ECLI:NL:RBAMS:2017:8836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
13/684183-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel door bijten in de wang

Op 17 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in de wang te bijten. De mishandeling vond plaats op of omstreeks 5 mei 2017 te Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 november 2017 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. W.E.R. Geurts, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte de mishandeling van de levensgezel, die resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer en de waarnemingen van verbalisanten als bewijs gebruikt. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, terwijl de raadsvrouw vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling, gebaseerd op de aangifte en de bevindingen van de verbalisanten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond en de achtergrond van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld en de proeftijd verlengd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684183-17, 13/122177-16 (tul) en 13/702712-15 (tul)
Datum uitspraak: 17 november 2017 (onmiddellijk uitspraak)
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde verblijvende in het [penitentiaire inrichting] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 5 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [het slachtoffer] , heeft mishandeld bestaande deze mishandeling uit het bijten in de wang, althans in het gezicht en/of in de hals en/of in de vinger, in elk geval in het lichaam van voornoemde [het slachtoffer] , waardoor voornoemde [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [het slachtoffer] in de wang heeft gebeten. Zij baseert zich op de aangifte van [het slachtoffer] , het feit dat verbalisanten verse verwondingen bij [het slachtoffer] hebben waargenomen en dat er een foto van haar wang is gemaakt waarop een wondje in de vorm van een mond kan worden gezien.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van de ten laste gelegde mishandeling bepleit. Alleen aangeefster spreekt van een beet in de wang en om tot een bewezenverklaring te komen, zou het procesdossier bijvoorbeeld een verklaring van een deskundige moeten bevatten, dat het gaat om een bijtwond, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling. Zij baseert zich op de aangifte van [het slachtoffer] , waarin zij verklaart dat verdachte haar in haar rechterwang heeft gebeten, het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die kort na het incident verse, lichte verwondingen aan de rechterzijde van het gezicht van [het slachtoffer] waarnemen en haar waarneming dat op de foto van de rechterwang van [het slachtoffer] een bijtafdruk te zien lijkt.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 5 mei 2017 te Amsterdam zijn levensgezel, [het slachtoffer] , heeft mishandeld bestaande deze mishandeling uit het bijten in de wang waardoor voornoemde [het slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, waardoor geen straf of maatregel zal moeten volgen. Subsidiair heeft zij een gevangenisstraf bepleit die gelijk is aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn vriendin [het slachtoffer] in haar rechterwang gebeten. Dit is een naar feit, omdat deze mishandeling plaatsvond op een plek [het slachtoffer] zich veilig zou moeten voelen, namelijk in haar eigen woning. Bovendien heeft [het slachtoffer] door het bijten van verdachte letsel bekomen en pijn ondervonden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van Inforsa van 25 augustus 2017 dat is opgemaakt door mevrouw N. Tuijn. Uit het rapport blijkt onder meer het volgende. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking, agressieproblematiek en een zorgwekkende combinatie van alcohol met zijn medicatie. Zowel door Amsta als door de reclassering zijn meerdere pogingen ondernomen verdachte in adequate begeleiding en behandeling te krijgen, maar verdachte stelde zich steeds onvoldoende begeleidbaar en gemotiveerd op. Doordat verdachte ook nog dakloos raakt, zal de kans op recidive vermoedelijk alleen maar toenemen. Hij heeft niet kunnen profiteren van de geboden hulpverlening en begeleiding. Daarnaast wordt de begeleiding door Amsta stopgezet vanwege het gedrag van verdachte. Hoewel hulpverlening wenselijk en geïndiceerd is, is het binnen een toezicht niet mogelijk gebleken verdachte te begeleiden. De kans op recidive is onverminderd hoog. Hierom adviseert de reclassering om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag door wil met de reclassering. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij contact heeft gehad met de reclassering en dat deze heeft bevestigd dat zij in de zaak met parketnummer 13/702712-15 het toezicht wil voortzetten. De rechtbank acht al met al een gevangenisstraf van twee weken passend.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1.1
Vordering in de zaak met parketnummer 13/122177-16
Bij de stukken bevindt zich de op 9 mei 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/122177-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 11 november 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.1.2
Vordering in de zaak met parketnummer 13/702712-15
Bij de stukken bevindt zich de op 11 mei 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/702712-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 17 augustus 2016 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 (eenennegentig) dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 13/122177-16 (een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken) gevorderd. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 13/702712-15 met 1 (één) jaar wordt verlengd.
9.3
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat in beide zaken de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf wordt verlengd.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1
Vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 13/122177-16
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
9.4.2
Vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 13/702712-15
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gemeld dat de reclassering het toezicht dat bij eerdergenoemd vonnis is gestart, wil voortzetten. De rechtbank acht verdere begeleiding van verdachte na zijn vrijlating in zijn belang en dat van de maatschappij en zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen en de proeftijd met 1 (één) jaar verlengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/122177-16 van de vonnis van 11 november 2016 van de politierechter te Amsterdam opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/702712-15 van de bij vonnis van 17 augustus 2016 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 91 (eenennegentig) dagen en verlengt de proeftijd met 1 (één) jaar.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2017.