4.3.2.Gedeeltelijke vrijspraken van het onder 2 ten laste gelegde
Vernieling auto [persoon 1] op 9 april 2017 en ruit voordeur [persoon 2] op 25 maart 2017
De rechtbank is, evenals de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de auto van [persoon 1] op 9 april 2017 en de ruit van de voordeur van [persoon 2] op 25 maart 2017. De rechtbank zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Vernieling auto [persoon 2] op 28 maart 2017
[persoon 2] heeft aangifte gedaan van vernieling van een ruit van zijn woning en van een ruit van zijn auto. Op 28 maart 2017 hoorde aangever een harde klap aan de achterzijde van de woning. Hij is vervolgens achter een wegrennende man aangerend, waarbij hij zelf de man niet heeft herkend maar vermoedt dat het verdachte is. Hierna is [persoon 2] bij zijn auto gaan kijken en zag dat een ruit ingeslagen was. Dat was nog niet zo toen de auto door de vrouw van [persoon 2] ongeveer een kwartier daarvoor geparkeerd werd. In of rondom de auto zag aangever geen voorwerp waarmee de autoruit ingegooid kon zijn. Hierna zag [persoon 2] dat er een steen lag op het dak van de woning op de eerste verdieping voor het raam van de uitbouw. [persoon 2] vermoedt dat deze steen tegen de ruit is gegooid omdat er een kleine put in de ruit zit. Hij vermoedt tevens dat met deze steen ook de autoruit is ingegooid. Hoewel de auto in een tijdsbestek van ongeveer een kwartier moet zijn vernield, staat niet vast dat de autoruit is ingeslagen met dezelfde steen die even later op het dak van de woning op de eerste verdieping is aangetroffen. Hoewel de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen bewezen acht dat het de verdachte is geweest die wegrende, is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de auto van [persoon 2] heeft vernield. De vermoedens van [persoon 2] op dit punt vinden geen bevestiging in het dossier. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de vernieling van de auto van [persoon 2] gepleegd op 28 maart 2017.
4.3.3.Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 2 - Vernieling raam [persoon 2] op 28 maart 2017
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017064651-1 van 28 maart 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina’s 17 – 19).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [persoon 2] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling van de ruit van mijn woning. (…) Op 28 maart 2017 hoorde ik ineens een harde klap aan de achterzijde van onze woning in [plaats 1] . Mijn dochter slaapt aan de achterzijde van de woning op de eerste etage in de kamer waarbij een uitbouw is gemaakt. Tegen dit raam is ook de steen aan gegooid. [persoon 4] is ook gelijk gaan kijken en ik hoorde mijn dochter [persoon 4] roepen: ‘Hij is het!’ Ik weet dat ze hiermee [verdachte] bedoelt. (…) Ik zag dat er een steen lag op het dak van de woning op de eerste verdieping voor het raam van de uitbouw waar een voorwerp tegen aan gegooid is. Deze steen lag hier niet voordat er iets tegen de ruit werd gegooid. Er zit nu een kleine put in de ruit.
2.
Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2017064651-2 van 28 maart 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (dossierpagina’s 27 – 30).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [persoon 4] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] is mijn ex-vriend. (…) Vannacht lag ik in de woning in mijn slaapkamer te slapen. Mijn slaapkamer bevindt zich aan de achterzijde van de woning. Ik werd ineens wakker van een harde knal. Ik kon direct binnen enkele seconden mijn hoofd door het raam steken en zien waar de knal vandaan kwam. Ik zag daar een persoon welke ik kan omschrijven als: jongen, 25 – 35 jaar oud, lang slungelig postuur, blank, witte joggingbroek, grijze tui van het merk Jack&Jones met capuchon, er stond in het donker grijs een tekst op de voorzijde van de trui, donkere sportschoenen en kort donkerbruin haar. Ik zag dat deze persoon over een heg sprong. Ik herkende deze jongen als mijn ex [verdachte] . Ik herkende hem aan zijn lengte, zijn slungelige postuur, de manier van rennen en springen, zijn huidskleur en haar kleur. De kleding die hij droeg herkende ik omdat hij een grijze trui heeft met daarop een tekst van donkergrijze letters. Ik weet zeker dat dit [verdachte] was.
Ten aanzien van feit 2 – Vernieling auto [persoon 1] op 6 februari 2017
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 oktober 2017;
een proces-verbaal van aangifte van [persoon 1] met nummer PL1300-2017027072-1 van 28 maart 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (dossierpagina’s 37 – 39).
Ten aanzien van feit 3 - Bedreiging [persoon 1]