ECLI:NL:RBAMS:2017:6799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
13/751471-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan België in verband met detentieomstandigheden

Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 15 juni 2017, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 mei 2017 was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft de Nederlandse nationaliteit en is beschuldigd van strafbare feiten volgens het Belgische recht.

De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 3 augustus en 5 september 2017. Tijdens deze zittingen werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in België besproken. De verdediging voerde aan dat er geen garanties waren dat de opgeëiste persoon in België een humane behandeling zou krijgen, vooral gezien zijn medische situatie. De officier van justitie verwees naar eerdere uitspraken van de rechtbank die de detentieomstandigheden in België als acceptabel beschouwden.

De rechtbank oordeelde dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Belgische gevangenissen. De rechtbank herhaalde dat de medische zorg in Belgische detentiecentra zal worden beoordeeld in het kader van de feitelijke overlevering. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751471-17
RK-nummer: 17/3879
Datum uitspraak: 12 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 mei 2017 door de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [GBA] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te [plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft op 3 augustus 2017 het onderzoek gesloten en direct tussenuitspraak gedaan. In deze tussenuitspraak is het onderzoek heropend en geschorst en aangehouden tot de zitting van 5 september 2017.
Met instemming van de officier van justitie en de verdediging is de behandeling van de vordering op 5 september 2017 hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het tijdstip van voornoemde schorsing. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald, de opgeëiste persoon en zijn raadsman.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek. Dit bevel is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, zo volgt uit de aanvullende e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 18 juli 2017. Bij e-mail van 31 augustus 2017 is door de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat het bevel tot aanhouding bij verstek is gedateerd op 15 mei 2017.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Tussenuitspraak 3 augustus 2017

De rechtbank verwijst naar haar overwegingen en beslissingen in de tussenuitspraak van 3 augustus 2017 ten aanzien van:
  • de (dubbele) strafbaarheid van het feit;
  • de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW;
  • de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW.
Die beslissingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De tussenuitspraak van 3 augustus 2017 is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Detentieomstandigheden

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de behandeling van de zaak opnieuw moet worden aangehouden omdat er – anders dan door de officier van justitie is aangekondigd - geen antwoorden zijn gesteld en ontvangen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Bij de beantwoording van deze aanvullende vragen moet bovendien worden ingegaan op de bijzondere medische situatie van de opgeëiste persoon, die lijdt aan ernstige rugklachten en daarom medicinale marihuana krijgt ter bestrijding van de pijn en geen reëel alternatief voorhouden is. De raadsman stelt zich op het standpunt dat uitgezocht dient te worden of in de Belgische detentiecentra medicinale marihuana kan worden verstrekt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar twee uitspraken van de rechtbank van 29 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6233 en ECLI:NL:RBAMS:2017:6234) – geconcludeerd tot verwerping van het aanhoudingsverzoek.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar voornoemde uitspraken van 29 augustus 2017 overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de aard en de ernst van (met name) de Openbare verklaring van 13 juli 2017 van het CPT aanleiding hebben gegeven om nadere inlichtingen te vragen aan de Belgische autoriteiten, herhaalt de rechtbank haar oordeel dat de beschikbare informatie ten tijde van de tussenuitspraak van 3 augustus 2017 niet de conclusie rechtvaardigde dat er sprake is van een (algemeen) reëel gevaar in Belgische gevangenissen op een onmenselijke of vernederende behandeling. De algemene aanvullende informatie die de rechtbank nadien in vergelijkbare Belgische zaken heeft ontvangen, rechtvaardigt deze conclusie des te minder. Dat deze informatie – geciteerd in de gepubliceerde uitspraken van 29 augustus 2017 – in onderhavige zaak niet is overgelegd, is voor de beoordeling dus niet van doorslaggevend belang (geweest).
Mede in aanmerking genomen wat de raadsman naar voren heeft gebracht omtrent de, overigens niet met stukken onderbouwde stellingen, omtrent de medische situatie van de opgeëiste persoon, heeft de rechtbank thans geen bewijzen dat er een (
algemeen) reëel gevaar bestaat dat personen die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Aan het op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 in de zaken
Aranyosi en Căldăraru(ECLI:EU:2016:198) te hanteren toetsingskader dat ziet op het uitsluiten van het
individuelerisico voor de opgeëiste persoon, komt de rechtbank dan ook niet toe. Garanties omtrent het detentieregime waarin de opgeëiste persoon terecht zal komen, zijn aldus niet relevant. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden en verwerpt het verweer.

6.Artikel 35 van de OLW

De rechtbank herhaalt haar overweging uit de tussenuitspraak van 3 augustus 2017 dat, voor zover de medische zorg in Belgische detentiecentra niet voldoende toereikend zou zijn, de gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon zal worden beoordeeld in het kader van de feitelijke overlevering op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW, welke beoordeling is voorbehouden aan de officier van justitie.

7.Nederlandse strafzaken / artikel 36 van de OLW

De raadsman heeft gewezen op het feit dat tegen de opgeëiste persoon in Nederland meerdere strafzaken aanhangig zijn. Deze procedures moeten zijn afgerond voordat de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd en ook voordat een eventuele tijdelijke terbeschikkingstelling plaats kan vinden., aldus de raadsman.
De rechtbank is, met de officier van justitie en nog los van de juistheid van het door de raadsman ingenomen standpunt, van oordeel dat uit het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de OLW volgt dat nog in Nederland lopende strafzaken geen rol spelen bij de door de rechtbank te nemen beslissing over de toelaatbaarheid van de overlevering. Ditzelfde geldt voor de mogelijkheid van een voorlopige terbeschikkingstelling van de opgeëiste persoon, zoals bepaald in artikel 36, tweede lid, van de OLW. Het verweer wordt daarom verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 140 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.