Op 17 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in de wang te bijten. De mishandeling vond plaats op of omstreeks 5 mei 2017 te Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 november 2017 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. W.E.R. Geurts, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte de mishandeling van de levensgezel, die resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer en de waarnemingen van verbalisanten als bewijs gebruikt. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, terwijl de raadsvrouw vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling, gebaseerd op de aangifte en de bevindingen van de verbalisanten.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond en de achtergrond van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld en de proeftijd verlengd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.