Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 3 mei 2017, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2017 en de daarin genoemde stukken;
- het faxbericht namens mrs. Hagers en Delescen van 7 augustus 2017, met daarin opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
- een hoofdsom van € 3.991.300,-;
- de vaste rente, te betalen door [eisers gezamenlijk] aan ABN AMRO, bedroeg 3,70%;
- de variabele rente, te betalen door ABN AMRO aan [eisers gezamenlijk], bedroeg de éénmaands-Euribor;
- een looptijd tot 1 december 2015.
- een variabele lening van € 3.475.000,- met een looptijd van vijf jaar;
- een vastrentende lening van € 5.525.000,- met een looptijd van vijf jaar.
3.Het geschil
primair:de renteswap en de daarbij behorende algemene voorwaarden (gedeeltelijk) vernietigt;
overhedge(in totaal € 755.325,-) alsmede een bedrag van € 150.000,- betreffende de positieve marktwaarde die de renteswap in juli 2008 had, aan [eisers gezamenlijk] te vergoeden, vermeerderd met rente. Tot slot hebben [eisers gezamenlijk] recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, aldus [eisers gezamenlijk]
4.De beoordeling
overhedge-situatie ontstond. Toen bleken [eisers gezamenlijk] niet van de renteswap af te kunnen, omdat deze op dat moment een aanzienlijke negatieve marktwaarde had ontwikkeld, waarna zij jarenlang hebben betaald voor een product dat geen doel meer diende. [eisers gezamenlijk] zijn over deze risico’s ten onrechte niet geïnformeerd.
overhedge-situatie was ontstaan, passief opgesteld en heeft de situatie, waarin [eisers gezamenlijk] rente betaalden voor een renteswap waar geen financiering meer tegenover stond, jarenlang laten voortduren.
primairgevorderde vernietiging van de renteswap (en van de algemene voorwaarden) zal dan ook worden afgewezen.
mid-marketM&A-kantoor, als ‘
Managing Partner Small Cap Advisory’.
overhedge-situatie kwamen te verkeren. Dit betreffen evenwel, mede gezien de informatie die bij het aangaan van de renteswap aan [eisers gezamenlijk] is verstrekt en al hetgeen zich rondom de overstap naar FGH tussen [eisers gezamenlijk] en ABN AMRO heeft voorgedaan, alle omstandigheden die zich in de risicosfeer van [eisers gezamenlijk] bevinden. Daar komt bij dat [eisers gezamenlijk] hebben erkend dat zij ABN AMRO helemaal niet van de aflossing van hun variabele lening bij FGH op de hoogte hebben gesteld. Dat dit inderdaad niet is gebeurd en ABN AMRO dus in de veronderstelling is blijven verkeren dat [eisers gezamenlijk] ook na mei 2011 nog een variabele lening hadden lopen bij FGH, blijkt bovendien uit de notitie van [naam 5] van 25 april 2013 (zie 2.15). Gelet hierop bestond ook na de aflossing van de lening geen aanleiding voor ABN AMRO om [eisers gezamenlijk] hernieuwd te adviseren. Hierbij is overigens onduidelijk welk advies ABN AMRO [eisers gezamenlijk] volgens hen had kunnen of moeten geven, nu beëindiging van de renteswap, vanwege de negatieve waarde die moest worden opgebracht, kennelijk voor [eisers gezamenlijk] niet tot de mogelijkheden behoorde.
subsidiairgevorderde verklaring voor recht dat ABN AMRO toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de renteswapovereenkomst alsook de gevorderde ontbinding van de renteswap (en van de algemene voorwaarden) worden afgewezen. [eisers gezamenlijk] hebben verder onvoldoende gesteld om het oordeel te dragen dat de gedragingen van ABN AMRO, zoals hiervoor besproken, onafhankelijk van de gestelde wanprestatie jegens [eisers gezamenlijk] een onrechtmatige daad opleveren. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht zal dan ook eveneens worden afgewezen.