ECLI:NL:RBAMS:2017:9373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
13/751423-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 14 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 24 mei 2017. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman. Tijdens de zittingen zijn de detentieomstandigheden in België aan de orde gekomen, waarbij de rechtbank eerder een tussenuitspraak had gedaan op 1 augustus 2017 om nader onderzoek te doen naar deze omstandigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in België geen belemmering vormen voor de overlevering van de opgeëiste persoon. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de rechtbank en de informatie die is verkregen van de Belgische autoriteiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten voor het strafrechtelijk onderzoek dat tegen hem loopt.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751423-17
RK-nummer: 17/3376
Datum uitspraak: 14 december 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 mei 2017 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende en verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting op 18 juli 2017
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Tussenuitspraak van 1 augustus 2017
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 1 augustus 2017 het onderzoek heropend om nader onderzoek te doen naar de detentieomstandigheden in België en daartoe de officier van justitie opdracht gegeven navraag te doen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Zitting op 30 november 2017
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 18 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 1 augustus 2017 herhaald en ingelast

De tussenuitspraak van 1 augustus 2017 is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd. Wat is vermeld in de rubrieken 3 ‘Grondslag en inhoud van het EAB’, 4 ‘Strafbaarheid’ en 5 ‘De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW’ moet hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft na de tussenuitspraak in de onderhavige zaak in verschillende overleveringszaken met betrekking tot EAB’s uit België geoordeeld dat de detentieomstandigheden in België niet in de weg staan aan het toestaan van overlevering naar dat land. De rechtbank verwijst naar haar uitspraken van 29 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6233 en ECLI:NL:RBAMS:2017:6234) en 26 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7146).
De raadsman heeft ter zitting van 30 november 2017 verklaard op de hoogte te zijn van voornoemde uitspraken van de rechtbank over de detentieomstandigheden in België en zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de rechtbank, geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in België geen reden tot weigering van de verzochte overlevering van de opgeëiste persoon opleveren.
Onder verwijzing naar voormelde jurisprudentie overweegt de rechtbank als volgt.
De aard en de ernst van (vooral) de Openbare verklaring van 13 juli 2017 van het CPT heeft de rechtbank aanleiding gegeven om nadere inlichtingen te vragen aan de Belgische autoriteiten. Daarbij moet worden opgemerkt dat de beschikbare informatie ten tijde van de tussenuitspraak nog niet de conclusie rechtvaardigde dat sprake was van een (algemeen) reëel gevaar in Belgische gevangenissen op een onmenselijke of vernederende behandeling.
De algemene aanvullende informatie die de rechtbank nadien in verschillende zaken heeft ontvangen en welke ook wordt genoemd in de eerdergenoemde uitspraken, rechtvaardigt deze conclusie nog minder.
De detentieomstandigheden in België vormen dan ook geen reden de overlevering van de opgeëiste persoon naar België niet toe te staan.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 140 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7, van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.