Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2017 in de zaak tussen
[de man] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Oegandese vreemdeling, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser ontving bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), maar deze bijstand werd per 16 juli 2016 ingetrokken omdat hij geen geldige verblijfstitel had. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet de Nederlandse nationaliteit heeft en niet rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om gelijkgesteld te worden met een Nederlander op basis van de Pw. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat eiser geen inkomen of vermogen heeft. Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op bijstand vanwege zijn kwetsbare situatie, maar de rechtbank oordeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM niet kunnen leiden tot bijstandsverlening aan een vreemdeling die niet gelijkgesteld is met een Nederlander.
De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijzondere bijstand op goede gronden heeft plaatsgevonden en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.