ECLI:NL:RBAMS:2017:8557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
13/751196-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Portugal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Tribunal Judicial da Comarca Leiria in Portugal. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 31 maart 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was uit anderen hoofde gedetineerd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de detentieomstandigheden in Portugal in overeenstemming zijn met de Europese normen voor mensenrechten.

Tijdens de behandeling van de zaak op 1 juni 2017 werd de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl. De rechtbank heeft op 15 juni 2017 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de penitentiaire inrichting Lissabon. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en de Portugese Ombudsman.

Na ontvangst van aanvullende garanties van de Portugese autoriteiten, waarin werd beloofd dat de opgeëiste persoon maximaal 21 dagen in de penitentiaire inrichting in Lissabon zou verblijven, heeft de rechtbank op 7 november 2017 geoordeeld dat het eerder geconstateerde risico was weggenomen. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft derhalve de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751196-17
RK-nummer: 17/2297
Datum uitspraak: 7 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 januari 2017 door de
Tribunal Judicial da Comarca Leiria(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1980
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres]
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 juni 2017. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal. De behandeling van de zaak is gesloten.
Bij tussenuitspraak van 15 juni 2017 is het onderzoek ter zitting door de rechtbank heropend en vervolgens geschorst en is de beslissing inzake de overlevering van de opgeëiste persoon uitgesteld. De reden hiervoor is dat door de Portugese justitiële autoriteiten geen aanvullende gegevens zijn verstrekt, waardoor de rechtbank niet kan beoordelen of het reële gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling, dat aanwezig is doordat de opgeëiste persoon na overlevering in de penitentiaire inrichting Lissabon zal verblijven, door het beperken van de maximale duur van dat verblijf, wordt uitgesloten.
Op 31 juli 2017 en op 18 oktober 2017 zijn brieven van de Portugese autoriteit binnengekomen met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd.
Nadien is het onderzoek ter zitting van 7 november 2017 hervat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 15 juni 2017

De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in de tussenuitspraak van 15 juni 2017 ten aanzien van:
- de grondslag en inhoud van het EAB en
- de strafbaarheid.
Die overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De tussenuitspraak, inclusief bijlage, is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Gelijkstelling artikel 6, vijfde lid, OLW

De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld dient te worden met een Nederlander in de zin van artikel 6, vijfde lid, OLW en dat op die grond aan de opgeëiste persoon een WETS-garantie dient te worden verleend. De opgeëiste persoon is langer dan vijf jaar in Nederland maar de verdediging heeft geen stukken tot zijn beschikking om dit aan te kunnen tonen.
Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf. Artikel 6, vijfde lid, OLW verklaart artikel 6, tweede lid, OLW van overeenkomstige toepassing op een vreemdeling, mits aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
de opgeëiste persoon heeft een Nederlandse verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn verblijfsrecht in Nederland zal verliezen ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank legt de eerste voorwaarde volgens vaste rechtspraak zo uit dat aangetoond moet worden dat de onderdaan van een andere lidstaat vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Om dat verblijf in Nederland aan te tonen is een inschrijving in de Basisregistratie Personen in beginsel leidend. De opgeëiste persoon staat niet ingeschreven in dit register en voorts zijn er door de verdediging geen stukken overgelegd om het ononderbroken rechtmatig verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland over een periode van 5 jaar aan te tonen. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op gelijkstelling.

5.De detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting Lissabon

In de uitspraak in een andere zaak van 6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6316) heeft de rechtbank geoordeeld dat er een algemeen en reëel gevaar bestaat dat personen die in de penitentiaire inrichting Lissabon zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Dit oordeel was gebaseerd op het rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van 26 november 2013 voorzover dit betrekking heeft op de penitentiaire inrichting Lissabon en een verslag dat de Portugese Ombudsman op 19 januari 2016 heeft opgesteld na een bezoek aan de penitentiaire inrichting Lissabon.
De directeur-generaal van het Portugese gevangeniswezen heeft in een
Declaration of Commitmentvan 27 januari 2017 de garantie gegeven dat de betreffende opgeëiste persoon maximaal 21 dagen in de Penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven.
Bij tussenuitspraak in deze zaak van 15 juni 2017 heeft de rechtbank geoordeeld dat bovengenoemd risico voor de opgeëiste persoon niet kon worden uitgesloten, nu hij volgens de verkregen informatie in de penitentiaire inrichting Lissabon zal worden geplaatst.
Bij brief van 18 oktober 2017 heeft de directeur-generaal van het Portugese gevangeniswezen in een
Declaration of Commitmenthet volgende naar voren gebracht:
“As Director General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice, following the additional request by the Amsterdam Court regarding pending European Arrest Warrants, I hereby guarantee and clarify:
The declarations of commitment dated 31st July, 2017 and 27th January 2017, shall henceforth be deemed applicable not solely to the particular cases referenced therein, but also to all existing cases where the enforcement of a European Arrest Warrant is to result in the surrender of a person from the custody of the authorities of the Kingdom of the Netherlands to that of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services, as well as to any such cases that may arise in the future;
The aforementioned declarations of commitment shall be construed as to imply that no inmate whose custody has been surrendered by the authorities of the Kingdom of the Netherlands to that of the Directorate General for Reinsertions and Prison services pursuant to a European Arrest Warrant shall be detained in:
a. any cell, ward, room or area of the Prison Establishment of Lisbon that has been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment or the Ombudsman, including the underground areas of wings B, C, D and E;
b. Prison rooms lacking artificial light; and
c. Multiple inmates’ cells with no partition of the toilet.
3.
All subsequent commitments, which have been issued upon the request of the Amsterdam

Court, shall be construed as accruing to the earlier ones; hence the declaration of commitment dated 27th January, remains fully in force with an extended scope as per paragraph 1, particularly in relation to the guarantee that no surrendered inmate shall be held in custody at the Prison Establishment of Lisbon for any longer than 21 days.

4.
The commitments herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
De rechtbank is van oordeel dat de garanties in deze laatste brief uitsluiten dat de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden in celruimte die lijdt aan een of meerdere van de door het CPT in 2013 geconstateerde ernstige gebreken die blijkens het rapport van de Portugese Ombudsman in 2016 nog actueel waren. De rechtbank concludeert dat daarmee het eerder geconstateerde reële gevaar dat de opgeëiste persoon in detentie in Portugal onmenselijk of vernederend zal worden behandeld, is weggenomen. Artikel 4 van het Handvest staat dus niet langer in de weg aan de beslissing over de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Tribunal Judicial da Comarca Leiria(Portugal) ten behoeve van het in Portugal tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. J. Edgar en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2017.