ECLI:NL:RBAMS:2017:7046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
AMS 17/2568 en AMS 17/2569
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor verbouwingen in Amsterdam en de belangenafweging van omwonenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2017 uitspraak gedaan over de verlening van omgevingsvergunningen voor twee verbouwingen in het stadsdeel Centrum van Amsterdam. De vergunninghoudster had aanvragen ingediend voor het intern wijzigen van de zolderverdiepingen van twee gebouwen, met als doel het creëren van woningen met dakterrassen. De rechtbank moest beoordelen of de belangen van de omwonenden, die bezwaar hadden gemaakt tegen de vergunningen, onevenredig geschaad werden door de verleende vergunningen.

De rechtbank oordeelde dat de vergunningen rechtmatig waren verleend. De rechtbank stelde vast dat de dakterrassen in strijd waren met het bestemmingsplan, maar dat er onder bepaalde voorwaarden een afwijking mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de afstand tussen de dakterrassen en de woningen van de eisers voldoende was om te stellen dat de privacy van de omwonenden niet onaanvaardbaar werd aangetast. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de dakterrassen zich op een redelijke afstand bevonden en dat er al zicht was op de woningen van de eisers vanuit andere woningen in de buurt.

De rechtbank oordeelde verder dat de geluidsoverlast die mogelijk zou ontstaan door de dakterrassen niet onaanvaardbaar was en dat de belangen van de vergunninghoudster zwaarder wogen dan die van de eisers. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van het bestuursorgaan bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de terughoudende toetsing door de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/2568 en AMS 17/2569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2017 in de zaak tussen

[eiser 1] , te [woonplaats] ,

[eiser 2], te [woonplaats]
[eiser 3], te [woonplaats] ,
[eiser 4] ,te [woonplaats] ,
[eiser 5] ,te [woonplaats] ,
[eiser 6] ,te [woonplaats] ,
[eiser 7], te [woonplaats] ,
[eiser 8], te [woonplaats] ,
[eiser 9], te [woonplaats] ,
[eiser 10], te [woonplaats] ,
[eiser 11], te [woonplaats] ,
[eiser 12], te [woonplaats] ,
eisers,
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel centrum van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: R.M.P. Clarijs).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap
[naam derde partij], te [woonplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. B. Külbs).

