4.4.1.Valsheid in geschrift?
Verdachte is uitgebreid ingegaan op het verkoopproces van [bedrijf BV] en heeft zijn visie op de totstandkoming van de (koop)overeenkomst met de klant gegeven. Kort samengevat komt het er volgens verdachte op neer dat de factuur die de klant bij een geleverd matras ontvangt het uiteindelijke aanbod behelst en dat na (stilzwijgende) aanvaarding van dat aanbod de koop pas tot stand komt.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn redenering. [bedrijf BV] bood op haar websites matrassen te koop aan met daarbij een gratis matrashoes (getuige bijvoorbeeld de tekst op de website [website] : “
De [naam/ naam product] ter waarde van E 179,- wordt gratis bij het matras geleverd”). Als de klant een matras bestelt krijgt hij vervolgens een ontvangstbevestiging per e-mail. Daarin staat als bestelling vermeld een matras voor een bepaald bedrag “inclusief [naam/ naam product] ”, bijvoorbeeld de orderbevestiging van klant [klant] (DOC-042):
“
Uw bestelling hebben wij als volgt genoteerd:
artikel nr. Omschrijving Aantal Bedrag
-------------- ----------------------------------------------------------- --------- --------
15001820 [handelsnaam 2] tweepersoons matras 180 x 200 inclusief 1 € 899.00
[naam/ naam product]
Hiermee is de koop tot stand gekomen van een matras voor, in dit geval, € 899,-. De factuur zou dan ook op die koopovereenkomst (orderbevestiging) betrekking moeten hebben.
Echter, in de factuur die de klant ontvangt wordt de [naam/ naam product] in rekening gebracht tegen de eerder (op de website en in de orderbevestiging) vermelde prijs van het matras en is het matras op een bedrag van nihil gezet. Als voorbeeld de factuur van klant [klant] (DOC-041):
Artikelcode Artikel Aantal Prijs per stuk
--------------- ------------------------------------------------- -------- --------------
15201820 [handelsnaam 2] tweepersoons matras 180 x 200 1 0.00
7001820 [naam/ naam product] 180x200 1 899.00
De FIOD heeft 14 klanten van [bedrijf BV] als getuige gehoord. Deze klanten hebben stuk voor stuk verklaard dat zij een matras hebben gekocht en niet een [naam/ naam product] , en dat de weergave in de factuur niet juist is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de facturen die de klanten hebben ontvangen niet overeenkomen met wat zij hebben gekocht en dus valselijk en/of in strijd met de waarheid zijn opgemaakt.
Het is verdachte geweest die het initiatief tot deze werkwijze heeft genomen. Dit blijkt uit het volgende.
Op 5 juni 2012 heeft verdachte per e-mail de Belastingdienst het volgende bericht gestuurd:
“ (…) Dank voor uw informatie over de gewijzigde situatie m.b.t het lage btw tarief voor antidecubitus matrassen. Vandaag zijn wij overeengekomen dat niet meer het lage btw tarief maar het hoge btw tarief op onze matrassen van toepassing zal zijn. Met u is een overgangsperiode afgesproken. Ingaande 1 september 2012 zal het btw tarief van 19% voor onze matrassen worden gehanteerd. U heeft toegezegd na ontvangst van deze e-mail een bevestiging van onze afspraak aan mij te versturen. Uw e-mail zie ik met belangstelling tegemoet. Om ongelijkheid in de markt te voorkomen treft u hierbij de aanbieders aan die momenteel nog antidecubitus matrassen tegen het lage btw tarief aanbieden. Het betreft de zogenaamde Nasa of traagschuim matrassen van deze partijen. (…)
Wij danken u nogmaals voor het getoonde begrip om de overgangsperiode van 1 juli 2012 te verschuiven naar 1 september 2012 en verblijven, in afwachting van uw bevestiging,
Met vriendelijke groeten,
[verdachte] ”
Bij de stukken zit vervolgens een e-mail van 18 juli 2012 van [e-mailadres] aan [persoon] van [bedrijf bv] dat de hosting en onderhoud van de backoffice-applicatie waar vanuit de facturatie van [bedrijf BV] plaatsvindt. Ondanks dat verdachte dat niet heeft willen bevestigen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen dat verdachte deze e-mail heeft geschreven. In deze e-mail staat het volgende:
“Beste [persoon] ,
Vanaf 1 september a.s. zijn wij verplicht over te schakelen naar het 19% tarief en vanaf 1 oktober a.s. naar het 21% tarief. Dat zou voor ons een belangrijke prijsverhoging betekenen. Immers de matrassen zijn vandaag de dag nog in het 6% btw tarief ondergebracht. Deze btw verhoging treft ons niet alleen maar alle aanbieders van drukverlagende matrassen. Op 1 september a.s. zullen wij een verbeterde versie van de [naam/ naam product] op de markt brengen. Bij elke matrasbestelling zal deze Protecor staandaard worden meegeleverd. Deze Protector voldoet volledig aan de wettelijke eisen om in het 6% btw tarief te vallen. Op 1 september a.s. zullen wij tot de volgende facturatie overgaan.
