ECLI:NL:RBAMS:2017:5983

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 919
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking milieu-informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De eiseres had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van een document dat betrekking had op de import en opslag van Lucky Bamboo. Het primaire besluit van de verweerder, dat gedeeltelijke openbaarmaking van het document inhield, werd door de eiseres bestreden. De rechtbank diende te beoordelen of het document milieu-informatie bevatte, zoals gedefinieerd in de Wet milieubeheer (Wm).

De rechtbank oordeelde dat het document geen milieu-informatie bevatte, omdat het geen gegevens bevatte over de toestand van elementen van het milieu of factoren die deze elementen aantasten. De rechtbank concludeerde dat de verweerder zich op goede gronden had beroepen op de weigeringsgronden van de Wob, aangezien openbaarmaking van bepaalde passages zou leiden tot reputatieschade en financiële schade voor betrokken bedrijven. De rechtbank wees het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder om openbaarmaking te weigeren.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder informatie kan worden vrijgegeven op basis van de Wob, vooral wanneer het gaat om vertrouwelijke bedrijfsinformatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank stelde vast dat de belangen van de betrokken partijen zwaarder wogen dan het belang van openbaarmaking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: W. Reinhold),
en

De Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om openbaarmaking van een document op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 4 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.C.M. Niekes en M.G.A. de Jong.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft in een e-mail van 29 juli 2016 met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van document 29 (hierna: het document).
Besluiten van verweerder
2. In het primaire besluit heeft verweerder besloten het document gedeeltelijk openbaar te maken. Een deel is niet openbaar gemaakt in verband met de vertrouwelijkheid van bedrijfs- en fabricagegegevens, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bij de openbaarmaking betrokken personen en om te voorkomen dat betrokken bedrijven en derden onevenredig worden benadeeld.
3. In het bestreden besluit handhaaft verweerder het primaire besluit. Het document bevat volgens verweerder geen informatie die valt onder de definitie van het begrip ‘emissie’ als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (Wm). Evenmin bevat het document informatie die valt onder de in artikel 19.1a, eerste lid, van de Wm opgenomen opsomming van gegevens die als milieu-informatie worden beschouwd. Omdat het document geen milieu-informatie bevat, kan verweerder zich niet verenigen met het standpunt van eiseres dat op grond van artikel 10, zesde lid, van de Wob een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is uitgesloten. Het document bevat informatie over bedrijven en derden die direct of indirect betrokken zijn geraakt bij de gecontroleerde bedrijven. Het is zeer wel denkbaar dat openbaarmaking van deze gegevens, deze bedrijven onevenredig zou schaden. Deze schade zou bestaan uit reputatieschade en/of financiële schade. Daarnaast staan in het document bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn meegedeeld tijdens een bezoek aan het desbetreffende bedrijf door een inspecteur. Uit deze gegevens kunnen wetenswaardigheden worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering, het productieproces, of de afzet van producten of de kring van afnemers of leveranciers. Tot slot staan in het document gegevens die de persoonlijke levenssfeer betreffen. Niet ondenkbaar is dat de betreffende personen in hun persoonlijke levenssfeer op negatieve wijze benaderd kunnen worden.
Standpunten van partijen
4. Eiseres voert aan dat de informatie in het document milieu-informatie is. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft, om het risico op de invoer en verspreiding van de tijgermug te beheersen, bij de import van Lucky Bamboo regelgeving opgesteld op basis van de Warenwet, te weten het Warenwetbesluit Lucky Bamboo. In de niet-limitatieve opsomming van het tweede lid (de rechtbank begrijpt: eerste lid) van artikel 19.1a van de Wm wordt genoemd “biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen”. De tijgermug is volgens eiseres onderdeel van de biologische diversiteit en bovendien zeer vergelijkbaar met genetisch gemodificeerde organismen. Bij genetisch gemodificeerde organismen gaat het om nieuwe organismen. Invasieve exoten zoals de tijgermug zijn ook nieuw in het gebied waar ze door menselijk toedoen terecht zijn gekomen. Eiseres verwijst verder naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2013:2700) waaruit blijkt dat de aanwezigheid van tijgermuggen bij een bedrijf valt onder de zorgplicht van het op de Wm gebaseerde Activiteitenbesluit milieubeheer. Als de preventie van tijgermuggen bij een bedrijf valt onder de zorgplicht van het Activiteitenbesluit milieubeheer, valt volgens eiseres niet in te zien waarom de gevraagde informatie niet als milieu-informatie zou moeten worden aangemerkt.
