In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2017 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezag en de vaststelling van een zorgregeling voor een minderjarige die met haar moeder in Polen verblijft. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Minkes, verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. van Blokland, zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in Nederland, door de moeder naar Polen is overgebracht. De vader heeft de minderjarige erkend volgens Pools recht, maar de rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen, omdat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had.
De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de zaak, die heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat er nader onderzoek moet plaatsvinden door een Poolse instantie, omdat de moeder met de minderjarige op een geheim adres verblijft en er onvoldoende informatie is over de situatie van de minderjarige. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken over de verblijfplaatsen van de minderjarige en heeft de Raad opgedragen om aanvullend onderzoek te doen. De beslissing over de verzoeken is aangehouden tot de pro forma zitting, waarbij partijen uiterlijk binnen vier weken moeten informeren over de gevraagde gegevens.