachten zonder tas weggerend.
Ook bij mevrouw [aangeefster 1] , destijds 80 jaar, is aan haar tas getrokken waardoor zij ten val is gekomen. Haar tas met inhoud, waaronder contant geld en een telefoon, is gestolen en door de val heeft zij haar knie en hand bezeerd. Het misdrijf heeft haar erg aangegrepen en zij heeft hier nog steeds veel last van. Het belangrijkste gevolg is dat haar veiligheidsgevoel is aangetast en hierdoor voelt ze zich minder vrij om zich te bewegen. Buiten op straat is ze op haar hoede, met name voor mensen met een uiterlijke gelijkenis met de verdachten. Voor mevrouw [aangeefster 1] is de vrijheid om naar buiten te gaan hetgeen haar leven kleur geeft. Zij ervaart nu dat deze vrijheid niet meer zo vanzelfsprekend is als voorheen en dit zit haar erg dwars.
Tijdens de overval in haar woning heeft mevrouw [naam 1] doodsangsten uitgestaan. Zij was panisch dat de daders haar zouden aanraken. Na de overval had zij overal blauwe plekken en bulten op haar hoofd. Uit een MRI-scan bleek dat zij een hersenschudding had opgelopen, waarbij het herstel wel anderhalf jaar kan duren. Mevrouw [naam 1] kon de eerste maanden na de overval niets. Zij heeft zich de dag na de overval direct ziek gemeld. Zij is gestopt met het doen van vrijwilligerswerk. Mevrouw [naam 1] durfde een lange periode na de overval niet alleen te zijn en schrok van ieder geluidje dat zij hoorde. De nachtmerries waren een hel. Er waren momenten dat zij zich zo ongelukkig voelde en dacht: “hadden ze mij maar doodgeschoten”. Zij is gestopt met het volgen van EMDR-therapie, omdat dat te zwaar was. Mevrouw [naam 1] heeft wekelijks gesprekken met een psycholoog. Deze zijn er met name op gericht om haar allesoverheersende angst te overwinnen.
Uit het voorgaande blijkt dat de feiten op deze slachtoffers grote impact hebben gehad. De rechtbank vindt het getuigen van een enorme lafheid om weerloze bejaarde mensen van hun geld en goederen te beroven, zowel op straat als in hun woning. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust kwetsbare, oudere, slachtoffers uitgezocht. Daarbij hebben zij zich niet laten weerhouden om ook geweld toe te passen op een plek waar de slachtoffers zich veilig dienden te wanen: in hun eigen huis, hun eigen omgeving of zomaar op straat. De levens van deze mensen zijn door verdachte en de medeverdachten overhoop gehaald alleen maar voor geldelijk gewin. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte deze buitengewoon ernstige feiten zwaar aan.
Daarbij komt nog dat verdachte en zijn medeverdachten op de dag dat zij zijn aangehouden een nieuwe beroving aan het beramen waren. Daarvoor hadden zij hakmessen, tape en maskers voorhanden en was verdachte in het casino een nieuw slachtoffer aan het uitkiezen. Door het optreden van de politie is een nieuwe beroving voorkomen en is de reeks berovingen een halt toegeroepen.
Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan heling van een gestolen auto, heeft hij de heer [aangever 1] opgelicht door zich als eigenaar van deze auto voor te doen, heeft hij een busje pepperspray voorhanden gehad en heeft hij zichzelf een vals alibi proberen te verschaffen door een valse opnameverklaring te gebruiken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 oktober 2017 waaruit blijkt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld. Op 14 december 2016 is hij door de politierechter te Den Haag veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf in verband met twee winkeldiefstallen. Op 28 juli 2014 is hij door de politierechter te Den Haag veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk eveneens in verband met winkeldiefstal. In 2009 is verdachte twee maal veroordeeld door de politierechter te Almelo, wederom voor winkeldiefstallen. Op 2 december 2003 is verdachte veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) in verband met het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapporten die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt op 20 mei 2017 door M.H. de Groot, GZ-psycholoog;
  • Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt op 7 juni 2017 door M.H. Diaware, psychiater;
  • Adviesrapportage van Reclassering Nederland opgemaakt op [geboortedatum 8] 2017.
Tbs-maatregel?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie gevorderd.
Ingevolge art. 37a, eerste lid, in verbinding met art. 37b, eerste lid, Sr kan de rechter aan de verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond een last geven tot terbeschikkingstelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verdachte heeft niet mee willen werken met enig onderzoek door gedragsdeskundigen.