5. Verweerder stelt in het verweerschrift dat alleen die documenten die daadwerkelijk milieu-informatie bevatten onder milieu-informatie moeten worden verstaan. Documenten die aan dergelijke informatie slechts refereren zonder dat ze zelf die informatie bevatten, vallen daar niet onder. Verweerder verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 november 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK1977). Er is in deze zaak sprake van een rapport van import zending. Dit rapport ziet niet toe op informatie die betrekking heeft op de toestand van elementen van het milieu. Er wordt hier zelfs niet aan gerefereerd. Er is volgens verweerder dan ook geen sprake van milieu-informatie.
Wettelijk kader
6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder milieu-informatie verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wm.
7. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
8. Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder e, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Ingevolge het vierde lid, tweede volzin, blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
Ingevolge het zesde lid is het tweede lid, aanhef en onder g, niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
9. Ingevolge artikel 19.1a, eerste lid, van de Wm wordt in hoofdstuk 19 van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder milieu-informatie verstaan alle informatie, neergelegd in documenten, over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e. kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voor zover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.
Beoordeling van de rechtbank
10. Allereerst merkt de rechtbank op dat eiseres op de zitting heeft aangegeven niet langer de informatie te wensen van de persoon die de melding heeft gemaakt van de partij Lucky Bamboo en van de medewerker van het Team CMV. De rechtbank hoeft hierover dan ook geen beslissing meer te nemen.
11. De rechtbank dient te beoordelen of er sprake is van milieu-informatie. Het gaat hier om een rapport waarin wordt geconstateerd dat een partij Lucky Bamboo niet volgens de daarvoor geldende regeling (Warenwetbesluit Lucky Bamboo) geïmporteerd en opgeslagen is. De weggelakte stukken in het document bevatten informatie over namen en adresgegevens van de diverse bedrijven en personen die betrokken zijn geweest bij de import en opslag van deze partij Lucky Bamboo, de hoeveelheid Lucky Bamboo bij deze bedrijven, welke soort insecticide is gebruikt bij het bezochte bedrijf ter bestrijding van de tijgermug en de dosering daarvan.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het rapport informatie bevat over de toestand van de biologische diversiteit en haar componenten dan wel van genetisch gemodificeerde organismen. Ook al zou de rechtbank de tijgermug scharen onder de biologische diversiteit en haar componenten dan nog bevat het rapport geen gegevens over de toestand van de tijgermug. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit rapport op zichzelf geen gegevens inhoudt over de toestand van de elementen van het milieu.
De rechtbank constateert verder dat de weggelakte stukken, zoals hierboven omschreven, geen gegevens betreffen over factoren die de elementen van het milieu aantasten dan wel gegevens over een activiteit die een uitwerking kan hebben op de genoemde elementen of factoren.
De rechtbank concludeert dan ook dat de weggelakte informatie in document 29 geen milieu-informatie is.
12. Nu er geen sprake is van milieu-informatie zijn de weigeringsgronden genoemd in artikel 10 van de Wob van toepassing.
13. De rechtbank is van oordeel dat een deel van de door verweerder weggelakt passages onder de weigeringsgronden genoemd in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c valt aangezien uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.
14. Daarnaast is de rechtbank is van oordeel dat, gelet op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob verweerder zich bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de belangen van de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder openbaarmaking van de betreffende passages in het document heeft mogen weigeren.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Van proceskosten is niet gebleken. Voor vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M.M. Zuidwijk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.