Op de bestelling van een matras bijv. 90 x 200 komt er op de factuur het volgende te staan:
Omschrijving maat aantal prijs per eenheid totaal prijs
[handelsnaam 1] matras 90 x 200 1 0,00 0,00
[naam product] 1 29,95 29,95
[naam/ naam product] 90 x 200 1 399,00 399,00
Bij elke bestelling wordt er dus standaard een [naam/ naam product] meegeleverd. Bij elke bestelling wordt het matras tegen Euro 0,00 berekend. In feite betekent dit dat de klant de [naam/ naam product] koopt en het matras er gratis bijkrijgt.
Onderaan de factuur vermelden wij dan:
[naam/ naam product] : 6% btw
Overige producten: 19% btw (v.a. 1 oktober 21%)
Ik ga er vanuit dat het model wat wij gaan hanteren duidelijk is. Je kunt in principe uitgaan van de huidige opzet van de factuur. Het bovenvermelde voorbeeld is slechts een voorbeeld. Nogmaals alleen de [naam/ naam product] wordt berekend. Deze opzet geldt voor zowel [handelsnaam 1] als [handelsnaam 2] . De prijzen die v.a. 1 september gelden zijn als volgt
(…)
Mocht iets niet duidelijk zijn dan hoor ik graag zsm van je. Nogmaals de huidige productomschrijvingen en de lay out van de factuur hoeven niet te worden aangepast. De belangrijkste aanpassingen zijn:
1. De matrassen tegen Euro 0,00 berekenen
2. EIke matrasbestelling kent een [naam/ naam product] die wordt berekend. Zie bovenstaande prijzen, de btw vermelding van 6% voor de [naam/ naam product] en 19% resp. 21% btw voor de overige producten.
Bij het zien van deze e-mail heeft [persoon] het volgende verklaard: “Ja, dat ziet er wel bekend uit. Ik heb toen het programma gewijzigd. Ik weet nog wel dat ik toen gedacht heb, dat het wel een beetje dubieus was.” Op de vraag wat de gevolgen zijn van het wijzigen van de backoffice-applicatie van [bedrijf BV] volgens de instructies in de mail heeft [persoon] het volgende geantwoord: “Dat de prijzen worden berekend worden volgens dit model. Dat betekent dat de prijzen die in het systeem staan voor de matrassen worden verschoven naar de [naam/ naam product] . Dat betekent weer dat zowel de matrassen als de Protectors tegen 6% worden verkocht.”
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [bedrijf BV] valselijk facturen heeft laten opmaken met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken. Verdachte heeft aan deze strafbare handelingen feitelijk leiding gegeven.
3.4.7.Met betrekking tot een mogelijke strafvervolging geldt het volgende. Indien een onjuiste of onvolledige belastingaangifte wordt gedaan, maar de betrokkene ten tijde van het doen van die aangifte – naar objectieve maatstaven gemeten – redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze aangifte juist en volledig was, bijvoorbeeld omdat deze gebaseerd was op een pleitbaar standpunt als hiervoor in 3.4.5 bedoeld, kan niet worden gezegd dat hij opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan die ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, een en ander in de zin van artikel 69, lid 2, AWR. Daartoe is immers vereist dat de betrokkene opzettelijk heeft gehandeld, dus minst genomen met voorwaardelijk opzet, hetgeen betekent dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij ten onrechte geen onderscheidenlijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. Dat laatste doet zich niet voor indien, al dan niet achteraf bezien, de door de betrokkene aanvaarde kans dat de aangifte onjuist of onvolledig zou blijken te zijn, niet aanmerkelijk was.”
Verdachte heeft aangevoerd dat het in deze zaak gaat om een fiscale aangelegenheid die niet in het strafrecht thuis hoort. Hij is van mening dat de geleverde matrassen, net als de in rekening gebrachte allergeenvrije [naam/ naam product] onder hetzelfde btw-tarief, te weten 6% vallen en dat [bedrijf BV] zich dus niet heeft schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting.
De rechtbank begrijpt het verweer van verdachte zo dat sprake is van een discussie over de uitleg van het (fiscale) recht, dat zijn standpunt pleitbaar is en dat hij dus in elk geval niet opzettelijk onjuiste of onvolledige belastingaangifte heeft gedaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is dus of sprake is van een pleitbaar standpunt.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het btw-tarief op de matrassen die [bedrijf BV] levert van een pleitbaar standpunt geen sprake is. Zij verwijst hiertoe in de eerste plaats opnieuw naar de rechtspraak, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht. Hoewel verdachte ter zitting veel literatuur en rechtspraak heeft aangehaald, kan naar het oordeel van de rechtbank uit geen van deze bronnen worden afgeleid dat de door [bedrijf BV] gehanteerde constructie houdbaar zou zijn.
Verdachte was bovendien bekend met het standpunt van de belastingdienst dat het btw-tarief van 6% niet meer geldig was. In plaats van een tegengestelde zienswijze in te dienen (en zijn standpunt op die wijze te bepleiten), heeft hij aan de belastingdienst verklaard het hogere tarief te zullen doorvoeren terwijl hij feitelijk de matrassen bleef leveren tegen het btw-tarief van 6%. Verdachte wist dat hij een constructie had bedacht waar veel vraagtekens bij geplaatst kunnen worden en hij heeft deze constructie niet voorgelegd aan de belastingdienst. Ook heeft hij deze constructie niet laten toetsen door een belastingdeskundige alvorens de nieuwe werkwijze in te voeren. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ten onrechte het lage btw-tarief in rekening werd gebracht en hij daardoor onjuiste belastingaangiften deed.