De psycholoog komt tot de volgende conclusie:
Verdachte weigert mee te werken aan onderhavig onderzoek. Als reden voor deze weigering geeft hij aan dat hij onschuldig is en dat hij in het verleden wel eens aan rapportage Pro Justitia heeft meegewerkt en dat hij daardoor, door mee te werken aan dit onderzoek, zes jaar van zijn leven opgesloten is geweest. Uit informatie van onder meer de reclassering blijkt dat verdachte in het verleden een PIJ-maatregel opgelegd heeft gekregen. Er zou toen een lichte verstandelijke handicap en een antisociale gedragsstoornis geconstateerd zijn, terwijl er in zijn jeugd sprake zou zijn geweest van affectieve en pedagogische verwaarlozing. Dit alles overziende kan niet uitgesloten worden dat er nog steeds sprake is van psychische problematiek bij verdachte ook ten tijde van het moment dat de ten laste gelegde feiten gepleegd werden. Daarbij is zeer zeker ook niet uit te sluiten dat mogelijke psychische problematiek een rol gespeeld heeft bij het plegen van het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen zal worden geacht. Het valt daarom te overwegen verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Op deze manier kan er mogelijk meer duidelijkheid verkregen worden over de eventuele aanwezigheid van psychische problematiek bij verdachte en over de eventuele invloed van deze mogelijk geconstateerde psychische problematiek op de gedragingen van betr. ten tijde van het moment dat het ten laste gelegde plaats vond.
De psychiater komt tot de volgende conclusie:
Bij een Pro Justitia onderzoek in 2002 waren er aanwijzingen voor psychische problematiek, met name affectieve verwaarlozing in de jeugd, een lichte verstandelijke beperking en een antisociale gedragsstoornis. Voor de huidige detentie was betrokkene sinds enkele maanden in
behandeling bij GGZ Parnassia na een crisisopname in verband met suïcidale gedachten na
een relatiebreuk en sociaal-maatschappelijke problemen. Tijdens het trajectconsult van 24
maart 2017 zijn er geen aanwijzingen voor een psychotische of stemmingsstoornis. Er speelt
geen middelengebruik. Er is geen opvallende persoonlijkheid gerelateerde interactie. Wel zijn
er anamnestisch aanwijzingen voor antisociale trekken. Verdachte werkt niet mee aan het onderzoek. Tijdens het korte contactmoment was er geen sprake van een duidelijk psychiatrisch toestandsbeeld. Indien de verdere procesgang en de ernst van de tenlastegelegde feiten hier ruimte voor bieden, kan een nadere observatie in het Pieter Baan Centrum overwogen worden.
Tijdens de pro forma zitting van 17 augustus 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot overbrenging van verdachte naar het Pieter Baan Centrum ter observatie afgewezen. Van een noodzaak tot nader onderzoek naar de geestvermogens van verdachte door middel van een dergelijke plaatsing was de rechtbank op dat moment onvoldoende gebleken. De Pro Justitia rapportages van de psychiater en psycholoog hebben daarvoor een onvoldoende stevige onderbouwing gegeven. Ook de aard van de ten laste gelegde feiten maakte het niet noodzakelijk dat tot een dergelijk onderzoek moest plaatsvinden.
De officier van justitie heeft zeer kort voor de behandeling van onderhavige zaken de deskundigenrapportages overgelegd uit oktober 2002 waarin is geadviseerd tot oplegging van de PIJ-maatregel. Uit de stukken blijkt dat deze maatregel is verlengd met in totaal vier jaar.
Daaruit blijkt dat 15 jaar geleden bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een affectieve verwaarlozing in de jeugd, een lichte verstandelijke beperking en een antisociale gedragsstoornis en dat hij tot 2009 behandeling heeft ondergaan in het kader van de PIJ-maatregel. De officier van justitie baseert haar vordering mede op deze stukken.
De rechtbank is van oordeel dat zij op grond van de beschikbare informatie waaronder deze zeer gedateerde rapporten niet daadwerkelijk kan vaststellen dat ten tijde van onderhavige strafbare feiten gepleegd in 2016 en 2017 sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Om die reden is het onmogelijk om aan de weigerende verdachte die niet is onderzocht in het PBC de Tbs-maatregel op te leggen (vgl HR 9 januari 2001, NJ 2001/112).
