Beoordeling
5. Het gaat in deze zaak om de gevolgen van het afbreken van onderhandelingen over een financieringsovereenkomst. Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. Het gaat hier om een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf (Hoge Raad 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, rechtspraak.nl). 6. Tussen partijen is niet in geschil dat van gerechtvaardigd vertrouwen van Dominus in het totstandkomen van de financieringsovereenkomst geen sprake is geweest, en dat het Syntrus in zoverre vrij stond de onderhandelingen af te breken. Het gaat in casu om de door de Hoge Raad genoemde “andere omstandigheden”. De stellingen van Dominus houden immers in dat het Syntrus in verband met de omstandigheid dat zij Dominus onnodig taxatiekosten heeft laten maken alvorens tot een afwijzing van de kredietaanvraag te komen, niet vrij stond om de onderhandelingen af te breken, dat wil zeggen dat Syntrus dit alleen mocht doen onder vergoeding van de relevante kosten. Uit voornoemd arrest van de Hoge Raad volgt dat, indien wordt geoordeeld dat Syntrus in zoverre haar verplichting heeft geschonden om haar gedrag mede door de gerechtvaardigde belangen van Dominus te laten bepalen, kan worden geoordeeld dat Syntrus dan verplicht is om de relevante schade te vergoeden.
7. Voorop wordt gesteld dat uit de feiten volgt dat Syntrus de financieringsaanvraag heeft afgewezen vanwege de – naar de financieringsmaatstaven van Syntrus gemeten – té lage kwaliteit van het vastgoed. Dit blijkt uit de verklaring van 24 maart 2016 gelezen in combinatie met de aanvullende verklaring van 28 april 2016, waarbij Syntrus voorts aangaf eerder per abuis eveneens de energielabels van de panden als afwijzingsgrond te hebben genoemd. De door partijen gevoerde discussie over deze energielabels behoeft daarmee geen verdere bespreking.
8. Syntrus heeft, nadat er tussen partijen een geschil was ontstaan, nog twee andere afwijzingsgronden naar voren gebracht: ten eerste dat het vastgoed niet voldoet aan de eis dat het minimaal een executiewaarde van € 4.000.000,00 vertegenwoordigt (welke eis volgens Syntrus is neergelegd in de op 28 oktober 2015 gegeven hoofdlijnen (hierna: de hoofdlijnen)), en ten tweede de wijze waarop Dominus het vastgoed beheert.
Met Dominus oordeelt de kantonrechter dat onvoldoende is gesteld en niet is gebleken dat deze twee kwesties daadwerkelijk gronden voor afwijzing waren. De verklaring van 24 maart 2016 en de als toelichting en verbetering bedoelde verklaring van 28 april 2016 reppen immers met geen woord over deze twee afwijzingsgronden. Bovendien blijkt uit de tekst van de hoofdlijnen of anderszins niet dat deze kwesties als afwijzingsgrond hadden kunnen dienen.
9. Gelet op het voorgaande overweegt de kantonrechter ten aanzien van de door Syntrus gehanteerde afwijzingsgrond, te weten dat de kwaliteit van het vastgoed te laag is, het volgende. De door Syntrus geformuleerde hoofdlijnen voor een mogelijke financieringsaanbieding wijzen er niet op dat Syntrus, los van de getaxeerde marktprijs, bepaalde minimumeisen stelt aan de fysieke kwaliteit van het als onderpand te dienen vastgoed. In de hoofdlijnen worden enkele concrete randvoorwaarden genoemd en verder dat er een “conveniërend taxatierapport” moet komen. In die term mag als vanzelfsprekend worden gelezen dat het rapport moet “conveniëren” aan de eis van een voldoende motivering en aan de eis dat het vastgoed voldoende hoog wordt getaxeerd voor de uiteindelijk te verstrekken kredietsom (in casu een kredietsom gerelateerd aan een marktwaarde van € 3.985.000,00 c.q. een zekere executiewaarde, een waarde die voor Syntrus geen reden vormde om geen financiering te verlenen). Echter, dat het rapport daarnaast moet “conveniëren” aan specifieke door Syntrus gehanteerde kwaliteitseisen aangaande het vastgoed, is zonder nadere toelichting niet duidelijk. Zonder deze vooraf door Syntrus gegeven toelichting behoefde Dominus dan ook niet bedacht te zijn op het bestaan van dergelijke kwaliteitseisen. Als Syntrus deze toelichting wel had gegeven, had Dominus – zo is door Syntrus niet betwist – ook zonder de hulp van een taxatierapport aan Syntrus het gewenste inzicht in de staat van haar vastgoed kunnen geven.
