Op 17 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De zaak betreft twee tenlasteleggingen: brandstichting en bedreiging met brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. B. ter Steege, heeft de vordering gedaan en de verdachte is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. Drummen.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk brand heeft gesticht. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte de slachtoffer heeft bedreigd met brandstichting door dreigende sms-berichten te sturen. De rechtbank heeft de bedreiging als ernstig beschouwd, vooral omdat het de ex-partner van de verdachte betrof, en heeft dit meegewogen in de strafoplegging.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zeven dagen geëist, met daarnaast twee vrijheidsbeperkende maatregelen. De rechtbank heeft echter besloten om geen contactverbod of gebiedsverbod op te leggen, omdat de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en geen contact meer wenst met de slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.