ECLI:NL:RBAMS:2017:8839

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
13/701840-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren na diefstal van fietsen en niet voldoen aan ambtelijk bevel

Op 1 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen van fietsen en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 mei 2017 een lokfiets heeft gestolen, die door de politie was geplaatst als onderdeel van een onderzoek naar fietsendiefstal. De verdachte werd op heterdaad betrapt terwijl hij op de gestolen fiets reed. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 4 en 5 september 2017 opnieuw een fiets heeft gestolen, evenals op 13 augustus 2017. Tevens heeft de verdachte op 13 juli 2017 niet voldaan aan een bevel van de burgemeester om zich uit een overlastgebied te verwijderen. De officier van justitie heeft de ISD-maatregel van twee jaar geëist, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, dat 26 bladzijden telt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstallen en het niet voldoen aan het bevel, en heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de Nationale Politie, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701840-17 (hiertoe behoren ook de parketnummers 13/741211-17, 13/684319-17 en 13/684317-17) en 13/702798-16 (tul)
Datum uitspraak: 1 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
thans verblijvende in het Justitieel Complex “ [naam JC] ” te [plaats JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. ter Steege en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. P. Figge naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
Feit 1hij op of omstreeks 21 mei te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok-)fiets, geheel of ten dele toebehorende aan Nationale Politie Eenheid Amsterdam , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen (lok-)fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een of meer slot(en) op of aan voornoemde (lok)fiets;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (lok-)fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2hij op 4 en/of 5 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan Nationale politie Eenheid Amsterdam , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op of aan voornoemde fiets te forceren;
Subsidiair:
hij op 4 en/of 5 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
Feit 3hij op of omstreeks 13 juli 2017 te 02.45 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden;
Feit 4hij op of omstreeks 13 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer fiets(en), geheel of ten dele toebehorend aan [aangever] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen fiets(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op of aan voornoemde fiets(en);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer fiets(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.4. Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 is de officier van justitie van mening dat verdachte van het primair ten laste gelegde, de diefstal van die fietsen, moet worden vrijgesproken. Wel kan telkens het subsidiair ten laste gelegde, de heling van die fietsen, wettig en overtuigend worden bewezen.
Voor feit 3, het niet voldoen aan een bevel om zich te verwijderen van een locatie, is eveneens voldoende wettig en overtuigend bewijs, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 verzoekt de raadsvrouw van verdachte vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde, de diefstal van die fietsen. Voor feit 2 geldt dat zij eveneens vrijspraak bepleit voor het subsidiair ten laste gelegde, de heling van die fiets. Uit het dossier blijkt immers niet dat de fiets waarop verdachte is aangetroffen van de politie was, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde onder de feiten 1 en 4, de heling van die fietsen, en feit 3 refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van drie fietsen (het primair ten laste gelegde onder de feiten 1, 2 en 4) en aan het niet voldoen aan een bevel om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en de ondergrondse metrostations te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden (feit 3).
Zij overweegt daartoe als volgt.
Diefstal van een fiets op 21 mei 2017 (feit 1)Op 18 mei 2017 heeft de politie een lokfiets aan Ruysdaelkade ter hoogte van perceel 9 neergezet, de fiets was door middel van een kabelslot vastgezet aan een regenpijp. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op 21 mei 2017 omstreeks 08.52 uur het bewegingsalarm van de desbetreffende (lok)fiets, die nog op de Ruysdaelkade stond, is afgegaan. Uit de gps-gegevens blijkt dat de fiets een paar minuten later (met fietssnelheid) wordt verplaatst en om 09.06 uur tot stilstand komt in de Tweede Jacob van Campenstraat, ter hoogte van de Eerste Sweelinckstraat. Daar bevindt zich een pleintje, vlak voor een passage die onder andere naar de Albert Heijn leidt. Omstreeks 09.15 uur heeft de verbalisant gezien dat, midden tussen de bankjes op het pleintje, de lokfiets los staat. Op een van die bankjes zit een tweetal mannen, onder wie een man met een rode jas. Omstreeks 10.07 uur staat de fiets nog op dezelfde plek en ziet de verbalisant de man met de rode jas zitten die daar eerder ook al zat. Dit blijkt later verdachte te zijn geweest. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal over de interpretatie van de gegevens uit het gps-overzicht van de verplaatsingen van de fiets dat deze tussen 09.06 uur en 10.12 uur stil heeft gestaan op de Tweede Jacob van Campenstraat. Verdachte is op 21 mei 2017 omstreeks 10.15 uur aangehouden in de Tweede Jacob van Campenstraat te Amsterdam terwijl hij op de fiets reed.
