ECLI:NL:RBAMS:2017:5922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
AWB 17/1357
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige blokkering van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) door de Sociale verzekeringsbank (Svb)

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan over de blokkering van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van eisers door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had de AIO geblokkeerd in verband met een onderzoek naar het vermogen van eisers in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat de blokkering over de periode van 1 oktober 2016 tot en met 1 februari 2017 onrechtmatig was, omdat de Svb na 14 september 2016 geen onderzoeksactiviteiten meer had ondernomen en eisers had laten weten dat zij geen aanvullende informatie konden verstrekken. De rechtbank benadrukte dat het belang van eisers bij uitbetaling van de AIO zwaarder diende te wegen dan het belang van de Svb om te voorkomen dat er ten onrechte AIO werd betaald.

Eisers, die sinds maart 2010 de AIO ontvangen, hadden bezwaar gemaakt tegen de blokkering en het voortduren daarvan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Svb, dat het bezwaar tegen het voortduren van de blokkering ongegrond had verklaard, en herstelde de blokkering over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 maart 2017. De rechtbank oordeelde dat de Svb onvoldoende had aangetoond dat de blokkering gerechtvaardigd was na 14 september 2016, en dat de eisers recht hadden op uitbetaling van de AIO.

De rechtbank heeft de Svb ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/1357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, en

[eiseres] ,te Amsterdam, eiseres
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. N. Turkkol),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. A.H.I. Hoogenraad).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juni 2016 (het primaire besluit) heeft de Svb de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) die eisers ontvangen, geblokkeerd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 1 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar, voor zover dat is gericht tegen de blokkering van de AIO niet-ontvankelijk verklaard, en voor zover dat is gericht tegen het voortduren van de blokkering ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld tijdens de zitting van 27 juni 2017. Eisers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H.I. Hoogenraad.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze procedure?
1. Eisers ontvangen sinds maart 2010 de AIO als aanvulling op hun pensioen dat zij op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangen. Op 20 maart 2015 hebben eisers een ingevuld formulier “Verblijf en vermogen buiten Nederland” ondertekend. Hierin verklaren eisers dat zij eigenaren zijn van een huis in Turkije. De Svb heeft om die reden een onderzoek gestart naar het vermogen van eisers en hun AIO gedurende dit onderzoek geblokkeerd. Dit is in het primaire besluit aan eisers bekend gemaakt.
2. Vervolgens heeft de Svb aan eisers in een brief van 22 juni 2016 om een kopie van hun Turkse identiteitsnummers gevraagd, de zogeheten Kimlik. De Svb heeft hierbij aangegeven de Kimlik nodig te hebben om onderzoek naar het inkomen en vermogen van eisers in het buitenland te kunnen doen. Eiseres is hierna op bezoek geweest bij de Svb en heeft toen verklaard dat de woning niet van hun is, maar van hun dochter, en dat iemand van de moskee het formulier heeft ingevuld.
3. De Svb heeft toen in een brief van 12 augustus 2016 aan eisers gevraagd om bewijsstukken waaruit blijkt wanneer eisers eigenaar waren van het huis, wanneer zij het huis aan hun dochter hebben verkocht en wat de waarde van het huis was bij de aan- en verkoop. De Svb heeft eisers verzocht deze informatie voor 14 september 2016 over te leggen.
4. Op 23 augustus 2016 hebben eisers een brief aan de Svb geschreven over de blokkering en verzocht het onderzoek te schorsen en de kwestie af te sluiten. De Svb heeft deze brief opgevat als een bezwaar tegen het primaire besluit en tegen de voortduring van de blokkering. Het bezwaar tegen het primaire besluit heeft de Svb in het bestreden besluit
niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van bezwaar. Het bezwaarschrift tegen het voortduren van de blokkering heeft de Svb in hetzelfde besluit ongegrond verklaard, omdat eisers de gevraagde informatie nog niet hadden geleverd. Volgens verweerder is het daarom gerechtvaardigd de blokkering te laten voortduren.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
De toepasselijke regels en rechtspraak
5.1.
