In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor een dakopbouw. De eiser, aangeduid als [de man], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam, dat op 18 mei 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend aan [belanghebbende] voor de bouw van een dakopbouw. Het bestreden besluit, dat het bezwaar van [de man] ongegrond verklaarde, werd door de rechtbank beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning verleend is onder de voorwaarde dat de detailconstructieberekeningen voor de constructie ten minste drie weken voor de aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring moeten worden overgelegd. De rechtbank oordeelde dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hoofdlijn van de constructie duidelijk was en dat de goedkeuring van de detailconstructieberekeningen niet onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank heeft de argumenten van [de man] over onbevoegdheid van de ondertekening van het primaire besluit en de vermeende partijdigheid van de commissie verworpen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van omgevingsvergunningen en de rol van de bezwaarprocedure in het bestuursrecht.