Gevangenisstraf
De rechtbank kan dan ook niet anders dan verdachte fors af te straffen voor de veelvuldigheid aan ernstige feiten, ter vergelding van die feiten en ter bescherming van de maatschappij gedurende de tijd dat verdachte zijn gevangenisstraf moet uitzitten. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Voor een woningoverval staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 5 jaren, afhankelijk van of er sprake is van licht geweld/bedreiging of van ander geweld. Strafvermeerderende factoren zijn onder andere kwetsbare slachtoffers, (aard en ernst) letsel, samenwerkingsverband, professionele werkwijze en recidive.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie (pogingen tot) gewelddadige woningovervallen, met strafvermeerderende factoren.
Voor een straatroof kan als uitgangspunt worden genomen dat bij een lichte vorm van geweld, een tasjesroof met een enkele duw/ruk, gevangenisstraf van 3 maanden onvoorwaardelijk wordt opgelegd, bij recidive 4 maanden. Als de straatroof gepaard gaat met licht geweld of verbale dreiging is het oriëntatiepunt 6 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk, in geval van recidive 8 maanden. Strafvermeerderende factoren zijn onder andere de professionele wijze waarop het delict is gepleegd en het georganiseerde karakter van de groep waarvan de verdachte deel uitmaakt, kwetsbare slachtoffers en (aard en ernst) letsel.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zeven (pogingen tot) straatroven met enigszins uiteenlopende mate van geweld, waarbij strafvermeerderende factoren van toepassing zijn.
Alleen al de bestraffing conform de oriëntatiepunten van de woningovervallen en straatroven, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat kwetsbare oude dames het slachtoffer zijn geworden van geweld teneinde hen geld en goederen afhandig te maken, rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De andere feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, maar waarvoor geen oriëntatiepunten zijn geformuleerd, hebben beperkte invloed op de hoogte van de straf.
Daar tegenover werken de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding niet in strafverminderende zin. Verdachte stelt dat zijn ziekte is teruggekomen, maar dat hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan de uitvoering van gevangenisstraf in de weg te staan. Voorts heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn misdaden, hij heeft bij hoog en bij laag ontkend, is daarbij zover gegaan dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd om een alibi te fabriceren en verdachte heeft op indringende wijze geprobeerd te doen geloven dat zijn minderjarige neefjes hem erin geluisd hebben.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twaalf jaren.
Beslag
Onder verdachte is een busje pepperspray in beslag genomen.
Nu met betrekking tot dit voorwerp het in zaak A onder 16 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Er is op basis van artikel 94a Wetboek van Strafvordering conservatoir beslag gelegd op de personenauto van verdachte, alsmede op een geldbedrag van € 491,96. De rechtbank zal om die reden geen beslissing nemen ten aanzien daarvan.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[aangeefster 3] (feit A2)
De benadeelde partij [aangeefster 3] vordert € 2.173,94 aan materiële schadevergoeding en
€ 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft de vordering betwist. Een groot deel van de schade komt voort uit de ontstane hartritmestoornis en het plaatsen van een pacemaker. Het staat niet vast dat dit een rechtstreeks gevolg van het ten laste gelegde feit is. De opgevoerde schade is onvoldoende onderbouwd. De gevorderde kosten zijn niet door de benadeelde gemaakt. De vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het geconfronteerd worden met een gewelddadige overval in de eigen woning, zeker bij een slachtoffer op leeftijd, hevige emoties oproept, die fatale, of in ieder geval ernstige fysieke, gevolgen kunnen hebben. Daaraan doet niet af dat de benadeelde partij, mevrouw [aangeefster 3] , een zogeheten “onderliggende conditie” moet hebben gehad, zoals de behandelend cardioloog heeft gesteld. Nu de hartritmestoornis bovendien vrijwel direct na het gepleegde feit is opgetreden, is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk een causaal verband kan worden vastgesteld tussen het plegen van het feit door verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hoogte van de vordering door middel van het schadeonderbouwingsformulier en de bijlagen afdoende onderbouwd.
De kosten voor persoonlijke verzorging en de beredderingskosten komen wel voor vergoeding in aanmerking, het slachtoffer is bevoegd vergoeding van verplaatste schade te vorderen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Op grond van hetgeen hiervoor overwogen over het causale verband tussen de poging tot woningoverval en de gevolgen voor het slachtoffer staat tevens vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is een ernstige inbreuk gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer, waarbij het gepleegde feit een sterk invaliderende invloed op het leven van de benadeelde partij heeft gehad.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het bedrag zoals gevorderd.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, de dag waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 12 .173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 4] (feit A3)
De benadeelde partij [aangeefster 4] vordert € 282,49 aan materiële schadevergoeding en
€ 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft de vordering betwist en gesteld dat de vordering onevenredig belastend is voor het strafgeding zodat deze moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het hoesje van de telefoon is verdwenen. Tevens ziet de benadeelde bij teruggave van haar telefoon direct dat er krassen op de telefoon zitten, die voor de straatroof nog niet aanwezig waren. Zij heeft daarop een offerte overgelegd van de vervanging van het scherm.