De AIO is een onderdeel van de Participatiewet (Pw). Op grond van artikel 47a van de Pw heeft de Svb tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO. De Svb kan op grond van artikel 54, eerste lid, van de Pw de bijstand opschorten voor de duur van ten hoogste acht weken als de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent.
5.2.
Of het blokkeren of stopzetten van de betaling van bijstand is geoorloofd, hangt volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) af van het antwoord op de vraag of het bijstandverlenend orgaan - in dit geval de Svb - op goede gronden van oordeel is, althans ten minste het gegronde vermoeden kan hebben, dat een betrokkene geen recht (meer) heeft op een (volledige) bijstandsuitkering. [1] Als regel zal daartoe aanleiding bestaan als uit onderzoek gegevens bekend worden die erop duiden dat een betrokkene zijn wettelijke inlichtingenverplichting niet of niet volledig is nagekomen, maar nog onvoldoende grondslag bestaat om alvast tot herziening of intrekking van de bijstand over te gaan. Voor een blokkering van de betaling van de bijstand is niet vereist dat een geconstateerde schending van de inlichtingenverplichting met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot gevolg heeft dat geen recht op bijstand (meer) bestaat.
5.3.
Indien in een bezwaarschrift tegen een blokkeringsbesluit niet alleen gronden zijn gericht tegen de eerste blokkering en daarmee tegen de blokkering als zodanig, maar ook tegen het voortduren ervan, dient dat bezwaar tevens te worden aangemerkt als te zijn gericht tegen de herhaling van het blokkeringsbesluit in de kalendermaanden na dat blokkeringsbesluit. Dan dient bij het besluit op bezwaar te worden beoordeeld of de herhaling van de blokkering van de uitkering in die latere kalendermaanden, tot en met het besluit op bezwaar, rechtmatig was. [2]
Waarover verschillen partijen van mening?
6.1.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en tegen het voortduren van de blokkering. Eisers hebben tijdens de zitting verklaard dat het beroep niet is gericht tegen het bestreden besluit voor zover daarin het bezwaarschrift tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk is verklaard. In geschil is dus uitsluitend de vraag of het voortduren van de blokkering over de periode 1 juli 2016 (de eerste kalendermaand na het primaire besluit) tot en met 1 februari 2017 (de datum van het bestreden besluit) rechtmatig was.
6.2.
Eisers betogen in beroep dat zij alle informatie hebben verstrekt die de Svb nodig had. Verder geven zij aan dat zij nu een armoedig bestaan leiden, dat hun financiële situatie er met de dag op achteruit gaat en dat dit ook ten koste gaat van hun gezondheid.
6.3.
De Svb stelt zich kort gezegd op het standpunt dat het voortduren van de blokkering van de AIO in dit geval nog rechtmatig is, omdat eisers de gevraagde informatie niet hebben overgelegd.
Is het voortduren van de blokkering vanaf 1 juli 2016 tot 1 maart 2017 rechtmatig?
7.1.
Bij de beoordeling of een blokkering mag voortduren is in de eerste plaats van belang dat de blokkering slechts gerechtvaardigd is tijdens onderzoek dat is gericht op het kunnen nemen van een besluit over het recht op bijstand. Er moeten dus goede redenen zijn om nog geen besluit over het recht op bijstand te nemen. Ook moeten de ernst van het vermoeden dat eisers geen recht meer hebben op een (volledige) AIO, de duur van het onderzoek en de voortvarendheid tijdens het onderzoek bij de beoordeling worden betrokken. Ten slotte moet een afweging worden gemaakt tussen het belang om niet ten onrechte een AIO te verlenen en het belang dat eisers ten onrechte geen AIO krijgen. Daarbij dient, gelet op het doel van bijstandsverlening, dit laatste belang zwaarder te wegen naarmate de blokkering langer duurt. Op dit punt kan de Svb verschillende mogelijkheden bekijken, zoals de blokkering met terugwerkende kracht opheffen, de blokkering niet voortzetten of, gelet op de omvang van de onzekerheid van het recht op bijstand, de uitbetaling slechts gedeeltelijk blijven blokkeren. Ten slotte moet hierbij ook de omstandigheid worden betrokken dat opheffing van de blokkering op zichzelf niet aan voortzetting van het onderzoek naar het recht op een AIO in de weg staat. [3]
7.2.
