Vonnis van 15 mei 2015 van het District Court van Krosno Odrzánskie (II K 87/13)
Volgens de informatie in het EAB en de verklaring van de opgeëiste persoon was hij aanwezig ter terechtzitting inzake II K 87/13). De weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW is dus niet van toepassing op het vonnis in deze zaak.
Vonnis van 22 januari 2015 van het District Court van Krosno Odrzánskie (II K 234/14)
De rechtbank stelt op basis van de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis inzake II K 234/14) heeft geleid.
In onderdeel d van het EAB is vermeld dat de dagvaarding voor de terechtzitting op 30 december 2014 in persoon is betekend. Volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit is de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, tweede alternatief, van de OLW van toepassing, te weten:
de verdachte is daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt.
De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de zitting en dat zijn broer waarschijnlijk de dagvaarding in ontvangst heeft genomen en daarvoor heeft getekend.
De Poolse uitvaardigende autoriteit heeft in haar brief van 29 september 2017 het volgende gesteld:
“With reference to proceedings II K 234/14, I would like to advise you that on December 12,
2014, [opgeëiste persoon] signed himself the acknowledgement of receipt in respect of the
summons for the trial scheduled for January 22, 2015. The summons was served on him by
the police.”
De rechtbank concludeert dat meerdere betekeningen van de dagvaarding hebben plaatsgevonden en dat de opgeëiste persoon bij de betekening op 12 december 2014 persoonlijk voor ontvangst heeft getekend. Aldus doet zich de situatie voor dat ondubbelzinnig vaststaat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt. Dat betekent dat de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 12, onder a, tweede alternatief, van de OLW van toepassing is.
De rechtbank dient er op te vertrouwen dat de aanvullende informatie in samenhang met de in het EAB vermelde informatie correct is. De enkele stelling van de opgeëiste persoon dat hij niet op de hoogte was van de zitting is onvoldoende om aan die informatie te twijfelen.