ECLI:NL:RBAMS:2017:8232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
13/702222-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en bedreiging met openbaarmaking van naaktfoto's

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking en bedreiging van zijn ex-vriendin. De verdachte, geboren in 1989, heeft in de periode van 24 april 2017 tot en met 16 augustus 2017 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit deed hij door haar veelvuldig te bellen, WhatsApp-berichten te sturen, en haar te bedreigen met de openbaarmaking van naaktfoto's. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat het slachtoffer had aangegeven geen contact meer te willen, obsessief contact met haar zocht en haar onder druk zette door te dreigen haar reputatie te schaden binnen haar familie en gemeenschap.

Tijdens de zitting op 26 oktober 2017 heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan belaging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die materiële en immateriële schadevergoeding eiste, grotendeels toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 377 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen en de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met wettelijke rente vanaf het moment van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702222-17 (Promis)
Datum uitspraak: 9 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.R.P. Bakker naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2017 tot en met 16 augustus 2017 te Amsterdam en/of in Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of WhatsApp berichten te sturen en/of door meermalen in de straat waar [slachtoffer] woont langs te gaan en/of door contact te zoeken met contacten van die [slachtoffer] en/of door te dreigen naaktfoto's en/of video's van die [slachtoffer] openbaar te maken en/of door die [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of door bedreigingen (met zware mishandeling van [slachtoffer] en/of contacten van die [slachtoffer] ) te uiten tegen de [slachtoffer] en/of door langs te gaan bij de moeder van die [slachtoffer] en haar naaktfoto's van [slachtoffer] te tonen met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Er dient bewijsuitsluiting te volgen voor het bewijs, te weten de usb-sticks en sd-cards, dat als gevolg van het binnentreden op 21 juli 2017 is verkregen. Op de machtiging tot binnentreden is geen toestemming verleend om ook de woning te betreden buiten aanwezigheid van de bewoners, maar de politie heeft dit wel gedaan. Hierdoor is verdachte ernstig benadeeld.
Verder kan het feit niet worden bewezen omdat verdachte niet op onrechtmatige wijze contact met aangeefster heeft gezocht. Zij hebben een langdurige affectieve relatie met elkaar gehad en het contact is door aangeefster nooit verbroken. De wederrechtelijkheid ontbreekt en er is geen sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Als verdachte al in de straat van aangeefster is geweest, dan was dit om daar een moskee te bezoeken. Het is niet bewezen dat verdachte daadwerkelijk de beschikking had over naaktfoto’s van aangeefster. Ook kan niet worden vastgesteld dat aangeefster onder dwang de armbanden aan verdachte heeft teruggegeven. Zij was hem nog een geldbedrag schuldig. Verdachte erkent dat hij in WhatsApp-berichten wellicht grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, maar het aan de politie verstrekte materiaal betreft een selectie die aangeefster heeft uitgezocht. Hij heeft steeds spijt betuigd als hij dat had gedaan, maar deze berichten heeft aangeefster niet laten zien. Hij is tot slot op 16 augustus 2017 niet bij de moeder van aangeefster langsgegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Machtiging tot binnentreden
De rechtbank verwerpt het standpunt van de raadsman dat de op 21 juli 2017 in beslag genomen goederen van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank constateert met de raadsman dat op de machtiging tot binnentreden niet de zinsnede “bij afwezigheid van de bewoner(s) in de genoemde woning of woningen kan worden binnengetreden” is aangekruist. Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, overweegt de rechtbank dat de raadsman niet heeft aangevoerd en ook niet aannemelijk is geworden, dat het binnentreden bij afwezigheid van de bewoners tot enig nadeel voor verdachte heeft geleid of dat daardoor een ernstige inbreuk op zijn privacy is gemaakt. Het verkregen bewijs zal daarom niet worden uitgesloten. De rechtbank volstaat met de enkele constatering van het verzuim.