Verdachte heeft verklaard dat hij vijf à tien minuten voordat de fiets voor de tweede keer in beweging kwam (10.12 uur) uit de Albert Heijn kwam. Hij zag op een bankje een kennis zitten en heeft even met hem gepraat. Vervolgens zou deze kennis hem een fiets hebben aangeboden om even te lenen. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet aannemelijk, omdat deze niet strookt met de bevindingen van de verbalisant. Die heeft namelijk gezien dat verdachte al een uur voordat de fiets voor de tweede keer in beweging kwam op dat bankje zat. Gelet op de korte tijdspanne tussen het moment waarop het alarm van de fiets is afgegaan, de fiets verplaatst werd en werd neergezet (van 08.52 uur tot en met 09.06 uur) en het moment waarop de fiets weer werd gezien (09.15 uur) in de nabijheid van verdachte terwijl verdachte een uur later met die fiets aan het fietsen was, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de fiets heeft gestolen.
Diefstal van een fiets omstreeks 5 september 2017 (feit 2)Op 30 augustus 2017 heeft de politie een lokfiets op de Ruysdaelkade geplaatst, de lokfiets is door middel van een kabelslot afgesloten. Uit het proces-verbaal over de interpretatie van de gegevens uit het gps-overzicht van de verplaatsingen van de fiets blijkt dat het bewegingsalarm van de fiets op 4 september 2017 om 23.56 aangaat. Verbalisant [naam 1] ziet dat de fiets wordt verplaatst van de Ruysdaelkade naar de Stadhouderskade en geeft dit via de portofoon door aan verbalisanten van [naam 2] en [naam 3] . Zij zien verdachte vervolgens op de lokfiets rijden over de Stadshouderskade. De verbalisanten herkennen de fiets als zijnde een lokfiets van de politie. Uit de gps-gegevens blijkt voorts dat de fiets tussen het moment van wegnemen en het moment van de aanhouding van verdachte niet heeft stilgestaan. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het verdachte zelf was die de fiets heeft gestolen.
Niet verwijderen uit overlastgebied (feit 3)
Verdachte heeft bekend dat hij zich op 13 juli 2017 niet heeft gehouden aan het tegen hem uitgevaardigde bevel om zich uit het overlastgebied 1 (Centrum en ondergrondse metrostations) te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Diefstal van een fiets op 13 augustus 2017 (feit 4)Op 13 augustus 2017 heeft aangever [aangever] rond 00.00 zijn twee fietsen bij het Muntplein gezet. Hij had de fietsen door middel van een kabelslot aan elkaar vast gezet. Als aangever later die avond terug komt bij zijn fietsen, ziet hij verdachte en een andere man op zijn fietsen rijden. Aangever heeft verdachte op de fiets achtervolgd en ondertussen is de politie geïnformeerd. Verdachte is op 13 augustus 2017 aangehouden terwijl hij op de fiets van aangever reed en door aangever werd achtervolgd, terwijl aangever schreeuwde en naar hem wees: “Hij heeft mijn fiets gestolen!”. In de jas die verdachte droeg bleken onder andere een doorgeknipt slot en twee kniptangen te zitten. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de fiets en de spullen van een vriend zou hebben gekregen die plotseling weg was. Gelet op de bij verdachte aangetroffen spullen en de omstandigheden waaronder verdachte werd aangehouden, acht de rechtbank de verklaring van verdachte onaannemelijk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1op 21 mei te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een lokfiets, toebehorende aan Nationale Politie Eenheid Amsterdam , waarbij hij, verdachte, die weg te nemen lokfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een slot aan voornoemde lokfiets;
Feit 2omstreeks 5 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan Nationale politie Eenheid Amsterdam , waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een slot aan voornoemde fiets;
Feit 3op 13 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en 177 van de Gemeentewet en 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden;
Feit 4op 13 augustus 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorend aan [aangever] waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een slot aan voornoemde fiets.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD)

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft met klem verzocht niet de ISD-maatregel op te leggen, maar een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Subsidiair heeft zij verzocht een gevangenisstraf met een voorwaardelijk strafdeel zodat begeleidings- en behandeltrajecten kunnen worden opgestart. Meer subsidiair heeft zij verzocht de ISD-maatregel voor de duur van één jaar in plaats van twee jaren op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van drie fietsen en aan het niet voldoen aan een bevel om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden. Dit zijn hinderlijke strafbare feiten. Fietsendiefstal brengt financiële schade en overlast mee. Mede daarom zet de politie, in buurten waar veel fietsen worden gestolen, lokfietsen in als middel om de diefstal van fietsen in Amsterdam aan te pakken en fietsendieven op te sporen. Daarnaast laat verdachte door het niet voldoen aan een ambtelijk bevel tevens zien dat hij geen respect heeft voor beslissingen van de autoriteiten. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad en is reeds vele malen wegens (fietsen)diefstal veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 13 oktober 2017, opgemaakt door de heer R. Nuyens. Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende. Het strafblad van verdachte telt 26 bladzijden en het ten laste gelegde maakt, bij bewezenverklaring, onderdeel uit van een delictpatroon. Vele opgelegde taakstraffen kenden een moeizaam verloop en verdachte voldoet inmiddels aan zowel de zachte als de harde ISD-criteria. Er is bij verdachte sprake van een antisociale-persoonlijkheidsstoornis en hij is bekend met manipulatief gedrag jegens hulpverleners en reclasseringswerkers. Bovendien kampt hij met meerdere problemen: hernieuwde dakloosheid, schulden, vermoedelijk
harddrugs- en softdrugsafhankelijkheid en een alcoholverslaving. In de optiek van Inforsa is voortzetting van het actueel toezicht niet meer gewenst. Zij adviseert de rechtbank om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
Ter terechtzitting van 17 november 2017 heeft de heer H.L. Kempff, reclasseringswerker, als deskundige het rapport toegelicht. Hij heeft verklaard dat verdachte zowel in als buiten Amsterdam opgenomen is geweest, maar dat deze opnames niet slaagden. Zo liep verdachte meermalen weg en is hij wel eens opgehaald door een vriend. Verdachte heeft een alcoholprobleem en als je, zoals verdachte, geen inzicht in je eigen probleem hebt, kom je niet verder. Je moet het wel zelf willen oppakken, aldus de deskundige.
