Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 april 2016 betrokken was bij een verkeersongeval te Amsterdam. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat dit heeft geleid tot een aan haar schuld te wijten verkeersongeval. Tijdens de zitting op 10 oktober 2017 heeft de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en haar raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet verlenen van voorrang aan een motorrijder, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een oogkasbreuk en een hersenschudding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de Stadhouderskade over een doorgetrokken streep en een verdrijvingsvlak reed, zonder zich voldoende te vergewissen van het tegemoetkomende verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar niet bewezen geacht dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2017.