De rechtbank overweegt verder dat de blokkering van de uitbetaling van de bijstand een met een belastend besluit gelijk te stellen handelen of nalaten is. Het ligt dan ook op de weg van de Svb om aannemelijk te maken dat er voldoende feitelijke grondslag is voor het voortduren van die blokkering. [4]
7.3.
Vast staat dat de Svb eisers de gelegenheid heeft geboden om voor 14 september 2016 informatie over de woning in Turkije te verstrekken. De blokkering vanaf 1 juli 2016 tot 14 september 2016 was daarom rechtmatig; in die periode werd het recht op de AIO immers onderzocht. Eisers hebben echter niet voor 14 september 2016 de gevraagde informatie overgelegd. Sterker nog; eisers hebben op 23 augustus 2016 aangegeven geen informatie meer te (willen/kunnen) verstrekken. De Svb heeft de blokkering niettemin laten voortduren en ten tijde van het bestreden besluit duurde die inmiddels zeven maanden. Tijdens de zitting heeft de Svb verklaard dat er in de periode na 14 september 2016 geen onderzoeksactiviteiten meer zijn ondernomen. De Svb heeft tijdens de zitting geen verklaring kunnen geven voor het voortduren van de blokkering na die datum, ondanks het ontbreken van onderzoeksactiviteiten. Er vond na 14 september 2016 dus geen onderzoek meer plaats, gericht op het kunnen nemen van een besluit over het recht op een AIO. Naar het oordeel van de rechtbank stond er de Svb dan ook niets in de weg om na 14 september 2016 een beslissing te nemen over het recht van eisers op een AIO. Weliswaar kan de Svb na
14 september 2016 een paar weken worden gegund om een beslissing te nemen over het recht van eisers op een AIO, maar wegens het ontbreken van de gevraagde gegevens hoefde hiermee geen lange periode gemoeid te zijn. Gelet op deze omstandigheden en het specifieke vangnetkarakter van de bijstand, en met inachtneming van een termijn van twee weken om een beslissing te kunnen nemen, diende vanaf 1 oktober 2016 het belang van eisers bij uitbetaling van de AIO zwaarder te wegen dan het belang van het vermijden van het ten onrechte betalen van die AIO. Het voortduren van de blokkering van de AIO was dan ook per 1 oktober 2016 niet meer rechtmatig.
Conclusie en slotoverwegingen
8.1.
Uit de overwegingen in alinea 7.3 volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen het voortduren van de blokkering per 1 oktober 2016 ongegrond is verklaard. De rechtbank voorziet zelf in deze zaak door de blokkering over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 maart 2017 te herroepen, en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
8.2.
Eisers krijgen dus geen gelijk als het gaat om het voortduren van de blokkering over de periode van 1 juli 2016 tot 1 oktober 2016. Zij krijgen wel gelijk als het gaat om het voortduren van de blokkering over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 maart 2017.
9. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat eisers in beroep een eigendomsakte vanuit Turkije hebben overgelegd waarin onder meer is vermeld dat de woning op naam van de dochter van eiser staat, wat de verkoopprijs is geweest en wat de datum van die eigendomsakte is. De gemachtigde van de Svb heeft tijdens de zitting verklaard dat eisers hiermee voldoende informatie hebben overgelegd om een definitieve beslissing te kunnen nemen over hun recht op een AIO. De rechtbank vertrouwt er dan ook op dat de Svb die beslissing inmiddels heeft genomen of dat binnen afzienbare tijd zal doen.
10. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt de Svb in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin het bezwaar tegen het voortduren van de blokkering per 1 oktober 2016 ongegrond is verklaard;
  • herroept de blokkering over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 maart 2017 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Bakker, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR1147.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3025.
3.Idem.
4.Idem.