2.2.Op 26 april 2013 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten. In die overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“
Gezamenlijk ouderlijk gezag
2.1.
(…) Partijen zullen zo spoedig mogelijk na ondertekening van deze overeenkomst bevorderen dat [eiser] mede wordt belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. [gedaagde] zal hiertoe tezamen met deze overeenkomst ondertekenen het formulier ‘Verzoek tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over een minderjarige’(bijlage 1), aan [eiser] overhandigen (…). Ten aanzien van de eventuele andere kinderen die uit de relatie van partijen zullen worden geboren, zal [gedaagde] zo spoedig mogelijk na de bevalling bevorderen dat [eiser] mede wordt belast met het ouderlijk gezag over dat kind.(…)
8. Partneralimentatie
(…)
8.3.
De behoefte van [gedaagde] aan een onderhoudsbijdrage stellen partijen vast op honderdduizend euro (€ 100.000,00) bruto per jaar minus de redelijkerwijs door [gedaagde], al dan niet via een bedrijf, te genieten eigen inkomsten. Partijen stellen vast dat [gedaagde] in redelijkheid eigen inkomsten kan genieten van minimaal:- tweeduizend vijfhonderd euro (€ 2.500,00) bruto per maand, althans dertigduizend euro (€ 30.000,-) bruto per jaar, in het eerste jaar na beëindiging van de samenwoning;
- drieduizend euro (€ 3.000,-) bruto per maand, althans zesendertigduizend euro (€ 36.000,00) bruto per jaar, in het tweede jaar na beëindiging van de samenwoning;
- drieduizend vijfhonderd euro (€ 3.500,00) bruto per maand, althans tweeënveertigduizend euro (€ 42.000,00), bruto per jaar, in het derde jaar na beëindiging van de samenwoning;
- vierduizend euro (€ 4.000,00) bruto per maand, althans achtenveertigduizend euro (€ 48.000,00) per jaar, in het vierde en de daarop volgende jaren na beëindiging van de samenwoning.
In de, eventueel, resterende aanvullende behoefte van [gedaagde] zal [eiser] voorzien door de werkelijke inkomsten van [gedaagde] aan te vullen tot genoemde honderdduizend euro (€ 100.000,00) bruto. De aanvulling zal maximaal bedragen het verschil tussen de genoemde honderdduizend euro (€ 100.000,00) bruto en de hierboven vermelde redelijkerwijs te genieten eigen inkomsten van [gedaagde], ongeacht of de genoemde verdiencapaciteit van [gedaagde] daadwerkelijk wordt gerealiseerd. (…)”