ECLI:NL:RBAMS:2017:6994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
RK 17/5049
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 22g Sr gegrond; allerlaatste kans voor taakstraf

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie over de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 240 uren opgelegd gekregen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 120 dagen indien hij de taakstraf niet naar behoren zou verrichten. De veroordeelde had echter slechts een deel van zijn taakstraf uitgevoerd en was niet verschenen op afspraken met de reclassering. Het Openbaar Ministerie had besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, wat de veroordeelde in zijn bezwaarschrift aanvecht.

De politierechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de rapportages van de reclassering en de verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsman. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij door zijn stage en opleiding niet in staat was om de taakstraf naar behoren uit te voeren, maar dat hij bereid was om alsnog de resterende taakstraf te verrichten. De politierechter heeft besloten om de veroordeelde een allerlaatste kans te geven om de taakstraf van 260 uren binnen een termijn van 6 maanden te voltooien. De beslissing houdt in dat als de veroordeelde opnieuw niet verschijnt, de reclassering de opdracht kan terugsturen naar justitie.

De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van kansen aan veroordeelden om hun straf te voldoen, mits zij zich inspannen om aan de voorwaarden te voldoen. De politierechter heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard, waardoor de veroordeelde de kans krijgt om zijn taakstraf alsnog te voltooien.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/259762-15
RK: 17/5049
Beslissing op het op 10 augustus 2017 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [GBA] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring [naam HvB] ,
te dezen woonplaats kiezend [adres]
hierna te noemen de veroordeelde.

Inleiding

De politierechter in deze rechtbank heeft op 11 februari 2016 de veroordeelde een taakstraf van 240 uren opgelegd. De politierechter heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis van 120 dagen zal worden toegepast. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 1 maand bevolen, opgelegd bij vonnis van 30 oktober 2014, welke gevangenisstraf is omgezet in een taakstraf van 60 uren. Op 20 december 2016 heeft het hof te Amsterdam veroordeelde niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep. Het vonnis is sinds 4 januari 2017 onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 26 juni 2017 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing (3 juli 2017) is op 27 juli 2017 aan de veroordeelde verzonden.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis ongedaan maakt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.
Veroordeelde werd op 9 augustus 2017 onverwachts van zijn bed gelicht en stelt de kennisgeving niet te hebben ontvangen. Hij moest een taakstraf van in totaal 300 uren verrichten. Veroordeelde volgt een stage bij [stageplek] te Arnhem en daarnaast een opleiding tot verkoopspecialist. Door de detentie kan hij zijn baan verliezen, achterstand in zijn opleiding oplopen en zijn ‘plek’ bij [instantie] kwijtraken.
Bij [instantie] verblijft veroordeelde bij een beschermde woonvorm van het Leger des Heils. Hij is druk bezig een positieve invulling aan zijn leven te geven. Volgens het Leger des Heils is hij een gewaardeerd personeelslid bij de [stageplek] en een uitmuntend student. Vanwege zijn traumatische verleden en andere problematiek is hij bezig met het opstarten van diagnose en therapie bij Kairos.

Geen opschorting executie

De officier van justitie heeft aangegeven dat de reclassering - juist om de negatieve consequentie van omzetting te voorkomen - veel geduld heeft opgebracht waar het de uitvoering van de taakstraf betrof. Gelet op deze gang van zaken levert tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis geen uitzonderlijke omstandigheid op die leidt tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.

Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, werkstrafunit Oost, van 2 juni 2017, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
Volgens de rapportage van Reclassering Nederland van 2 juni 2017 is de opdracht als mislukt geretourneerd aan justitie, omdat de reclassering daartoe - kort samengevat – geen mogelijkheid meer zag. Veroordeelde heeft met zeer veel moeite een eerdere taakstraf van 60 uur voltooid en 0 uren van de 300 uren gewerkt. Hij is eerst een maand zonder bericht afwezig geweest en bleef zich vervolgens afmelden. Op het moment dat hij geen kant meer op kon, heeft hij zijn begeleider ingeschakeld. De reclassering heeft meer dan voldoende gedaan voor betrokkene. Iedereen behalve veroordeelde is bezig met de taakstraf. Zoals door zijn begeleider is aangegeven, heeft veroordeelde geen tijd voor de taakstraf naast zijn werk en opleiding. Zijn prioriteiten liggen niet bij de taakstraf.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 1 september 2017 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.
De raadsman van veroordeelde en veroordeelde hebben, in aanvulling op het bezwaarschrift, kort samengevat aangevoerd dat veroordeelde zich altijd heeft afgemeld als hij niet kon komen om de taakstraf te verrichten. Er is nooit sprake geweest van onwil, maar het is mis gegaan vanwege de opleiding, de stage en het werk bij de bakkerij. Veroordeelde heeft nu met zijn werkgever afgesproken, dat als hij nog een laatste kans krijgt om de taakstraf te verrichten, dat hij eerst de taakstraf gaat verrichten.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem deze allerlaatste kans moet worden geboden.
De politierechter stelt vast dat veroordeelde zich vele malen heeft ziek gemeld en zonder afbericht niet op afspraken met de reclassering is verschenen. Er zijn over de voortgang van de taakstraf gesprekken met de reclassering geweest, ook met de begeleiders van [instantie] van veroordeelde en de reclassering, waarbij is gesproken over het (te) volle programma van veroordeelde en het verrichten van de taakstraf.
De politierechter ziet echter, gezien de toezegging van veroordeelde dat hij er alles aan wil doen om eerst de 300 uren taakstraf te verrichten, aanleiding om tegemoet te komen aan het verzoek van veroordeelde en zijn raadsman om veroordeelde een allerlaatste kans te geven en hem in de gelegenheid te stellen het resterende deel van de taakstraf te laten verrichten.
De politierechter zal bepalen dat het restant van de taakstraf, gelet op de omstandigheid dat veroordeelde een gedeelte van de vervangende hechtenis in deze zaak heeft uitgezeten, 260 uren bedraagt. De politierechter zal hierbij bepalen dat het restant van de taakstraf binnen 6 maanden na onderhavige beslissing dient te zijn verricht. Als veroordeelde één keer niet op een afspraak verschijnt, dan staat het de reclassering vrij deze opdracht terug te sturen naar justitie.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

BESLISSING

De politierechter
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, politierechter,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2017.