ECLI:NL:RBAMS:2017:8030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
13/706755-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in inbraak- en helingszaak met medeverdachten

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, heeft de rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het op de uitkijk staan bij een poging tot inbraak en heling van een boot. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank op tegenspraak heeft geoordeeld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2017 heeft de officier van justitie, mr. M. Diependaal, zijn vordering gepresenteerd, terwijl de raadsman, mr. J.F. van der Brugge, de verdediging voerde. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder een poging tot inbraak in een kantoorpand en een bedrijfspand, alsook de heling van een boot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten heeft gehandeld, en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak of heling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

De rechtbank heeft de teruggave van enkele goederen aan de verdachte gelast, waaronder kledingstukken en schoenen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs en samenwerking in strafzaken, en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706755-14
Datum uitspraak: 24 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J.F. van der Brugge, naar voren heeft gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
1.4.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een kantoorpand (gelegen aan [adres 1] ) heeft weggenomen een telefoon (merk Huawei, type Ascend P6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf bv] en/of [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een paneel uit een deur te schoppen en/of trappen, in elk geval te verwijderen en/of door een ruit te forceren;
2. hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan [adres 2] ) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [café naam] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar voornoemd bedrijfspand heeft begeven, waarna hij en/of zijn mededader(s)
3. eenmaal of meermalen de omgeving heeft/hebben bekeken om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het eventueel gestolene te verzekeren en/of (vervolgens)
4. eenmaal of meermalen tegen een ruit heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
subsidiair:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan [adres 2] ) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [café naam] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar voornoemd bedrijfspand heeft begeven, waarna hij en/of zijn mededader(s)
  • eenmaal of meermalen de omgeving heeft/hebben bekeken om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het eventueel gestolene te verzekeren en/of (vervolgens)
  • eenmaal of meermalen tegen een ruit heeft/hebben geschopt en/of getrapt
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • voornoemde [medeverdachte 1] in een/zijn boot naar [café naam] te (laten) varen en/of (vervolgens)
  • in de onmiddellijke nabijheid van [café naam] voor die [medeverdachte 1] op de uitkijk te staan, teneinde hem bij onraad te waarschuwen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (in een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [café naam] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een boot (merk Riomar, type 470), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer afmeerlijn(en) en/of touw(en) door te snijden en/of los te halen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk Riomar, type 470) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), in elk geval redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
De raadsman heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren omdat er in deze zaak drieënhalf jaar niets is gebeurd terwijl volstrekt onduidelijk is waarom. Het is de verdediging door het tijdsverloop onmogelijk gemaakt informatie boven water te halen en onderzoek na zoveel tijd heeft ook geen zin meer. Aangezien sprake is van een uitzonderlijk geval heeft de officier van justitie haar recht om te vervolgen, verspeeld, aldus de raadsman.
3.2.
De rechtbank merkt op dat de raadsman niet heeft gezegd welke onderzoekshandelingen hij had willen laten verrichten en dat hij onder meer op de regiezitting van 13 juni 2017 te kennen heeft gegeven geen onderzoekswensen te hebben. Zij laat dit verweer verder onbesproken, omdat verdachte, gelet op de eindbeslissing, daar geen belang bij heeft.

4.Vrijspraak

4.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde (in vereniging gepleegde) inbraak bij [bedrijf bv] , [adres 1] te Amsterdam, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat de inbraak is gepleegd door medeverdachte [medeverdachte 1] . Niet blijkt dat sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
4.2.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde, al dan niet in vereniging gepleegde, poging tot inbraak bij [café naam] , [adres 2] te Amsterdam, zodat verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat de poging tot inbraak is gepleegd door medeverdachte [medeverdachte 1] . Niet blijkt dat sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
4.2.2.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de poging tot inbraak. Zij heeft zich daarbij wat de rol van verdachte betreft voornamelijk gebaseerd op de getuigenverklaring van [getuige] (pagina 49 en 50 van het dossier). Deze getuige heeft verklaard dat hij op 30 juli 2014 omstreeks 06.10 uur twee jongens (van wie later zou blijken dat verdachte daar één van was) zag in een bootje in het water van de [straat] , ter hoogte van restaurant [café naam] , en dat het bootje steeds een beetje naar voren en dan weer naar achteren ging en dat hij, toen hem het bootje opviel, vanaf het [café naam] een hard bonkend geluid hoorde. Hij zag vervolgens een jongen die het raam aan de zijkant van restaurant probeerde in te trappen en tevens dat de jongens in het bootje keken naar de jongen die het raam aan het intrappen was. Hij heeft verklaard dat hij toen besefte dat die drie jongens bij elkaar hoorden. Vervolgens heeft hij gezien dat de jongen die het raam had ingetrapt, nadat hij hem (de getuige) had gezien, bij de andere twee jongens in het bootje sprong en dat zij gezamenlijk wegvoeren. Hoewel de rechtbank, mede gelet op voornoemde getuigenverklaring, zo haar vragen heeft bij de verklaring van verdachte dat hij lag te slapen en in het geheel niets heeft meekregen van wat [medeverdachte 1] op dat moment aan het doen was, zal zij verdachte het voordeel van de twijfel geven en hem vrijspreken van medeplichtigheid aan de poging tot inbraak. De rechtbank acht niet boven redelijke twijfel verheven dat verdachte op de uitkijk stond zoals hem is ten laste gelegd.
4.2.3.
Ten slotte kan het meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van vernieling van de ruit van [café naam] ook niet worden bewezen omdat er geen bewijs is dat medeverdachte [medeverdachte 1] , die de ruit heeft ingetrapt, dit in bewuste en nauwe samenwerking met verdachte heeft gedaan.
4.3.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal (in vereniging) van de sloep van [benadeelde partij] zoals aan hem primair onder 3 is ten laste gelegd.
4.3.2.
De subsidiair ten laste gelegde heling van de sloep acht de rechtbank – eveneens met de officier van justitie en de raadsman – evenmin bewezen zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 is ten laste gelegd. Weliswaar heeft verdachte meegevaren met de gestolen sloep, waarvan de bedrading van de stuurinrichting van de boot blijkens de stukken zichtbaar los hing en met ducttape bij elkaar gehouden werd en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet de sleutel van de sloep had en de sloep met een draadje startte, maar uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte dit ook wist of heeft gezien.

5.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] zal in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Een paar beige schoenen van het merk Timberland (4803041);
Een beige trainingsjack van het merk Adidas (4803044);
Een blauwe broek (4803046).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2017.