In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingsdatum waarop zijn zaak inhoudelijk werd behandeld, omdat zijn gemachtigd raadsman zich had teruggetrokken en hij zelf niet aanwezig was. Dit gebrek aan kennis over de zittingsdata heeft geleid tot de conclusie dat de opgeëiste persoon niet in staat was om adequaat zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing verklaard, wat betekent dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen wordt geweigerd. De rechtbank heeft daarbij ook de relevante wetsbepalingen genoemd, waaronder artikel 2, 5, 7 en 12 OLW. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.