ECLI:NL:RBAMS:2017:8109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
13/752061-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1987, die in België wordt verdacht van drie strafbare feiten. De behandeling van de vordering vond plaats in verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak heeft verlengd en tussentijdse uitspraken heeft gedaan om aanvullende informatie op te vragen over de detentieomstandigheden in België.

De verdediging heeft betoogd dat de vragen die in een eerdere tussenuitspraak waren gesteld niet zijn beantwoord, en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De raadsman heeft ook gewezen op de onzekere detentieomstandigheden in België, waarbij hij stelde dat er geen concrete garanties zijn voor de rechtsbescherming van de opgeëiste persoon. De officier van justitie heeft echter geconcludeerd tot verwerping van het aanhoudingsverzoek, verwijzend naar eerdere uitspraken van de rechtbank.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen bewijs is voor een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752061-16
RK nummer: 16/8392
Datum uitspraak: 25 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 december 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 5 december 2016 door de
onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout(België), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[BRP-adres] ;
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. M.A.C. Bruyn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen, verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Bij tussenuitspraak van 9 februari 2017 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en gelijktijdig geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om een toelichting op de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten waarop de verdenking ziet. Bij e-mail van 27 februari 2017 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag beantwoord.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 11 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman.
Bij tussenuitspraak van 25 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en gelijktijdig geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de uitvaardigende justitiële autoriteit te bevragen over recente informatie betreffende de detentieomstandigheden in België.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 11 oktober 2017. De zitting heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft en de raadsman van de opgeëiste persoon.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Bevel tot Aanhouding bij Verstek van 5 december 2016 van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, referentie [referntie] .
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan drie naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in een e-mail van 27 februari 2017 van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Gewaarmerkte fotokopieën van dit onderdeel zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.

4.Tussenuitspraak 25 juli 2017

De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in de tussenuitspraak van 25 juli 2017 ten aanzien van:
  • de genoegzaamheid van de omschrijving van de feiten;
  • de dubbele strafbaarheid van de feiten;
  • de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW;
  • de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW.
Die overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De tussenuitspraak is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Detentieomstandigheden

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de bij tussenuitspraak van 25 juli 2017 gestelde vragen niet zijn beantwoord en dat daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de behandeling van de zaak opnieuw moet worden aangehouden zodat de uitvaardigende justitiële autoriteit opnieuw kan worden bevraagd.
De brief van de Belgische Minister van Justitie Koen Geens van 11 augustus 2017 leest volgens de raadsman als een campagnefolder van een politieke partij. In algemene bewoordingen worden algemene beloftes gedaan in reactie op de Openbare verklaring betreffende België van 13 juli 2017 van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT), terwijl deze verklaring ziet op het jarenlang niet voldoen aan de basisnormen. De opgeëiste persoon heeft er niets aan dat de situatie, die op dit moment niet voldoet, in de toekomst mogelijk wordt verbeterd. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat op korte termijn opnieuw gestaakt gaat worden door Belgische gevangenismedewerkers. Dit is echter moeilijk in te schatten, omdat op ieder moment een staking kan uitbreken. Concrete toezeggingen over de rechtsbescherming van de opgeëiste persoon ontbreken, zodat de overlevering op dit moment niet kan worden toegestaan, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar twee uitspraken van de rechtbank van 29 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6233 en ECLI:NL:RBAMS:2017:6234) – geconcludeerd tot verwerping van het aanhoudingsverzoek.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar voornoemde uitspraken van 29 augustus 2017 overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de aard en de ernst van (met name) de Openbare verklaring van 13 juli 2017 van het CPT aanleiding hebben gegeven om nadere inlichtingen te vragen aan de Belgische autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat de beschikbare informatie ten tijde van de tussenuitspraak van 25 juli 2017 niet de conclusie rechtvaardigde dat er sprake is van een (algemeen) reëel gevaar in Belgische gevangenissen op een onmenselijke of vernederende behandeling. De algemene aanvullende informatie van de Belgische Minister van Justitie van 11 augustus 2017 rechtvaardigt deze conclusie des te minder.
De rechtbank heeft op dit moment dus geen bewijzen dat er een (
algemeen) reëel gevaar bestaat dat personen die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Aan het op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 in de zaken
Aranyosi en Căldăraru(ECLI:EU:2016:198) te hanteren toetsingskader, dat ziet op het uitsluiten van het
individuelerisico voor de opgeëiste persoon, komt de rechtbank dan ook niet toe. Garanties omtrent het detentieregime waarin de opgeëiste persoon terecht zal komen, zijn dus niet relevant. De rechtbank ziet geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, noch de behandeling van de zaak aan te houden voor het opvragen van nadere informatie. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.