De rechtbank concludeert dan ook dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,- De vordering tot immateriële schadevergoeding kan voor dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 8] (feit A6)
De benadeelde partij [aangeefster 8] vordert € 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft de vordering betwist en gesteld dat de vordering onevenredig belastend is voor het strafgeding zodat deze moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 6 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
Gelet op het feit dat benadeelde een destijds 77 jarige vrouw betreft bij wie voor de deur van haar woning gepoogd is haar tas te stelen en waarbij zij is geslagen en daar letsel aan heeft overgehouden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,-
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 8] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 6 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 7] (feit A7)
De benadeelde partij [aangeefster 7] vordert € 320,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze niet is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 7 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Weliswaar zijn geen aankoopbewijzen overgelegd, maar de rechtbank acht aannemelijk dat deze reeds bij de aangifte genoemde goederen bij de straatroof zijn ontvreemd. Daarbij acht de rechtbank de gestelde bedragen redelijk en voor toewijzing vatbaar. Het feit dat er geen bonnen ter onderbouwing zijn overgelegd staat naar het oordeel van de rechtbank daar niet aan in de weg.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 7 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 320,00 (driehonderd twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 2] (feit A8)
De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert € 760,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd en onduidelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 8 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat er in totaal een bedrag van € 220,- is gepind door benadeelde en dat zij dit bij zich droeg ten tijde van de straatroof. Dit komt ook overeen met de bedragen die door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan buit worden genoemd. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het bedrag ten aanzien van de telefoon dient te worden toegewezen, nu deze bij de straatroof is weggenomen en de rechtbank het bedrag redelijk acht,
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 8 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 760,00 (zevenhonderd zestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[benadeelde] (feit A10)
De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 416,30 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
[aangeefster 1] (feit A11)
De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert € 164,54 aan materiële schadevergoeding en € 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd en de behandeling er van een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 11 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Weliswaar zijn geen aankoopbewijzen overgelegd, maar de rechtbank heeft bewezen verklaard dat deze goederen bij de straatroof zijn ontvreemd. Daarbij acht de rechtbank de gestelde bedragen redelijk en voor toewijzing vatbaar. Het feit dat er geen bonnen ter onderbouwing zijn overgelegd staat naar het oordeel van de rechtbank daar niet aan in de weg.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 11 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. Gelet op het feit dat benadeelde een destijds 80 jarige vrouw betreft van wie bij de box voor het huis met geweld de tas is gestolen, die daardoor ten val is gekomen en daar letsel aan heeft overgehouden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,-
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 11 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[naam 1] (feit A12)
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 1.969,16 aan materiële schadevergoeding en
€ 6.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 7.969,16, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende is onderbouwd, dan wel de behandeling daarvan een onevenredige belasting zou zijn voor het strafgeding. De kosten van loonderving dienen voor rekening en risico van benadeelde te komen nu zij voor het feit onbetaald verlof heeft opgenomen en daardoor minder loon heeft ontvangen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder [nummer 4] bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het komt de rechtbank gelet op de motivering en de aangeleverde stukken aannemelijk voor dat zij de zorgkosten heeft gemaakt en dat deze rechtstreeks verband houden met de overval. Ook is het dan aannemelijk dat de benadeelde partij het eigen risico van de zorgverzekering over 2017 zal verbruiken gelet op de door de benadeelde genoemde therapieën. Ook de gederfde inkomsten voortkomend uit het feit dat mevrouw voordat zij werd overvallen zelf onbetaald verlof had opgenomen en daardoor een lager inkomen had tijdens haar ziekteverlof is toewijsbaar. Immers, de benadeelde partij zou indien zij niet was overvallen wel weer volledig betaald aan het werk zijn gegaan. Deze gederfde inkomsten komen dan ook voor rekening van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder [nummer 4] bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen, er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer en verdachte het oogmerk had om het slachtoffer leed en angst toe te brengen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 6.000,00. Zoals gezegd heeft de benadeelde partij tijdens de overval in haar woning doodsangsten uitgestaan. Zij heeft een hersenschudding opgelopen, waarbij het herstel wel anderhalf jaar kan duren. Zij is gestopt met het volgen van EMDR-therapie, omdat dat te zwaar was. Mevrouw [naam 1] heeft nog altijd wekelijks gesprekken met een psycholoog. Deze zijn er met name op gericht om haar allesoverheersende angst te overwinnen.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 12 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 10] (feit A14)
De benadeelde partij [aangeefster 10] vordert € 5.100,00 aan materiële schadevergoeding en
€ 600,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van de in zaak A onder 14 primair ten laste gelegde woninginbraak zal worden vrijgesproken =en niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de in zaak A onder 14 subsidiair bewezen verklaarde opzetheling.
