5.8.Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over de minderjarige komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. De rechtbank acht het van belang dat de belangen van [minderjarige] door een neutrale instantie worden behartigd gelet op de omstandigheid dat de moeder niet in staat is om nu of in de toekomst voor [minderjarige] te kunnen zorgen en [minderjarige] zal opgroeien in een (perspectief biedend) pleeggezin. De GI is in dat kader de aangewezen instantie.
De voorgestelde voogd, de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming te Amsterdam, heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen en zal worden belast met de voogdij.
De beslissing
De rechtbank:
-
beëindigt het ouderlijk gezagvan
[moeder]over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] ;
-benoemt tot voogd over voornoemde minderjarige: de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, tevens kinderrechter,
mrs. D. van den Brink en C.M.E. de Koning,
in tegenwoordigheid van J. van Saase-Zaagman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam