4.4.2Betrokkenheid verdachte
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn vervat uit van het volgende.
[medeverdachte 1] is tussen 24 en 27 juli 2012 samen met anderen bezig om een partij van 350 kilogram hasj Nederland in te voeren. [medeverdachte 2] , op dat moment in Marokko, en [medeverdachte 1] bespreken in een tapgesprek van 26 juli 2012 de kosten van het drugstransport, het moment en de wijze van betaling en dat de partij onderweg is en de volgende dag aankomt. Besproken wordt dat het bedrag direct bij levering betaald moet worden. Het betreft een bedrag van 136.500 euro, 390 euro per kilo hasj. [medeverdachte 2] zegt in dit tapgesprek ook dat hij een nummer krijgt en dat aan [medeverdachte 1] zal sturen, daarna kan [medeverdachte 1] de partij op gaan halen. [medeverdachte 2] zal een plek regelen waar binnen geladen kan worden. [medeverdachte 2] stuurt vervolgens op 26 juli 2012 een sms-bericht naar [medeverdachte 1] met het nummer ‘ [telefoonnummer] ’ en zegt kort daarna telefonisch dat [medeverdachte 1] het nummer meteen moet bellen. Direct daarop belt [medeverdachte 1] en krijgt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer] ) aan de lijn. De gebruiker van [telefoonnummer] legt aan [medeverdachte 1] uit dat de hasj bij een derde persoon is opgeslagen en dat eerst de betaling moet worden geregeld voordat [medeverdachte 1] de partij hasj mee krijgt. [medeverdachte 1] spreekt af voor 27 juli 2012 omstreeks 14:00 uur in Schiedam. Er wordt gesproken over vanaf Spanje tot hier en over een prijs van € 136.500.
Verdachte beschikt in Schiedam over diverse bedrijfsruimtes:
- [adres 1] , waarin verdachte een growshop runt;
- [adres 3] , waar een loods zit die verdachte gebruikt als opslagruimte;
-een ruimte aan de [adres 2] .
Tijdens observaties en op camerabeelden van de [adres 1] te Schiedam wordt onder meer gezien dat op 27 juli 2012 rond 14:36 uur [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de [adres 1] te Schiedam op komen rijden, [medeverdachte 2] in een grijze VW Transporter, [medeverdachte 1] in een Ford Focus. Vervolgens is er contact met onder meer verdachte en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaan naar binnen bij [adres 3] . Waargenomen wordt dat de Transporter de [straat] inrijdt en dan uit beeld verdwijnt en 24 minuten later een garage/loods aan de [adres 2] uit rijdt. De Transporter parkeert ter hoogte van [adres 3] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte staan naast de Transporter met elkaar te praten. De achterklep van de laadruimte van de Transporter staat open en de vier mannen bekijken de inhoud van de laadruimte. Vervolgens wordt de achterklep gesloten. Medeverdachte [medeverdachte 3] steekt zijn duim omhoog naar [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] legt zijn linkerhand op de bovenarm van verdachte. De Transporter rijdt weg met de Ford Focus er achteraan. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden vervolgens aangehouden op de rijksweg A4 als bestuurder van respectievelijk de Transporter en de Focus. In de laadruimte van de Transporter wordt een partij van bijna 345 kilo (344,3 kilo) hasj aangetroffen, verpakt in 12 pakketten.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] wordt gebeld en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] zegt dat hij € 500 te weinig heeft gekregen; hij heeft € 136.000 gekregen.
Bij een doorzoeking van de loods aan de [adres 3] is in een blauwe ton een hoeveelheid van 23,2 kilo hennep aangetroffen alsmede een viertal sealbags met in totaal 6,78 kg hennep(toppen).
Gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit bovenstaande dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] medepleger is van de invoer, verkoop, aflevering, vervoer en het voorhanden hebben van bijna 345 kilo hasj.
De vraag die nu beantwoord dient te worden is of verdachte de gebruiker is van telefoon [telefoonnummer] .
Is verdachte de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] ?
Verdachte heeft niet willen verklaren over de getapte gesprekken. Hij heeft bekend noch ontkend dat hij degene is die als gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] te horen is. Hij heeft betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend en zich verder steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft niet mee willen werken aan een spraakvergelijkend onderzoek.
Gesprekken gevoerd vanuit het HvB
Teneinde een spraakvergelijkend onderzoek te kunnen laten verrichten heeft de officier van justitie van het Huis van Bewaring De [locatie] (hierna: HvB), alwaar verdachte verbleef, aldaar opgenomen gesprekken gevorderd, waaraan verdachte mogelijk deelnam. Het betrof gesprekken die zijn gevoerd met de telefoonkaart van verdachte. De officier van justitie heeft nadrukkelijk en bij herhaling verklaard dat de gesprekken in het HvB
nietin opdracht van een officier van justitie zijn opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal waarin de gang van zaken met betrekking tot het verkrijgen van die gesprekken is gerelateerd en de rechtbank gaat uit van de juistheid van het daarin gerelateerde.
Schending artikel 8 EVRM
Indien telefoongesprekken van gedetineerden in het HvB stelselmatig worden opgenomen dan kan dat een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) opleveren. Een eventuele vaststelling van schending van artikel 8 EVRM kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet leiden tot enig rechtsgevolg, nu dit geen verzuim in het opsporingsonderzoek als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) betreft. De rechtbank ziet dan ook geen noodzaak de gevangenisdirecteur hierover te horen.
Schending artikel 6 EVRM
Dat door het stelselmatig opnemen van gesprekken in het HvB ook artikel 6 EVRM zou zijn geschonden is weliswaar door de raadsman gesteld maar niet nader onderbouwd en ook overigens niet gebleken. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de raadsman van verdachte desgevraagd heeft meegedeeld dat de verdediging de in het HvB opgenomen gesprekken niet heeft uitgeluisterd en daar ook niet om heeft verzocht.
Verstrekt vergelijkingsmateriaal NFI
De ten behoeve van een spraakvergelijkend onderzoek aan het NFI verstrekte, door het HvB opgenomen gesprekken, zijn gevoerd met de telefoonkaart van verdachte. De inhoud van die gesprekken wijst voorts op verdachte als gespreksdeelnemer. Het betreft gesprekken met zijn partner, onder meer over hun keuken. De rechtbank concludeert dat verdachte degene is die op de aan het NFI verstrekte gespreksfragmenten uit het HvB spreekt en zal in het onderstaande deze gespreksdeelnemer derhalve aanduiden als verdachte.
Spraakvergelijkend onderzoek
Het NFI heeft in opdracht van de officier van justitie spraakvergelijkend onderzoek gedaan en daarbij de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] vergeleken met de stem van de gespreksdeelnemer van de aangeleverde gesprekken uit het HvB, de rechtbank begrijpt dus: verdachte. Het NFI concludeert dat het veel waarschijnlijker is dat de spraakuitingen van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] zijn geproduceerd door verdachte dan dat een andere mannelijke spreker met een vergelijkbare taalachtergrond die heeft geproduceerd.
Deze uitkomst wordt ondersteund en versterkt door de overeenkomst van enerzijds de via paallocaties geregistreerde bewegingen van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] en anderzijds de reisbewegingen en observaties van verdachte. Ook de inhoud van de gesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer] sluit naadloos aan bij bevindingen uit het opsporingsonderzoek aangaande verdachte. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] was in de periode van 24 tot en met 27 juli 2012.
Verzoeken verdediging
De verzoeken tot het horen van de deskundigen zijn meermalen gemotiveerd afgewezen. De rechtbank merkt op dat de verdediging in de gelegenheid is geweest om schriftelijk vragen te stellen over de moedertaalspreker, maar van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid en conclusies van de deskundigen in het rapport en ziet geen noodzaak tot het horen van de deskundigen van het NFI.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding de verbalisanten en de tolk te horen over de stemherkenning, nu zij de betreffende processen-verbaal niet voor het bewijs zal bezigen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer] en zich dus als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feitencomplex ten aanzien van de 344,3 kilo hasj.
De rechtbank verwerpt het verweer met betrekking tot de in de loods van verdachte ( [adres 3] ) aangetroffen hoeveelheid van 30.07 kilo hennep. Verdachte huurde die loods en kan daarom verantwoordelijk worden gehouden van hetgeen zich daarin bevindt. Voorts is de plaats waar de hennep is aangetroffen van belang; de hennep lag verstopt achter een lambrisering.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer met betrekking tot het witwassen van 136.000 euro. De raadsman heeft terecht opgemerkt dat dit bedrag niet is aangetroffen, doch uit taps blijkt dat betaling van dat bedrag wel degelijk heeft plaatsgevonden.