Bewijsverweren
De rechtbank is - onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien - van oordeel dat de gevoerde bewijsverweren worden weerlegd door de door de rechtbank redengevend geachte feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft in een periode van ongeveer drie maanden dagelijks een grote hoeveelheid WhatsApp-berichten naar aangeefster gestuurd. Ook heeft verdachte aangeefster veelvuldig gebeld en heeft hij meermalen in de straat van aangeefster gereden, waarbij de rechtbank vaststelt dat de moskee waarnaar verdachte stelt op weg te zijn geweest enige straten verder ligt en de geëigende route om bij de moskee te komen niet via de straat van aangeefster loopt. Verdachte heeft de berichten gestuurd terwijl aangeefster hem te kennen had gegeven dat de relatie over was, zij bang voor hem was en geen contact meer met hem wilde. Verdachte heeft daarbij gedreigd naaktfoto’s van aangeefster openbaar te maken. Verdachte wist dat aangeefster hun relatie voor haar Turkse familie had verzwegen. Als haar familie of bekenden hierachter zouden komen, dan zou haar reputatie binnen haar familie en in de Turkse gemeenschap verwoest zijn. Verdachte heeft ook contact gezocht met onder andere een vriendin van aangeefster om weer in contact te komen met aangeefster, toen aangeefster haar telefoonnummer had gewijzigd. Aangeefster heeft uit angst zijn berichten en telefoontjes beantwoord, omdat zij vreesde dat hij zijn dreigement zou waarmaken.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de frequentie van de door verdachte gestuurde berichten, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig is geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Uit de berichten die verdachte naar aangeefster stuurde komt naar voren dat verdachte op obsessieve wijze heeft geprobeerd met aangeefster in contact te blijven. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt. Dat aangeefster uit angst de berichten en telefoontjes van verdachte heeft beantwoord, doet in het licht van het voorgaande niet af aan het wederrechtelijke karakter van de gedragingen van verdachte.
De rechtbank acht het bezoek aan de moeder van [slachtoffer] op 16 augustus 2017 niet bewezen. De rechtbank mag het bewijs daarvoor niet aannemen op grond van de verklaring van één getuige, zodat de verklaring die de moeder van [slachtoffer] daarover heeft afgelegd onvoldoende is. Verder is er geen ondersteunend bewijs. Voor dat onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 24 april 2017 tot en met 16 augustus 2017 te Amsterdam en in Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door [slachtoffer] veelvuldig te bellen en WhatsApp berichten te sturen en door meermalen in de straat waar [slachtoffer] woont langs te gaan en door contact te zoeken met contacten van die [slachtoffer] en door te dreigen naaktfoto's en/of video's van die [slachtoffer] openbaar te maken en door die [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van sieraden en door bedreigingen met zware mishandeling van [slachtoffer] en/of contacten van die [slachtoffer] te uiten tegen die [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 102 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Het door de reclassering geadviseerde gebiedsverbod dient daarbij niet alleen voor het adres van [slachtoffer] , maar voor de (hele) straat [straat] in Utrecht te gelden.
De officier van justitie vordert voorts oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de straat [straat] in Utrecht voor de periode van twee jaar, met een vervangende hechtenis van 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie vordert dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Daar moet bij de bepaling van de straf rekening mee worden gehouden. De verdediging kan instemmen met de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, mits het gebiedsverbod wordt beperkt tot de straat [straat] in Utrecht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ondanks dat verdachte wist dat het contact door aangeefster niet gewenst was, heeft verdachte aangeefster belaagd. Verdachte kan het niet verkroppen dat aangeefster de relatie met hem heeft beëindigd. Verdachte heeft haar in een periode van ongeveer 3 maanden heel veel WhatsApp-berichten gestuurd en gedreigd naaktfoto’s van haar openbaar te maken. Tevens is hij meermalen langs haar woning gereden en heeft hij contact gezocht met een vriendin van aangeefster. Hij wilde aangeefster op die manier dwingen om de relatie met hem voort te zetten. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Mede bezien tegen de culturele achtergrond van de relatie tussen verdachte en aangeefster, heeft hij hiermee grote angst bij haar teweeggebracht en bestond bij haar de vrees dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn dreigement de foto’s openbaar te maken. Daarbij heeft verdachte enkel rekening gehouden met zijn eigen behoefte om in contact te blijven treden met aangeefster en heeft hij zich niet bekommerd om de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen voor aangeefster. Uit de aangiftes en de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat het handelen van verdachte een grote invloed heeft op haar leven.
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 13 oktober 2017. In het rapport is vermeld dat gevoelens van krenking, frustratie, en boosheid jegens de aangeefster ten grondslag lijken te hebben gelegen aan het bewezen verklaarde feit. Verdachte voelde zich onrechtvaardig behandeld en spreidde hierop volgend grensoverschrijdend gedrag ten toon. Mogelijk werden zijn gedragingen versterkt door een cultureel aspect, waarbij verdachte zich meer dan gemiddeld in zijn eer aangetast voelde. De kern van het delictgedrag lijkt echter een inadequate omgang met de negatieve gevoelens en emoties die betrokkene ervoer, na de relatiebreuk met aangeefster. De grootste recidiverisicofactor is dat verdachte beperkt probleeminzicht laat zien. Betrokkene zegt zich er bewust van te zijn dat het dreigen met het publiceren van naaktfoto’s ontoelaatbaar is. Hij rechtvaardigt zijn gedrag echter voornamelijk door hetgeen hem in zijn visie is aangedaan. Hierbij stelt hij zich externaliserend op en heeft hij weinig zicht op zijn eigen aandeel. Ook lijkt hij de ernst van zijn gedragingen niet in te zien. Ook de rechtbank heeft dit ter zitting uit zijn verklaringen opgemaakt. De rechtbank acht het recidiverisico dan ook hoog.
Gelet op de ernst van het feit, het recidiverisico en de mogelijke gevolgen voor aangeefster als verdachte zijn dreigement van het verspreiden van de foto’s waar zou maken of de reputatie van aangeefster anderszins te beschadigen, ziet de rechtbank reden om af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en zal zij verdachte een hogere voorwaardelijke straf opleggen.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, op dit moment geen aanleiding om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van zodanige duur dat verdachte weer zou komen vast te zitten. Verdachte zou naar eigen zeggen op 30 oktober 2017 weer aan het werk kunnen als buschauffeur. De rechtbank acht, alles afwegende, wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf nodig, met een proeftijd van drie jaar. Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden zal de rechtbank hem tevens de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Tevens legt de rechtbank, zoals ook gevorderd door de officier van justitie, aan verdachte een locatieverbod voor de straat [straat] in Utrecht op en een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders en broers en/of zussen. Die voorwaarden kunnen door de rechtbank niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, zodat verdachte daaraan niet zou kunnen worden gehouden in de periode dat het vonnis nog niet onherroepelijk is. Dat is, gelet op het hoge recidiverisico, onwenselijk.
De rechtbank zal daarom ook een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders en broers en/of zussen en een locatieverbod voor de straat [straat] in Utrecht. Die maatregel kan wel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De overtreding van de maatregel direct kan worden gehandhaafd zonder rechterlijke tussenkomst. De rechtbank beveelt de oplegging van deze vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaar en bepaalt de vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van 6 maanden. Aangezien de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan beveelt zij dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. usb-stick 5422541
1. usb-stick 5422542
1. usb-stick 5422543
1. usb-stick 5422544
1. geheugenkaart 5422545
1. geheugenkaart 5422546
1. geheugenkaart 5422547
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