10. Geconcludeerd wordt dan ook dat het Syntrus niet vrij stond om de onderhandelingen af te breken. Zij kon dat slechts onder betaling van de relevante kosten die Dominus heeft moeten maken. Door dat niet te doen heeft Syntrus voornoemde verplichting om haar gedrag mede door de gerechtvaardigde belangen van Dominus te laten bepalen, geschonden. Syntrus zal de hiermee gemoeide schade dienen te vergoeden, met inachtneming van het hierna onder 11. en verder overwogene.
11. De schade van Dominus wordt begroot op de kosten van het taxatierapport exclusief btw. Het verweer van Syntrus dat de btw geen schade is, is door Dominus immers niet meer weersproken.
12. De kantonrechter overweegt verder het volgende. Het verweer van Syntrus dat Dominus het taxatierapport inmiddels heeft kunnen gebruiken voor de herfinanciering bij ING houdt een beroep op voordeelstoerekening in: de normschending door Syntrus heeft voor Dominus immers naast schade tevens het voordeel opgeleverd dat voor de herfinancieringsaanvraag bij ING geen taxatiekosten behoefden te worden gemaakt. Syntrus draagt ter zake van dit verweer de stelplicht en de bewijslast. Aan de stelplicht kunnen, gezien de beperkte invloedssfeer van Syntrus in dit kader, niet te zware eisen worden gesteld, en de kantonrechter oordeelt dat aan de stelplicht is voldaan. Voor Dominus geldt juist een verzwaarde plicht om haar betwisting te onderbouwen: Dominus weet immers op welke basis haar herfinancieringsaanvraag bij ING is toegewezen en zou haar betwisting dus concreet moeten kunnen maken. Dominus heeft van haar kant aangevoerd dat de financiering van het vastgoed reeds bij ING liep, dat deze expireerde zodat herfinanciering nodig was, en dat de taxatie door Ooms niet in de gesprekken met ING is gebruikt. Aan de plicht van Dominus om haar betwisting voldoende te onderbouwen, is naar het oordeel van de kantonrechter hiermee nog niet voldaan: de door Dominus geschetste omstandigheden laten immers onverlet de – niet onaannemelijke – mogelijkheid dat ING voor de herfinanciering een (hernieuwde) taxatie van het vastgoed heeft verlangd, waarmee de stelling van Dominus dat het rapport van Ooms niet in de gesprekken met ING is gebruikt niet meer dan een blote stelling is. Dominus heeft niet geconcretiseerd op welke basis ING het vastgoed wél als zekerheid heeft geaccepteerd in het kader van de herfinanciering.
13. Dominus zal op de voet van artikel 22 Rv worden opgedragen alsnog toe te lichten op welke basis ING het hier relevante vastgoed als zekerheid heeft geaccepteerd in het kader van de herfinanciering, zulks door middel van het bij akte overleggen, waar nodig met toelichting, van relevante stukken aangaande de herfinanciering – waarbij privacy-gevoelige gegevens mogen worden witgemaakt – waarbij ook kan worden gedacht aan een ondertekende verklaring van de desbetreffende ING-medewerker over het al dan niet gebruiken van de onderhavige taxatie in het kader van de herfinancieringsaanvraag bij ING.
14. Het beroep van Syntrus op eigen schuld faalt. Dit ligt besloten in de redenering die is opgeschreven onder randnummer 9, met name de overweging dat zonder nadere toelichting Dominus niet bedacht behoefde te zijn op het bestaan van bepaalde door Syntrus gehanteerde kwaliteitseisen aan het vastgoed.
15. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte als bedoeld in randnummer 13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.