Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlandse onderdaan aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een EAB dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout op 10 mei 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 en met de Nederlandse nationaliteit, was in België veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog vier jaar resteerden na aftrek van voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering alleen kan plaatsvinden indien de opgeëiste persoon in België de mogelijkheid heeft om zijn recht op verzet of hoger beroep uit te oefenen. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB garanties gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De verdediging heeft verzocht om garanties over de detentieomstandigheden in België, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de detentieomstandigheden in België in strijd zijn met de mensenrechten. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en heeft zij de overlevering toegestaan. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.