10.Vordering benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 2.603,32 aan materiële schadevergoeding en
€ 2.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte benadeelde partij niet tot afgifte van de armbanden heeft gedwongen. De gevorderde schadevergoeding voor die armbanden moet daarom worden afgewezen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte de benadeelde partij tot afgifte van armbanden heeft gedwongen. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 2.603,32 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een slachtoffer van een dergelijk feit last ondervindt of enige geestelijke schade lijdt. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.500,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 377 (driehonderdzevenenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

4.Meldplicht

Veroordeelde meldt zich bij de Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12
te Amsterdam. Hierna houdt veroordeelde zich aan de afspraken en aanwijzingen en
moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk
acht.

5.Behandelverplichting

Veroordeelde is verplicht om zich te laten behandelen bij De Waag - of een
soortgelijke instelling, teneinde meer zicht te krijgen op de totstandkoming van zijn
delictgedrag en het voorkomen van recidive.

6.Contactverbod

Het is veroordeelde verboden contact – direct of indirect - op te nemen, of contact op te laten nemen, met [slachtoffer] , haar ouders en broers en/of zussen.

7.Locatieverbod

Het is veroordeelde verboden om zich te begeven in de straat [straat] te Utrecht.
Geeft aan de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Legt op de maatregeldat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren
zich niet zal ophouden in de straat [straat] te Utrecht;
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] en haar ouders, broers en/of zussen.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom contact zal opnemen met aangeefsters en/of haar familie en hij wederom zich belastend zal gedragen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurd:
1. usb-stick 5422541
1. usb-stick 5422542
1. usb-stick 5422543
1. usb-stick 5422544
1. geheugenkaart 5422545
1. geheugenkaart 5422546
1. geheugenkaart 5422547
Wijst de
vordering van [slachtoffer]toe tot
€ 4.103,32 (zegge: vierduizend en honderddrie euro en tweeëndertig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 24 april 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer]
€ 4.103,32 (zegge: vierduizend en honderddrie euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 24 april 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door
hechtenis van 51 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en R.W.L. Koopmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2017.
Bijlage: Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de volgende bewijsmiddelen tot het oordeel dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van [slachtoffer] .

1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2017.

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode vaak gebeld en berichten gestuurd. Ik was boos. Ik heb haar gechanteerd met de naaktfoto’s en gedreigd dat ik ze openbaar zou maken. Ik heb gezegd dat zij met mij moest trouwen. Ik ben ook langs haar huis gereden. Ik heb gezegd dat zij mij 5000 euro moest betalen en dat zij dan van mij af zou zijn. U houdt mij pagina 132 en 150 van het dossier voor. Ik heb dat gezegd. Het klopt ook dat ik heb gezegd dat ik haar IP-adres kan kraken.

2. Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2017129232-1 van 26 juni 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 8 t/m 12).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging, chantage, afdreiging computervredebreuk en stalking, gepleegd door mijn ex-vriend [verdachte] . Toen ik in de gaten dat het niet iets tussen ging worden, heb ik dit tegen [verdachte] gezegd. Hij gaf aan dat als ik niet met hem verder ging, hij foto’s van mij zou verspreiden naar mijn familie en vrienden. Toen ik pas een relatie met hem had, heb ik hem naaktfoto’s van mij gestuurd. Die waren alleen voor hem bedoeld. Ik baalde ervan dat hij dreigde om de foto’s te verspreiden omdat ik dan grote problemen thuis zou krijgen. Uit angst hiervoor besloot ik om dan maar verder te gaan met de relatie. Op 24 april 2017 besloot ik om de relatie met [verdachte] te beëindigen. Sinds 24 april 2017 word ik lastig gevallen door [verdachte] . Ik werd dagelijks door hem gebeld. Hij zei dat hij met mij ging trouwen en dat mijn ouders het niet zouden accepteren als ze achter de foto’s zouden komen. Ik kreeg het er heel benauwd van. Hij zou de foto’s op facebook plaatsen. Na het gesprek met de politie op 17 mei 2017 belde [verdachte] mij direct. Hij was woest en hij zei dat ik hem 5000 euro moest betalen en dat ik dan van hem af zou zijn. Ik wordt dagelijks gebeld en ontvang dagelijks berichten via whatsapp. In deze berichten staat onder andere dat ik met hem moet trouwen, dat hij de foto’s van mij zal verspreiden, dat hij mij zo voor schut gaat zetten dat ik niet meer mijn huis uit durf, dat ik niemand anders tot mijn 28e mag hebben, dat ik seks met hem moet hebben, dat hij mij gaat verkrachten, dat hij niet voor zichzelf instaat, dat hij het recht heeft om mij twee jaar te neuken.
Omdat [verdachte] bleef aandringen op het geven van de 5000 euro en ik van hem af wilde, besloot ik om drie gouden armbanden te geven. Als ik de armbanden zou geven, dan was ik van hem af. [verdachte] bleef mij echter lastig vallen via de whatsapp.
In juni heb ik een nieuw telefoonnummer genomen. Mijn oude nummer was nog een paar dagen actief en in een sms-bericht las ik dat [verdachte] voor de deur stond op het [straat] .
Mijn broer [naam 1] heeft berichten naar [verdachte] gestuurd dat hij moest stoppen met mij lastig te vallen. Op 13 juni 2017 ontving ik weer een mail van [verdachte] . Daarin staat dat hij mijn nicht en mijn vader zal bellen. Ook had ik in de nacht een melding ontvangen dat er in Amsterdam op mijn I-cloud was ingelogd. [verdachte] kon zo mijn contacten bekijken. Dezelfde dag is mijn vriendin [naam 2] gebeld, mijn nicht [naam 3] en een oud-collega [naam 4] gebeld door [verdachte] . Aan [naam 2] heeft hij alles verteld over onze relatie en de foto’s. Ik heb hem toen gebeld. Hij zei dat hij de foto’s op de dag dat ik trouw naar de familie van mijn man zal sturen.
Op dit moment word ik dagelijks door [verdachte] gebeld en ontvang ik whatsapp-berichten. Ik wil dat dit stopt en ik wil op geen enkele wijze contact met [verdachte] . Ik ben erg bang dat [verdachte] mijn foto’s zal verspreiden. Hij voelt zich in zijn eer aangetast. Hij wil mij straffen en wraak nemen door mij te bedreigen, af te persen en te chanteren. Mijn familie mag er niet achter komen dat [verdachte] naaktfoto’s van mij heeft. Dit zal een schending zijn van mijn eer en zal leiden tot gezichtsverlies en afstoting. Dit heeft derhalve veel impact op mij.
Opmerking verbalisant: tijdens het opnemen van de aangifte is aangeefster 9 keer gebeld door [verdachte] . Ook zijn er diverse what’s app berichten verstuurd.

3. Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2017129232-5 van 26 juni 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 15 t/m 16).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] blijft mij lastig vallen en komt nu ook naar mijn woning toe. Hij is op 23 juni 2017 na middernacht bij mijn woning geweest. Ook heb ik twee maal een bericht met een locatievoorziening ontvangen. [verdachte] is op dat moment in Utrecht op ongeveer 500 meter van waar ik was, namelijk thuis.

4. Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-201734773-5 van 16 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 17 t/m 18).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mij de afgelopen drie weken elke dag minimaal 1 keer en vaak ook 2 keer per dag gebeld, meestal rond middernacht en ook nog eens ’s ochtends om 11.00 uur. Het is puur uit angst dat ik opneem. Ik wil geen contact meer met hem en dat weet hij. Hij stuurt mij ook gemiddeld 40 whatsapp berichten per dag. Hij controleert steeds waar ik ben en wat ik doe. Ik weet niet hoe ik van hem af moet komen. Ik leef in angst en sluit mij op.

5. Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2017179305-8 van 8 oktober 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (niet genummerd)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Ik sprak [verdachte] nog dagelijks tot 16 augustus 2017 uit angst voor het publiceren van de naaktfoto’s.

6. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-201734773-2 van 10 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 24, 25).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 juli 2017 heb ik contact gehad met een persoon die aangaf uit angst geen verklaring te willen en durven afleggen. Deze persoon verklaarde mij het volgende:
Halverwege juni werd ik gebeld door een man en hij zei: ik ben een bekende van [slachtoffer] . Zeg haar dat ze vandaag nog contact met mij opneemt. De man zei dat [slachtoffer] een serieus probleem heeft en “Pas maar op met je foto’s. Ik kan er in komen en iedereen die mij tegenwerkt heeft een probleem met mij. Ik wil dat [slachtoffer] in contact komt met mij en jij gaat daarvoor zorgen. Ik heb iemand 500 euro betaald om haar I-cloud te hacken. ”
Kort voordat deze man mij belde, hoorde ik van [slachtoffer] dat de jongen waar ze wel eens over had gesproken haar nu bedreigt met haar foto’s via internet verspreiden. Vervolgens werd ik weer door deze man gebeld. Ik hoorde dat hij heel dwingend was. Hij zei “ze moet contact met mij opnemen. Ik ga pas rusten als de eer is gered. Ik moet met haar eindigen.” De man heeft mij een appje gestuurd met het nummer [telefoonnummer] en de naam [verdachte] was zichtbaar bij het bericht. Hij vertelde dat het hem allemaal niet uitmaakte of hij de gevangenis in zou gaan, als hij haar en zijn geld maar terugkreeg. Ik hoorde dat hij zei: “ze moet oppassen, want anders krijgt zij een mes tussen haar ribben”.

7. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-201734773-22 van 22 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde blz. 27).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de bij de verdachte [verdachte] inbeslag genomen usb-sticks en SD-cards. Ik zag dat op een van de usb-sticks meerdere sexueel getinte foto’s stonden. Op een aantal foto’s is de vrouw, vermoedelijk het slachtoffer, herkenbaar in beeld.

8. Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-201734773-3 van 16 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 28 t/m 30).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [naam 1] [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op 4 juni 2017 heb ik contact opgenomen met [verdachte] en ik vertelde hem dat hij mijn zusje [slachtoffer] met rust moest laten en moest stoppen met haar lastig vallen. Hij zei mij “weet jij wel wat je zusje allemaal heeft gedaan. Wat ze allemaal met mij gedeeld heeft?” [verdachte] heeft mij nog ongeveer 14 keer gebeld op 4 juni 2017. Op 8 juni 2017 stuurde hij ineens foto’s naar mijn zusje en stuurde hij een sms met de mededeling dat hij voor de deur stond. Ik heb hem een sms gestuurd dat wij zijn berichten aan de politie zouden geven. Hij antwoordde dat hij niet bang is voor de politie en dat hij bereid is om vast te zitten.

9. Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-201734773-4 van 16 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 42 t/m 44).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [getuige] , zakelijk weergegeven:
Op 13 juni 2017 had ik een telefoontje gehad van het nummer [telefoonnummer] . Van [slachtoffer] begreep ik dat dit het nummer van haar ex-vriend [verdachte] was. De laatste 7 jaar zijn [slachtoffer] en ik vriendinnen. In april was het uit tussen [slachtoffer] en [verdachte] . Hij belde haar op, schold haar uit, begon haar zwart te maken en dreigde haar foto’s naar familie en vrienden te sturen. Hij dreigde haar leven kapot te maken. Ik heb hem dit ook horen zeggen. Ik heb [verdachte] op 14 juni 2017 teruggebeld. Ik zei hem dat het niet goed was wat hij doet en dat hij daarmee op moet houden. Hij zei ‘ik zal haar doodmaken en boven haar huilen”.

10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-201734773-18 van 22 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde blz. 60 t/m 66).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ze heeft mij drie gouden armbanden gegeven.