In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Het klaagschrift was ingediend door de klager, die zijn rijbewijs had verloren na een snelheidsovertreding op 12 augustus 2017. Klager had op die datum de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur overschreden met 58 kilometer per uur, terwijl er wegwerkzaamheden aan de gang waren. Klager stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk als taxichauffeur, waarvoor hij recentelijk zijn chauffeursdiploma had behaald en zijn taxipas geldig was. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de ernst van de overtreding en de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in de toekomst.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat rekening moest worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurde na 11 september 2017. Klager kreeg de opdracht om zijn rijbewijs terug te ontvangen met ingang van deze datum. De rechtbank benadrukte dat de officier van justitie de mogelijkheid had om op een later moment een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, die de duur van de inhouding zou kunnen overschrijden.
Deze beslissing werd genomen door mr. P.B. Martens, rechter, in aanwezigheid van E.J.M. Veerman, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2017. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.