In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een schadestaatprocedure na een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. In die uitspraak, gedateerd 2 februari 2016, werd vastgesteld dat ING Bank N.V. toerekenbaar tekort was geschoten in haar zorgplicht jegens de eisers, die gezamenlijk een woninghypotheek bij de bank hadden afgesloten. De eisers vorderden een schadevergoeding van € 482.718,81, die was opgebouwd uit verschillende schadeposten, waaronder teveel betaalde rente en kosten die voortvloeiden uit de overkreditering. De rechtbank oordeelde dat de teveel betaalde rente € 25.412,72 bedroeg, maar dat dit bedrag verminderd moest worden met het belastingvoordeel dat de eisers hadden genoten, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 15.247,63. De rechtbank verwierp het verweer van ING dat de schade moest worden gematigd op grond van eigen schuld, omdat de schending van de zorgplicht door ING vaststond. De overige schadeposten werden afgewezen wegens gebrek aan causaal verband met de overkreditering. De rechtbank veroordeelde ING tot betaling van het vastgestelde schadebedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en ook tot vergoeding van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 30 augustus 2017.