[benadeelde partij 1] (feit A14)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 243,44 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte ten aanzien van de in zaak A onder 14 primair ten laste gelegde woninginbraak zal worden vrijgesproken en niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de in zaak A onder 14 subsidiair bewezen verklaarde opzetheling.
[aangever 1] (feit A15)
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 1.500,00 aan materiële schadevergoeding en € 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient ten aanzien van het immateriële deel te worden afgewezen omdat dit onderdeel onvoldoende is onderbouwd en deze schade ook niet aannemelijk is geworden.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 15 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden afgewezen omdat de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komt voor deze vergoeding. De gestelde psychische schade is niet onderbouwd en komt de rechtbank ook niet aannemelijk voor.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 15 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening
Hoofdelijkheid
Ten aanzien van alle vorderingen waarbij meerdere verdachten zijn betrokken geldt dat de betalingsverplichting hoofdelijk zal worden opgelegd. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door (één van) de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 46, 47, 57, 63, 225, 312, 317, 326, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 5, 10 en 14 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 14 subsidiair, 15, 16 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in het zaak A onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in het zaak A onder 2 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Ten aanzien van het in het zaak A onder 3 primair, 4 primair, 7 primair, 8 primair en 11 primair bewezen verklaarde:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in het zaak A onder 6 primair bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in het zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in het zaak A onder 12 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in het zaak A onder 13 bewezen verklaarde:
medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of medeplegen van voorbereiding van afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het in het zaak A onder 14 subsidiair bewezen verklaarde:
opzetheling
Ten aanzien van het in het zaak A onder 15 bewezen verklaarde:
oplichting
Ten aanzien van het in het zaak A onder 16 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van het in het zaak B bewezen verklaarde:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 1.00 STK Spuitbus Kl:groen/Zw. NATO Pepperspray 5342836
Gelast de teruggave aan de rechthebbende (verdachte) van:
3 1.00 STK Lidmaatschapskaart
[casino]
5344585
4 1.00 STK Parkeerkaart
BKS-PARKING
5344590
5 1.00 STK Jas Kl:Zwart
FISHBONE XL
5344668 uit [kenteken 2]
6 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Zwart
SAMSUNG SAm-A500fu
5342766
7 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Wit
SAMSUNG
5342672
8 1.00 STK Tas Kl:Blauw
BARCELONA Heuptas
5348018
9 1.00 STK Schroevedraaier Kl:Rood
-
5388994
10 1.00 STK Pen
-
6388999 uit Barcelonatas
11 1.00 STK Koptelefoon Kl:Zwart
PHILIPS
5389009 uit Barcelonatas
12 1.00 STK Papier
-
5389013 voedselbonnen, tipjes, sigarettenres
13 1.00 STK Kam Kl:Zwart
Steelkam
5389014
14 1.00 STK Rekenmachine Kl:Zwart
CASIO
5389015
15 Geld Euro
-
5388985 uit Barcelona heuptas
16 Geld Euro
-
5347931 uit Opel Astra
Wijst de vordering van
[aangeefster 3]toe tot € 12.173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 3] , aan de Staat € 12.173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 95 (vijfennegentig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 4]toe tot € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 4] , aan de Staat € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 15 (vijftien) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering voor het overige af.
Wijst de vordering van
[aangeefster 8], toe tot € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 8] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 8] , aan de Staat € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 20 (twintig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 7], toe tot € 320,00 (driehonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 7] , aan de Staat € 320,00 (driehonderdtwintig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 6 (zes) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 2], toe tot € 760,00 (zevenhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] , aan de Staat € 760,00 (zevenhonderdzestig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 15 (vijftien) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde]niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Wijst de vordering van
[aangeefster 1], toe tot € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 1] , aan de Staat € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 21 (eenentwintig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 1], toe tot € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] , aan de Staat € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 74 (vierenzeventig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[aangeefster 10]niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Wijst de vordering van
[aangever 1], toe tot € 1.500 (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] , aan de Staat € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 25 (vijfentwintig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.C. van Dam van Isselt, voorzitter,
mrs. H.P.E. Has en E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.E. Wouters en P. Tanis, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2017.

