ECLI:NL:RBAMS:2017:8697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
6071082 CV EXPL 17-13702
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na mishandeling en vernieling tussen huisgenoten

In deze zaak vorderde eiser, die samenwoonde met gedaagde, schadevergoeding van € 1.447,53 wegens materiële en immateriële schade na een incident op 9 mei 2016. Tijdens een ruzie heeft gedaagde de deur van de slaapkamer van eiser ingetrapt en hem geslagen. Eiser had eerder een schadevergoeding van € 947,53 ingediend in een strafprocedure, maar deze was niet ontvankelijk verklaard. Eiser vorderde nu vergoeding voor de vernieling van zijn laptop, gsm, bril en stekkerdoos, alsook immateriële schade wegens psychische klachten. Gedaagde betwistte de schade en voerde aan dat eiser zelf ook overlast had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de materiële schade aan de andere goederen en dat de schade aan de laptop niet voldoende was onderbouwd. Wel werd erkend dat de mishandeling een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van eiser was, wat leidde tot een toewijzing van € 150,00 aan immateriële schadevergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien eiser grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6071082 CV EXPL 17-13702
vonnis van: 28 november 2017

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.A. van Duijl, ter zitting vervangen door mr. R.H. Bouwman,
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.M. Spooren

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 2 juni 2017;
- antwoord;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. [eiser] en [gedaagde] zijn in persoon verschenen, elk vergezeld van de gemachtigde. [eiser] heeft voorafgaand aan de zitting nog een stuk toegezonden. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
In de avond, nacht en vroege ochtend van 8/9 mei 2016 heeft er in de woning aan de [adres] te [plaats] tussen partijen een ruzie plaatsgevonden. [gedaagde] heeft die nacht meerdere keren met de politie gebeld, omdat [eiser] wederom overlast zou veroorzaken. In de ochtend van 9 mei 2016 heeft [gedaagde] de deur van de slaapkamer van [eiser] ingetrapt en hem geslagen.
1.2.
Bij onherroepelijk op tegenspraak gewezen vonnis van 15 augustus 2016 van de politierechter te Amsterdam is [gedaagde] schuldig bevonden aan mishandeling (feit 2) en het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd (feit 3), op 9 mei 2016. Van bedreiging tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling (feit 1) is [gedaagde] vrijgesproken. [gedaagde] is terzake van de feiten 2 en 3 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 35 uur (met aftrek) met een proeftijd van 2 jaar. De vordering tot vergoeding van materiële schade van € 947,53 (wegens vernieling van de laptop, gsm, bril en stekkerdoos) en immateriële schade van € 500,00 (wegens psychische klachten), die door [eiser] als benadeelde partij in het strafproces is ingediend, is niet ontvankelijk verklaard omdat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
1.3.
Bij brief van 8 maart 2017 heeft [eiser] aan [gedaagde] verzocht om vermelde schadevergoeding.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.447,53 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente en veroordeling in de kosten als in de dagvaarding vermeld.
3. [eiser] voert daartoe naar ter zitting is gebleken als grondslag aan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem, waardoor schade is ontstaan. De materiële schade ziet op vergoeding van een laptop van € 694,54, die door [gedaagde] is vernield, een GSM van € 96,00 die net op 26 april 2016 was aangeschaft, een bril van €139,00 en een stekkerdoos van € 17,99. Daarnaast wordt een vergoeding van
€ 500,00 aan immateriële schade gevorderd, omdat [gedaagde] zonder enige aanleiding zijn slaapkamer was binnengedrongen en hem heeft mishandeld. [eiser] had na het gebeuren last had van angsten, slapeloosheid, spanningshoofdpijnen, gevoelen van onveiligheid en machteloosheid. Daardoor heeft hij zijn medicatie moeten verhogen, aldus [eiser] .
4. [gedaagde] betwist dat hij enige schade heeft toegebracht aan [eiser] . Hij is enkel vervolgd voor vernieling van een deur en een laptop en niet voor de andere zaken. Die schade is verder op geen enkele wijze onderbouwd. Ook de immateriële schade is niet onderbouwd. Verder is er sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, nu [eiser] meerdere malen overlast veroorzaakt, ook die nacht. Er was wel degelijk een aanleiding om de deur in te trappen, nadat [eiser] het servies van [gedaagde] kapot had gegooid. [eiser] heeft hem ook bedreigd en mishandeld, waardoor hij letsel heeft opgelopen.