Procesverloop

Met het besluit van 14 september 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het intern wijzigen van de zolderverdieping van het gebouwgedeelte [adres 1] met bestemming daarvan tot één woning en het maken van een bijbehorend dakterras.
Met het besluit van 16 september 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor het intern wijzigen van de zolderverdieping van het gebouwgedeelte [adres 2] met bestemming daarvan tot één woning en het maken van een bijbehorend dakterras
Met het besluit van 14 maart 2017 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Met afzonderlijk besluit van 14 maart 2017 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit I staat geregistreerd onder nummer AMS 17/2568. Het beroep tegen het bestreden besluit II staat geregistreerd onder nummer AMS 17/2569.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn gevoegd behandeld op de zitting van 24 augustus 2017. [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 8] en [eiser 10] zijn verschenen. Overige eisers zijn niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Vergunninghoudster heeft op 7 juli 2016 aanvragen ingediend voor omgevingsvergunningen voor het maken van een woning met dakterras op de vierde verdieping van [adres 1] , en een woning met dakterras op de vierde verdieping van de [adres 2] . Blijkens de vergunningen heeft de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam de dakterrassen ook beoordeeld en akkoord gegeven. Vergunninghoudster is eigenaar van deze gebouwgedeeltes. Eisers wonen allen op verschillende adressen aan de [straat 1] , recht danwel iets schuin tegenover de [adres 1] en [nummer] . De achtertuinen van de (beneden)woningen op de [straat 1] en de [straat 2] grenzen aan elkaar. Op de [adres 1] en [adres 2] is het bestemmingsplan ‘Zuidelijke Binnenstad’ (het bestemmingsplan) van toepassing. De locatie van de bouwplannen heeft volgens het bestemmingsplan de bestemming ‘Gemengd-1’.
1.2.
Verweerder heeft met de primaire besluiten omgevingsvergunningen aan vergunninghoudster verleend voor het intern wijzigen van de zolderverdiepingen van de gebouwgedeeltes [adres 1] en [adres 2] en het maken van bijbehorende dakterrassen. De omgevingsvergunningen zijn verleend voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: hierna: Wabo) en – voorzover het gaat om het dakterras - het gebruiken van gronden en gebouwen in strijd met een planologische regeling (artikel 2.1, onder c van de Wabo, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 van de Wabo). Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.
Standpunten van partijen
2. Verweerder heeft in beroep verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van de afdeling Juridische Zaken (de bezwaarschriftencommissie). De bezwaarschriftencommissie heeft in haar advies overwogen dat de bouwplannen in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat dakterrassen op grond van artikel 8.2.8, onder c, van de planregels bij het bestemmingsplan niet zijn toegestaan. Verweerder kan volgens artikel 8.4.8 van de planregels echter toch een omgevingsvergunning voor een dakterras verlenen als wordt voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden (onder meer over de hoogte en diepte van het terras). De dakterrassen, zoals deze zijn vergund, voldoen aan de voorwaarden om van die afwijkingsbevoegdheid gebruik te kunnen maken. Verweerder heeft zich volgens de bezwaarschriftencommissie in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van de bezwaarden (eisers) moeten wijken voor de met het verlenen van de vergunningen gediende belangen. De inkijk is gelet op de afstand tussen de dakterrassen en achtergevels van de [straat 1] niet van dien aard dat sprake is van een zodanig onaanvaardbare aantasting van de privacy van eisers dat dit een belemmering is voor het verlenen van de omgevingsvergunningen. Overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft verweerder met de bestreden besluiten het bezwaar tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
3. Eisers voeren in beroep aan dat de afstand waar verweerder vanuit gaat tussen de [straat 2] en [straat 1] niet klopt. Op sommige plekken is deze afstand niet veel meer dan tien meter. Eisers voeren verder aan dat de dakterrassen hun privacy zullen aantasten, doordat vanaf de dakterrassen in hun woningen kan worden gekeken. Ook stellen eisers dat de dakterrassen zullen leiden tot geluidsoverlast en als gevolg daarvan gespannen relaties tussen buurtbewoners. Eisers hebben op de zitting toegelicht dat zij de afgelopen jaren toenemende (geluids)overlast ervaren door onder meer plezier- en rondvaartboten in de [straat 1] , kortdurende verhuur van woningen aan toeristen in de buurt en illegale dakterrassen aan de [straat 2] . Al met al vinden eisers dat verweerder hun belangen zwaarder had moeten laten wegen dan de belangen van vergunninghoudster. Verweerder had volgens eisers daarom geen omgevingsvergunningen aan vergunninghoudster mogen verlenen in afwijking van het bestemmingsplan.
Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
4.2.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, onder 1°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels slechts in afwijking van het bestemmingsplan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4.3.
