ECLI:NL:RBAMS:2017:6371

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1013
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking wapenverlof wegens verdenking van misdrijf en kinderporno

Op 1 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de korpschef van politie terecht het wapenverlof van eiser had ingetrokken. Eiser was verdachte van een misdrijf, waarbij kinderporno op zijn laptop was aangetroffen. De rechtbank stelde vast dat er aanwijzingen waren dat het onder zich hebben van wapens niet langer aan eiser kon worden toevertrouwd. De politie had bevestigd dat er kinderporno op de laptop van eiser was aangetroffen, en de verdenking was ten tijde van het bestreden besluit nog relatief recent, wat het risico op misbruik vergrootte.

Eiser had eerder een wapenverlof dat geldig was tot en met 31 mei 2017, maar de korpschef had op 23 augustus 2016 het voornemen tot intrekking van dit verlof geuit. Eiser had hiertegen administratief beroep ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 augustus 2017 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser voerde aan dat de twijfels van verweerder niet objectief toetsbaar waren en dat hij dertig jaar zonder problemen een wapenverlof had gehad.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef op basis van de beschikbare informatie, waaronder mutatierapporten en een mailwisseling met de politie, terecht had geconcludeerd dat er aanwijzingen waren voor misbruik. De rechtbank vond dat de veiligheid van de samenleving zwaarder woog dan de belangen van eiser bij het behoud van zijn wapenverlof. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/1013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.M.A. Appelman),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Schonenberg).