Beoordeling

5. Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW dient in ieder geval sprake te zijn van een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade en causaal verband tussen daad en schade.
6. Het vonnis van de politierechter van 16 augustus 2016 levert op grond van artikel 161 Rv dwingend bewijs op van het daarin bewezen verklaarde feit. Dit brengt gelet op artikel 151 Rv mee dat deze feiten als vaststaand worden aangenomen, nu [gedaagde] geen tegenbewijs daarvan heeft aangeboden. Uit het vonnis is af te leiden dat bewezen is verklaard dat [gedaagde] zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een aan een ander toebehorend goed. Aangezien slechts vernieling van een deur en een laptop ten laste zijn gelegd, gaat de kantonrechter ervan uit dat ook de vernieling van de aan [eiser] toebehorende laptop bewezen is verklaard.
7. Desondanks kan dit niet leiden tot toewijzing van enige materiële schade. In dat verband overweegt de kantonrechter allereerst dat onvoldoende is aangevoerd om vast te stellen dat er door handelen van [gedaagde] schade is toegebracht aan een bril, telefoon en stekkerdoos. [gedaagde] is daarvoor niet vervolgd en heeft uitdrukkelijk betwist dat hij schade heeft toegebracht aan deze goederen. Uit de verklaring van [eiser] ter zitting dat het intrappen van de deur en de mishandeling ’s nachts hebben plaatsgevonden en dat hij er pas de volgende ochtend achter kwam dat de goederen vernield waren, valt het causaal verband evenmin met zekerheid af te leiden. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet uit te sluiten is dat [eiser] , die bekend is met fors alcoholmisbruik, ook die nacht dronken was en mogelijk zelf die schade heeft veroorzaakt. Bovendien is er geen enkel bewijs van die schade. Het laatste geldt ook voor de schade aan de laptop, waarvan de vernieling door [gedaagde] wel vast staat. [eiser] heeft niets aangevoerd om de omvang van de schade aan die laptop vast te stellen, waaronder het soort laptop en de ouderdom daarvan, terwijl dit wel op zijn weg had geleden. Zelfs voor een schatting van die schade ontbreken aanknopingspunten. Ook dit deel van de vordering wordt daarom bij gebrek aan onderbouwing afgewezen.
8. Ter onderbouwing van de immateriële schadevergoeding heeft [eiser] een verklaring van zijn huisarts overgelegd van 12 augustus 2016. Uit die verklaring is af te leiden dat sprake is van een paranoïde persoonlijkheidsproblematiek waarvoor [eiser] destijds in behandeling was en dat hij die behandeling heeft beëindigd vanwege een opleving van de angstklachten, terugval in alcoholmisbruik en verlies van vaste verblijfplaats na een ernstig conflict met zijn huisgenoot. Daartegenover heeft [gedaagde] het verweer gevoerd dat de toename van klachten onvoldoende is onderbouwd en dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, omdat [eiser] gedurende de periode aan het incident voorafgaand meermalen overlast heeft veroorzaakt in de gezamenlijke woning. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een verklaring in het geding gebracht van de beheerder van de woning. Dat was ook die nacht het geval, waarvoor [gedaagde] verschillende keren de politie heeft gebeld om de overlastsituatie te beëindigen, aldus [gedaagde] . [gedaagde] stelt verder dat bij hem de stoppen zijn doorgeslagen toen hij ontdekte dat [eiser] zijn servies kapot had gegooid en dat hij ook zelf letsel heeft opgelopen.
9. De kantonrechter oordeelt dat het intrappen van de deur van de kamer van [eiser] in de nacht en de daarop gevolgde mishandeling in ieder geval is aan te merken als een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] . Dat dit ook psychisch impact op [eiser] heeft gehad, is afdoende onderbouwd met de verklaring van de huisarts. Deze gedragingen zijn [gedaagde] toe te rekenen, althans er is onvoldoende gesteld om anders te oordelen. Ook de politierechter heeft in de door [gedaagde] aangevoerde omstandigheden geen schuld- of strafuitsluitingsgrond aanwezig geacht. Deze omstandigheden rechtvaardigen wel om voor de vaststelling van de aanspraak op schadevergoeding ervan uit te gaan, dat in ieder geval al vóór het incident sprake was van overmatig gebruik van alcohol van [eiser] en van een door hem in het leven geroepen overlastsituatie. Dit is afdoende onderbouwd met de verklaring van de beheerder van 13 mei 2016, die rept over meerdere klachten van andere bewoners over [eiser] naar aanleiding van geluidsoverlast en extreem drankgebruik. [eiser] heeft niets aangevoerd om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Hoe het incident zich precies ontwikkeld heeft, is thans moeilijk vast te stellen, maar [gedaagde] heeft voldoende aangevoerd om aan te nemen dat [eiser] in het ontstaan van de ruzie een belangrijke rol heeft gespeeld en dat hij er mede debet aan is geweest dat het tot een ontlading is gekomen, ook al was die op zich niet gerechtvaardigd. Ook het verlies van de vaste verblijfplaats is op z’n minst mede zijn eigen schuld. Alles overziende stelt de kantonrechter naar billijkheid de schadevergoeding vast op € 150,00.
10. Al het voorgaande brengt met zich dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van € 150,00 zal worden toegewezen en voor het overige afgewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarden, nu voor een eerdere datum onvoldoende is gesteld.
11. Aangezien [eiser] grotendeels in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2017 tot aan de voldoening
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen proceskosten betaalt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.