Op grond van artikel 8.2.8, onder c, van de planregels bij het bestemmingsplan zijn dakterrassen op percelen met de bestemming ‘Gemengd-1’ niet toegestaan.
4.4.
Op grond van artikel 8.4.8 van de planregels bij het bestemmingsplan kan verweerder voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak, een afwijking (lees: omgevingsvergunning) verlenen. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie. Een dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van de omgevingsvergunningen aan vergunninghoudster. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan behoort namelijk tot de bevoegdheden van verweerder, waarbij verweerder beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit om omgevingsvergunning te verlenen heeft kunnen komen. [1]
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de dakterrassen afwijken van het bestemmingsplan, maar wel voldoen aan de voorwaarden voor de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in artikel 8.4.8 van de planregels bij het bestemmingsplan. Uitsluitend in geschil is of de realisatie van de dakterrassen de belangen van de omwonenden onevenredig schaadt. Blijkens de toelichting op het bestemmingsplan wordt bij de belangenafweging gekeken of door het dakterras de privacy van de omwonenden onevenredig in het geding komt. Omdat de ervaring toont dat bedrijfsmatig gebruik meer overlast veroorzaakt kan van de afwijkingsbevoegdheid volgens verweerder alleen gebruik gemaakt worden voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
6.2.
Verweerder gaat op basis van de website www.ruimtelijkeplannen.nl uit van een afstand van vijftien tot negentien meter tussen de achtergevel van eisers (zonder uitbouwen) en de dakterrassen. Deze site geeft volgens verweerder de meeste actuele situatie aan. De leden van de bezwaarcommissie, die de situatie ter plaatse ook hebben bekeken, hebben deze afstand tussen de woningen en de dakterrassen bevestigd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat van belang is de afstand vanaf de achtergevel van eisers tot de dakterrassen (en niet tot de achtergevel van (eventuele uitbouwen van) de [straat 2] ). Dat is immers de afstand waarop het uitzicht zal ontstaan en eventueel geluid zich zal voortbewegen. Eisers hebben gemeten tot de achtergevel van de [straat 2] en hun stellingen voor wat betreft de afstand overigens niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom uit van de door verweerder gehanteerde afstanden.
6.3.
De rechtbank overweegt allereerst dat eisers in een dichtbevolkte stedelijke omgeving wonen, waarbij enige geluidsoverlast en schending van de privacy volgens vaste rechtspraak niet onaanvaardbaar wordt geacht. [2] In de onderhavige gevallen acht de rechtbank de afname van de privacy van eisers door de realisatie van de dakterrassen relatief beperkt. Hierbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat de dakterrassen zich (voor Amsterdamse begrippen) op een redelijke afstand van de achtergevels van eisers zullen bevinden. Bovendien is ook in de huidige situatie al zicht in de (aan de binnentuin gelegen kamers) van de woningen van eisers mogelijk vanuit de ramen van de woningen op de [straat 2] . In de woningen die niet recht tegenover de nummers [nummer] en [nummer] staan zal verder slechts zijdelings zicht mogelijk zijn vanaf de dakterrassen. Ook is niet aannemelijk geworden dat deze dakterrassen tot een onaanvaardbaar niveau van geluidsoverlast en/of tot spanningen tussen buurtbewoners zullen leiden. In dat kader is nog van belang dat namens vergunninghoudster tijdens de zitting is meegedeeld dat de woningen met dakterras zijn bestemd voor de verkoop of lange termijn verhuur (en dus niet voor toeristen). Verweerder heeft verder in redelijkheid kunnen stellen dat in de belangenafweging alleen moet worden betrokken de mogelijke toename van (geluids)overlast die kan ontstaan door de vergunde dakterrassen. De overige ontwikkelingen rondom de woningen van eisers blijven daarbij buiten beschouwing. Dit alles leidt tot de conclusie dat in het besluit een afweging ten aanzien van een goede ruimtelijke ordening en een belangenafweging heeft plaatsgevonden die niet als onredelijk kunnen worden beschouwd. Voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunningen had moeten weigeren vanwege een onaanvaardbare schending van de privacy van eisers bestaat dan ook geen grond.
6.4.
De rechtbank overweegt verder dat het bestemmingsplan door de binnenplanse vrijstelling voor dakterrassen, alsmede de terughoudende toets die de rechtbank moet aanhouden, in de praktijk ruime mogelijkheden kent voor dakterrassen. Dat is een politieke keuze. Voor zover eisers stellen dat met dit onderdeel van het bestemmingsplan door verweerder te weinig rekening wordt gehouden met de toename van (geluids)overlast die zij als binnenstadbewoners reeds ervaren zullen zij dit bij de lokale wetgever aan de orde moeten stellen. De rechtbank mag namelijk niet op de stoel van het bestuursorgaan gaan zitten.
Conclusie en slotopmerkingen
7. Het beroep van eisers is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter ook vragen een voorlopige maatregel te nemen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3159.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:490.