Procesverloop

Met het besluit van 23 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft de korpschef van politie (de korpschef) het aan eiser verleende verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie ingetrokken.
Met het besluit van 6 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. De korpschef heeft op 30 april 2016 een wapenverlof tot en met 31 mei 2017 aan eiser verleend. Uit een mutatierapport van de politie van 29 mei 2016 blijkt dat de werkgever van eiser op 27 mei 2016 met de politie heeft gebeld en heeft verklaard dat er kinderporno op de bedrijfslaptop van eiser was aangetroffen. Uit een mutatierapport van 30 mei 2016 blijkt dat de wapens van eiser op 30 mei 2016 door de politie in bewaring zijn genomen. Uit het journaal van 14 juni 2016 van de politie blijkt dat de harde schijf, laptop en telefoon van eiser op 30 mei 2016 door de politie in beslag zijn genomen. Uit hetzelfde journaal blijkt dat eiser op 30 mei 2016 door zijn werkgever op non‑actief is gesteld.
Standpunten van partijen
2.1.
Op 2 augustus 2016 heeft de korpschef aan eiser het voornemen gestuurd om zijn wapenverlof in te trekken.
2.2.
Eiser heeft een zienswijze ingediend. Met het primaire besluit heeft de korpschef het wapenverlof van eiser ingetrokken. Volgens de korpschef is er sprake van vrees voor misbruik op grond waarvan het verleende verlof kan worden ingetrokken. Eiser wordt namelijk verdacht van het plegen van een misdrijf en heeft problemen in de arbeidssfeer, waardoor geringe twijfel is ontstaan of het verantwoord is dat eiser wapens of munitie voor handen mag hebben.
2.3.
Eiser heeft administratief beroep ingesteld tegen het primaire besluit. Verweerder heeft het administratief beroep van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Eiser heeft weliswaar geen conflict meer in de arbeidsrechtelijke sfeer, nu zijn arbeidsovereenkomst is ontbonden, maar wordt nog wel als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Daarom is er geringe twijfel of het onder zich hebben van wapens of munitie aan eiser kan worden toevertrouwd.
3. Eiser voert in beroep aan dat de twijfel van verweerder niet objectief toetsbaar is. Hij heeft de kinderporno op zijn bedrijfslaptop nooit gedownload of bekeken. Daarbij is er geen sprake meer van risicofactoren in de arbeidsrechtelijke sfeer, nu het arbeidscontract is ontbonden en eiser ander werk heeft gevonden. Ook is verweerder volgens eiser onterecht voorbijgegaan aan het feit dat eiser dertig jaar zonder problemen een wapenverlof heeft gehad. Eiser heeft ter zitting nog meegedeeld dat hij lid was van twee schietverenigingen en de wapensport een belangrijke hobby voor hem vormt. Ten slotte heeft eiser gewezen op de verklaring van zijn huisarts van 3 november 2016, waarin staat dat eiser geen voorgeschiedenis van psychische klachten, depressie of afwijkend gedrag heeft.
Procesbelang
4. Het ingetrokken verlof was verleend tot en met 31 mei 2017. Deze termijn is inmiddels verstreken. Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijk behandeling van het beroep, moet daarom eerst worden beoordeeld of eiser nog belang bij de beoordeling van zijn beroep heeft. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij verwacht dat de onderhavige procedure van invloed is op toekomstige aanvragen voor een wapenverlof. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan procesbelang ook zijn gelegen in de omstandigheid dat een inhoudelijk oordeel van de bestuursrechter over het betreffende besluit kan worden betrokken bij toekomstige besluiten. [1] De rechtbank vindt dat eiser daarom belang heeft bij de beoordeling van de intrekking en verklaart het beroep ontvankelijk.
Regelgeving en beleid
5.1.
Op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet wapens en munitie (Wwm) kunnen de in deze wet vermelde erkenningen, consenten, vergunningen, verloven en ontheffingen, onverminderd de bijzondere gronden tot wijziging of intrekking daarvan, door het bestuursorgaan dat deze heeft verleend of door de minister worden gewijzigd of ingetrokken indien er aanwijzingen zijn dat aan de houder daarvan het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd.
5.2.
De Circulaire Wapens en Munitie 2016 (de Circulaire) vormt een geheel van algemene aanwijzingen voor ambtenaren belast met de uitvoering van de wapenwetgeving. Volgens onderdeel B, paragraaf 1.1. van de Circulaire zijn 'vrees voor misbruik' als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wwm en 'het niet langer kunnen toevertrouwen' als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wwm twee verschillende omschrijvingen voor in feite dezelfde situatie. Hetgeen in de Circulaire is vermeld met betrekking tot de invulling van het criterium 'vrees voor misbruik', kan daarom analoog worden toegepast indien het de intrekking of weigering van een vergunning betreft om reden dat het voorhanden hebben van wapens of munitie niet of niet langer kan worden toevertrouwd.
Volgens onderdeel B, paragraaf 1.2. van de Circulaire vormen wapens en munitie een potentieel ernstige bedreiging indien zij in handen komen van personen die onvoldoende betrouwbaar zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben. Daarom wordt een restrictief beleid gevoerd waar het de toepassing van het criterium 'geen vrees voor misbruik' betreft. Degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie komt in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde. Bij het onderzoek in verband met de vraag of er vrees voor misbruik bestaat kan gebruik worden gemaakt van informatie afkomstig uit de registers van de justitiële documentatie en van andere, politiële informatie, die afkomstig kan zijn uit verschillende bronnen.
Volgens dezelfde paragraaf van de Circulaire kan vrees voor misbruik worden gebaseerd op een door de politie opgemaakt proces-verbaal dat (nog) niet tot een veroordeling heeft geleid of in het geval dat de persoon in kwestie in hechtenis heeft gezeten, zonder dat daar een onherroepelijke rechterlijke uitspraak aan ten grondslag ligt. Een geval waarin een proces‑verbaal (nog) niet tot een veroordeling heeft geleid, doet zich voor wanneer de zaak zo recent is dat van een beslissing door de rechter of de officier van justitie nog geen sprake is (kan zijn) geweest.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling strekt de in artikel 7, tweede lid, van de Wwm, verleende bevoegdheid tot het treffen van een maatregel tot bescherming van de veiligheid van de samenleving en niet tot het opleggen van een strafrechtelijke sanctie. Tegen de achtergrond van dat grote maatschappelijke veiligheidsbelang is reeds een geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het verlof voldoende reden om een verlof in te trekken, mits deze twijfel objectief toetsbaar is. [2]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er aanwijzingen zijn dat het onder zich hebben van wapens niet aan eiser kan worden toevertrouwd. Er is in ieder geval geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het wapenverlof van eiser. Verweerder heeft deze twijfel in het bestreden besluit niet gebaseerd op het arbeidsrechtelijk geschil van eiser. De twijfel is wel gebaseerd op de mutatierapporten van 29 mei 2016 en 30 mei 2016, het journaal van 14 juni 2016 en een mailwisseling tussen verweerder en de politie, die de gemachtigde van verweerder tijdens de zitting heeft overgelegd. In deze mailwisseling van 31 oktober 2016 wordt door de zedenpolitie bevestigd dat kinderporno op de inbeslaggenomen gegevensdragers van eiser is aangetroffen en dat eiser wordt aangemerkt als verdachte. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij is aangemerkt als verdachte, is verhoord en ook een nacht in hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van voormelde stukken terecht heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen bestaan dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf. Eiser heeft in dit kader geen tegenbewijs in het geding gebracht. Gelet daarop bestaat twijfel of aan eiser het onder zich hebben van wapens of munitie langer kan worden toevertrouwd. Daarbij was de verdenking en politiële informatie ten tijde van het bestreden besluit nog relatief zo recent, dat is voor te stellen dat dit nog niet tot vervolging of een veroordeling kon leiden. De verklaring van de huisarts van eiser en het feit dat eiser dertig jaar zonder problemen een wapenverlof heeft gehad doen aan het bestaan van (geringe) twijfel niet af. Verweerder heeft tot slot het belang van de veiligheid in de samenleving in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de door eiser gestelde belangen bij het behoud van zijn wapenverlof.
7. Verweerder heeft het primaire besluit tot intrekking van eisers wapenverlof terecht in stand gelaten. Het beroep van eiser is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter ook vragen een voorlopige maatregel te nemen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:725.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2594.