ECLI:NL:RBAMS:2017:8838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
13/698630-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak brandstichting en bewezenverklaring bedreiging met brandstichting in Amsterdam

Op 17 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De zaak betreft twee tenlasteleggingen: brandstichting en bedreiging met brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. B. ter Steege, heeft de vordering gedaan en de verdachte is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. Drummen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk brand heeft gesticht. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte de slachtoffer heeft bedreigd met brandstichting door dreigende sms-berichten te sturen. De rechtbank heeft de bedreiging als ernstig beschouwd, vooral omdat het de ex-partner van de verdachte betrof, en heeft dit meegewogen in de strafoplegging.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zeven dagen geëist, met daarnaast twee vrijheidsbeperkende maatregelen. De rechtbank heeft echter besloten om geen contactverbod of gebiedsverbod op te leggen, omdat de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en geen contact meer wenst met de slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/698630-17
Datum uitspraak: 17 november 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Polen) op [geboortedag 1] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in [adres detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. ter Steege, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W. Drummen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1hij op of omstreeks 2 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een (ronde) prop stof aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een prop stof (geprepareerd als molotovcocktail), althans met een brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een (deel van) een deur en/of deurmat van de woning en/of pand (perceel [adres] van [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in voornoemd pand bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in voornoemd pand bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Feit 2hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, door voornoemde [slachtoffer] dreigend (via een sms bericht) de woorden toe te voegen: "maak al je ramen dicht, brandweer, ik maak vuur bij jou thuis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak van de brandstichting (feit 1)
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte – niet bewezen hetgeen onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank over de bedreiging (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte omstreeks de periode van 2 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, door voornoemde [slachtoffer] dreigend via een sms bericht de woorden toe te voegen: "maak al je ramen dicht, brandweer, ik maak vuur bij jou thuis".

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de aangifte en verdachtes verklaring die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd voldoende bewijs vormen voor het verwijt dat hem wordt gemaakt.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder feit 2 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) dagen met aftrek van voorarrest.
Daarnaast vordert de officier oplegging van twee vrijheidsbeperkende maatregelen in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht, namelijk een gebiedsverbod en een contactverbod, voor de duur van 2 (twee) jaren. Verdachte zou niet meer in de [adres] te Amsterdam mogen komen en geen contact meer mogen opnemen met [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1981 te [geboorteplaats 2] (Polen) en woonachtig op het adres [adres] ). Tevens vordert de officier dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft geen standpunt ingenomen over een eventueel op te leggen straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer] bedreigd met brandstichting in haar woning. Door deze bedreiging heeft verdachte aangeefster [slachtoffer] bang gemaakt en dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte (uitdraai van 24 oktober 2017) waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten. Zij zal dit in het voordeel van verdachte laten meewegen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 13 november 2017 dat is opgemaakt door mevrouw M.T. Meywes. Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor de bedreiging en dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig.
Tot slot houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het feit dat de relatie met [slachtoffer] en de periode na de beëindiging van deze relatie onrustig zijn geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen contact meer heeft met [slachtoffer] en dat hij dit ook niet meer wil. Hierom zal de rechtbank afzien van oplegging van het door de officier van justitie gevorderde gebiedsverbod en contactverbod. Hierbij laat de rechtbank meewegen dat verdachte lang in voorarrest heeft gezeten en daardoor geen contact heeft kunnen opnemen met [slachtoffer]

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met brandstichting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2017.