ECLI:NL:RBAMS:2017:6105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
23 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4680
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat te laat was ingediend. Eiser had op 15 december 2015 een aanvraag ingediend voor een vervangingsvergunning voor een vaartuig, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 6 juni 2016 ongegrond verklaard. Eiser diende vervolgens op 19 juli 2016, na afloop van de beroepstermijn, een beroepschrift in bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het beroepschrift na de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank wees erop dat de termijn voor het instellen van beroep op 7 juni 2016 begon en dat de laatste dag voor indiening op 18 juli 2016 viel. Eiser had zijn beroepschrift pas op 19 juli 2016 ingediend, wat de rechtbank niet als verschoonbaar beschouwde. Eiser had de mogelijkheid om zijn beroepschrift eerder in te dienen, en de rechtbank volgde hiermee de geldende rechtspraak.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de strikte toepassing van de termijnen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee leden, en de griffier was aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/4680
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. N.I.S.A. Roelofs).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een vervangingsvergunning voor het vaartuig [met de naam] afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank oordeelt ambtshalve dat eiser na afloopt van de beroepstermijn beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Het bestreden besluit is bekend gemaakt op 6 juni 2016. Op die datum is het besluit (aangetekend) verzonden aan eiser. Artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de beroepstermijn de dag na bekendmaking aanvangt. Dit betekent dus dat de termijn voor het instellen van beroep is aangevangen op 7 juni 2016. Omdat de termijn voor het instellen van beroep zes weken bedraagt (zie artikel 6:7 van de Awb) is de laatste dag van de termijn maandag 18 juli 2016. Het digitale beroepschrift is op 19 juli 2016 om 00:40 uur ingediend.
2. Als een beroepschrift te laat is ingediend, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat is slechts anders als de overschrijding van de termijn verschoonbaar kan worden geacht (zie artikel 6:11 van de Awb). Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij had ingelogd met zijn DigiD, maar dat hij automatisch bleek uitgelogd toen hij inactief was. Op het moment dat eiser zich realiseerde dat zijn account op inactief stond, heeft hij opnieuw ingelogd met zijn DigiD en zijn beroepschrift digitaal ingediend. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding de termijnoverschrijding van het beroepschrift verschoonbaar te achten. Eiser had zijn beroepschrift ook eerder kunnen indienen. Deze uitspraak past in de lijn van de rechtspraak van de rechtbanken en de appelcolleges.
6. Gelet op het voorgaande dient het beroep van eiser niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mr. R.B. Kleiss en mr. J.C. Boeree, leden, in aanwezigheid van mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier, op 15 maart 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.