Voetnoten

1.[bewijsmiddelen]
2.[bewijsmiddelen]
3.[bewijsmiddelen]
4.[bewijsmiddelen]
5.[bewijsmiddelen]
6.[bewijsmiddelen]
7.[bewijsmiddelen]
8.[bewijsmiddelen]
9.[bewijsmiddelen]
10.[bewijsmiddelen]
11.[bewijsmiddelen]
12.[bewijsmiddelen]
13.[bewijsmiddelen]
14.[bewijsmiddelen]
15.[bewijsmiddelen]
16.[bewijsmiddelen]
17.[bewijsmiddelen]
18.[bewijsmiddelen]
19.[bewijsmiddelen]
20.[bewijsmiddelen]
21.[bewijsmiddelen]
22.[bewijsmiddelen]
23.[bewijsmiddelen]
24.[bewijsmiddelen]
25.[bewijsmiddelen]
26.[bewijsmiddelen]
27.[bewijsmiddelen]
28.[bewijsmiddelen]
29.[bewijsmiddelen]
30.[bewijsmiddelen]
31.[bewijsmiddelen]
32.[bewijsmiddelen]
33.[bewijsmiddelen]
34.[bewijsmiddelen]
35.[bewijsmiddelen]
36.[bewijsmiddelen]
37.[bewijsmiddelen]
38.[bewijsmiddelen]
39.[bewijsmiddelen]
40.[bewijsmiddelen]
41.[bewijsmiddelen]
42.[bewijsmiddelen]
43.[bewijsmiddelen]
44.[bewijsmiddelen]
45.[bewijsmiddelen]
46.[bewijsmiddelen]
47.[bewijsmiddelen]
48.[bewijsmiddelen]
49.[bewijsmiddelen]
50.[bewijsmiddelen]
51.[bewijsmiddelen]
52.[bewijsmiddelen]
53.[bewijsmiddelen]
54.[bewijsmiddelen]
55.[bewijsmiddelen]
56.[bewijsmiddelen]
57.[bewijsmiddelen]
58.[bewijsmiddelen]
59.[bewijsmiddelen]
60.[bewijsmiddelen]
61.[bewijsmiddelen]
62.[bewijsmiddelen]
63.[bewijsmiddelen]
64.[bewijsmiddelen]
65.[bewijsmiddelen]
66.[bewijsmiddelen]
67.[bewijsmiddelen]
68.[bewijsmiddelen]
69.[bewijsmiddelen]
70.[bewijsmiddelen]
71.[bewijsmiddelen]
72.[bewijsmiddelen]
73.[bewijsmiddelen]
74.[bewijsmiddelen]
75.[bewijsmiddelen]
76.[bewijsmiddelen]
77.[bewijsmiddelen]
78.[bewijsmiddelen]
79.[bewijsmiddelen]
80.[bewijsmiddelen]
81.[bewijsmiddelen]
82.[bewijsmiddelen]
83.[bewijsmiddelen]
84.[bewijsmiddelen]
85.[bewijsmiddelen]
86.[bewijsmiddelen]
87.[bewijsmiddelen]
88.[bewijsmiddelen]
89.[bewijsmiddelen]
90.[bewijsmiddelen]
91.[bewijsmiddelen]
92.[bewijsmiddelen]
93.[bewijsmiddelen]
94.[bewijsmiddelen]
95.[bewijsmiddelen]
96.[bewijsmiddelen]
97.[bewijsmiddelen]
98.[bewijsmiddelen]
99.[bewijsmiddelen]
100.[bewijsmiddelen]
101.[bewijsmiddelen]
102.[bewijsmiddelen]
103.[bewijsmiddelen]
104.[bewijsmiddelen]
105.[bewijsmiddelen]
106.[bewijsmiddelen]
107.[bewijsmiddelen]
108.[bewijsmiddelen]
109.[bewijsmiddelen]
110.[bewijsmiddelen]
111.[bewijsmiddelen]
112.[bewijsmiddelen]
113.[bewijsmiddelen]
114.[bewijsmiddelen]
115.[bewijsmiddelen]
116.[bewijsmiddelen]
117.[bewijsmiddelen]
118.[bewijsmiddelen]