ECLI:NL:RBAMS:2017:7969

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
13/751271-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Portugal in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Portugal op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 april 2017, en het EAB was uitgevaardigd door het District Setúbal in Portugal op 6 maart 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1979, was op dat moment gedetineerd in Nederland.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon werd vastgesteld en de detentieomstandigheden in Portugal aan de orde kwamen. Tijdens de zitting op 8 juni 2017 werd het onderzoek geschorst in afwachting van aanvullende informatie over de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Lissabon, omdat er zorgen bestonden over een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

Na het ontvangen van garanties van de Portugese autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in ongeschikte omstandigheden zou worden gedetineerd, heeft de rechtbank op 31 oktober 2017 geoordeeld dat het eerder geconstateerde reële gevaar was weggenomen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden meer waren. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Portugal goedgekeurd, zodat hij zijn vrijheidsstraf daar kan ondergaan.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. A.J. Dondorp en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751271-17
RK-nummer: 17/2454
Datum uitspraak: 31 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 april 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2017 (ontvangen op 12 april 2017) door de
Judicial Courtvan het District Setúbal (Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1979,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
thans gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Portugese taal.
Bij tussenuitspraak van dezelfde datum heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak heropend en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in verband met de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Lissabon. Verder heeft de rechtbank daarbij de beslissing over de overlevering uitgesteld in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten en verstaan dat de beslistermijnen met ingang van 8 juni 2017 zijn opgeschort.
Ter zitting van 24 oktober 2017 is het onderzoek met instemming van de officier van justitie en de verdediging hervat in de stand van het onderzoek van 8 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn voornoemde raadsvrouw.
In de tussenuitspraak van 8 juni 2017 heeft de rechtbank reeds beslissingen genomen omtrent de genoegzaamheid van de stukken en de dubbele strafbaarheid van de feiten. Daarbij is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van onderdeel e) van het EAB aangehecht waarin de bedoelde feiten zijn omschreven.
2.
Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat

Bij tussenuitspraak van 8 juni 2017 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar haar uitspraak en de overwegingen daarin van 9 mei 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:3043) vastgesteld dat de Portugese justitiële autoriteit niet de door de rechtbank gevraagde noodzakelijke aanvullende gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, om te kunnen beoordelen of er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.
Gelet op het al vastgestelde
algemenereële gevaar in de penitentiaire inrichting te Lissabon, de omstandigheid dat de opgeëiste persoon na overlevering maximaal 21 dagen in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven en het ontbreken van vorenbedoelde noodzakelijke aanvullende gegevens, heeft de rechtbank vastgesteld dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling. Om die reden heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering uitgesteld in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten.
Bij brief van 31 juli 2017 heeft de Directeur generaal van het Portugese gevangeniswezen ten behoeve van de opgeëiste persoon en enkele andere personen van wie de overlevering is verzocht de volgende garantie gegeven:
“As Director General of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice and within the case ID 34563 MDE, with reference to the European Arrest Warrants, and following the additional request by the Amsterdam Court transmitted to this Directorate General after the Declaration of Commitment dated 27th January, 2017, I hereby guarantee that the following individuals:
(…)
vii. [opgeëiste persoon] , (…);
if surrendered from the Netherlands pursuant to the respective European arrest warrants, in no case will be detained in any of the wards of the Prison Establishment of Lisbon that have been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and inhuman or Degrading Treatment or Punishment, or by the Ombudsman.
Furthermore, I guarantee that the assurance herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
Bij tussenuitspraak van 14 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6702) in een andere overleveringsprocedure heeft de rechtbank overwogen dat de betekenis van de in de brief van 31 juli 2017 gegeven garantie onvoldoende duidelijk is. De rechtbank zag daarom aanleiding om de Directeur generaal te vragen te bevestigen dat deze garantie inhoudt dat de opgeëiste persoon
nietgedetineerd zal worden in de “basement areas” van de B, C, D en E vleugel, in cellen waarin het ontbreekt aan kunstlicht en in meerpersoonscellen waarin een afscheiding van het toilet ontbreekt. Daarnaast heeft de rechtbank verzocht te bevestigen dat de op 27 januari 2017 gegeven garantie dat de opgeëiste persoon niet langer dan 21 dagen in de Penitentiaire inrichting Lissabon zal verblijven, nog steeds geldig is.
Bij brief van 18 oktober 2017 heeft de Directeur generaal van het Portugese gevangeniswezen in een
Declaration of Commitmentde navolgende garanties en verduidelijkingen gegeven:
“As Director General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice, following the additional request by the Amsterdam Court regarding pending European Arrest Warrants, I hereby guarantee and clarify:
The declarations of commitment dated 31st July, 2017 and 27th January 2017, shall henceforth be deemed applicable not solely to the particular cases referenced therein, but also to all existing cases where the enforcement of a European Arrest Warrant is to result in the surrender of a person from the custody of the authorities of the Kingdom of the Netherlands to that of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services, as well as to any such cases that may arise in the future;
The aforementioned declarations of commitment shall be construed as to imply that no inmate whose custody has been surrendered by the authorities of the Kingdom of the Netherlands to that of the Directorate General for Reinsertions and Prison services pursuant to a European Arrest Warrant shall be detained in:
a. any cell, ward, room or area of the Prison Establishment of Lisbon that has been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment or the Ombudsman, including the underground areas of wings B, C, D and E;
b. Prison rooms lacking artificial light; and
c. Multiple inmates’ cells with no partition of the toilet.
3.
All subsequent commitments, which have been issued upon the request of the Amsterdam Court, shall be construed as accruing to the earlier ones; hence the declaration of commitment dated 27th January, remains fully in force with an extended scope as per paragraph 1, particularly in relation to the guarantee that no surrendered inmate shall be held in custody at the Prison Establishment of Lisbon for any longer than 21 days.
4.
The commitments herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
Standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat voor de opgeëiste persoon nog altijd een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De garanties die de Portugese autoriteiten bij brief van 18 oktober 2017 hebben gegeven bieden daartegen onvoldoende waarborgen. De tekortkomingen die het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) in zijn rapport van 26 november 2013 heeft vastgesteld zien immers niet enkel op de ruimtes waar de gedetineerden verblijven, maar ook op de wijze waarop de bewaarders met hen omgaan en op de medische omstandigheden. De raadsvrouw wijst in dat verband op pagina 8 van het CPT-rapport, waarin melding wordt gemaakt van mishandelingen door bewaarders die in sommige gevallen steun vonden in medisch bewijs en het daarin genoemde voorbeeld van vernederende behandeling en mishandeling van gevangenen door de bewaarders in de gevangenis van Lissabon op oudjaarsavond 2012.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de door de Portugese autoriteiten gegeven garanties, mede gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, voldoende waarborgen bieden dat de opgeëiste persoon bij overlevering niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. Daarnaast is het CPT-rapport waarnaar de raadsvrouw verwijst inmiddels gedateerd. Sindsdien zijn door de Portugese autoriteiten al meerdere maatregelen genomen, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de garanties die de directeur-generaal in de brief van 18 oktober 2017 heeft gegeven uitsluiten dat de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden in celruimte die lijdt aan een of meerdere van de door het CPT in 2013 geconstateerde ernstige gebreken die blijkens het rapport van de Ombudsman in 2016 nog actueel waren.De rechtbank concludeert dat daarmee het eerder geconstateerde reële gevaar dat de opgeëiste persoon in detentie in Portugal onmenselijk of vernederend zal worden behandeld, is weggenomen. Artikel 4 van het Handvest staat dus niet langer in de weg aan (de beslissing over) de overlevering.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, wat er ook zij van de overige door het CPT in het rapport van 2013 gesignaleerde gebreken, deze informatie niet langer actueel is en om die reden niet kan leiden tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Europese Hof van Justitie van 5 april 2016 inzake Aranyosi en Caldǎrǎru (C-404/15 en C-659/15 PPU), waarin is overwogen dat de rechtbank zich dient te baseren op naar behoren bijgewerkte, en dus actuele gegevens (r.o 89). De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden (meer) aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Judicial Courtvan het District Setúbal (Portugal) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.