Verdachte heeft verklaard dat hij graag weg wil uit Amsterdam en dat hij geen vertrouwen heeft in de ISD. Hij is tevens van mening dat hij pas echt van zijn alcoholprobleem afkomt als hij van de reclassering af is en uit Amsterdam weg is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het briefverslag van het trajectconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 14 september 2017, opgemaakt door psychiater in opleiding L. Schallenberg en psychiater S. Frehe. Dit verslag houdt onder meer het volgende in. Verdachte is een 46-jarige man, met een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, die volgens de opdrachtgever voldoet aan de criteria voor een ISD-maatregel. Wat betreft vermogensdelicten, geweldsdelicten en wapenbezit is er een delictpatroon. Verdachte is bekend met een jarenlang bestaande alcoholverslaving, mogelijk ook cannabisafhankelijkheid en incidenteel cocaïnegebruik. Er zijn al meerdere behandeltrajecten waaronder opnames gestart om tot abstinentie te komen, die hij allemaal voortijdig heeft afgebroken. Tijdens een dergelijke behandeling zou in 2013 ook een antisociale-persoonlijkheidsstoornis vastgesteld zijn. Er zijn aanwijzingen voor verslavingsproblematiek, mogelijk ook persoonlijkheidsproblematiek. Er is geen dringende noodzaak om nader onderzoek te verrichten in de vorm van een Pro Justitia-rapportage en er is geen contra-indicatie voor de ISD-maatregel.
Tot slot wijst de rechtbank erop dat verdachte hangende de onderhavige strafzaken meerdere keren uit de voorlopige hechtenis is geschorst teneinde aan zijn problematiek te werken maar er telkens voor koos zich te misdragen. Dit maakt verdachtes stelling dat hij zonder hulp van de drank af zal komen ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 oktober 2017 blijkt dat verdachte gedurende de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.De vordering van de benadeelde partijen

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel overeenkomstig artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte verzoekt de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 13/701840-17 niet-ontvankelijk te verklaren nu onvoldoende blijkt welk slot zou zijn verbroken. De vordering is met een kopie factuur onderbouwd, maar de factuur ziet op een AXA-slot, terwijl het verbroken slot van het merk Stahlex is. De factuur ziet dus op een ander slot, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw van verdachte verzoekt eveneens de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 13/741211-17 niet-ontvankelijk te verklaren: primair omdat zij vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 heeft bepleit en subsidiair omdat uit het dossier niet blijkt dat er een slot stuk is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/701840-17
De benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam vordert € 23,91 aan materiële-schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Door het bewezenverklaarde is aan de benadeelde partij rechtstreekse schade toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (te weten 21 mei 2017). Dat voor de onderbouwing van de schade gebruik wordt gemaakt van een standaard bon doet daar niet aan af.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat de benadeelde partij zelf in staat wordt geacht zorg te dragen voor de inning van de schadevergoeding.
9.3.2
De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/741211-17
De benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam vordert € 23,91 aan schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Door het bewezenverklaarde is aan de benadeelde partij rechtstreekse schade toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (te weten 5 september 2017).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat de benadeelde partij zelf in staat wordt geacht zorg te dragen voor de inning van de schadevergoeding.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijk strafdeel afwijzen omdat verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt, waardoor tenuitvoerlegging niet opportuun is.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 184 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
en
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam toe en veroordeelt verdachte te betalen € 23,91 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam toe en veroordeelt verdachte te betalen € 23,91 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter te Amsterdam d.d. 18 oktober 2016 opgelegd voorwaardelijk strafdeel van 11 (elf) dagen gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/702798-16.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2017.