ECLI:NL:RBAMS:2017:588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
13/751847-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Bulgarije op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden

Op 24 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Bulgarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 november 2016 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Bulgarije onderzocht, waarbij eerder onderzoek had aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Bulgarije. De officier van justitie heeft om aanvullende garanties gevraagd van de Bulgaarse autoriteiten, die bevestigden dat de opgeëiste persoon in de gevangenis te Burgas geplaatst zal worden en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751847-16
RK-nummer: 16/7393
Datum uitspraak: 24 januari 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 november 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2016 door
the District Prosecutors’ Office – Burgas(Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedatum] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 13 december 2016 en 24 januari 2017. De verhoren hebben plaatsgevonden in tegenwoordigheid van respectievelijk de officieren van justitie mr. J.J.M. Asbroek en mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam en, voor zover nodig, door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat
de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd. De officier van justitie heeft ter zitting van 24 januari 2017 geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de verzochte overlevering.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel met kenmerk: [kenmerk arrestatiebevel] , uitgevaardigd door DG NP - Sofia.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Bulgarije strafbaar feit.
Dit feit ziet is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5.
Detentieomstandigheden, artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
In de zaak [persoon] (parketnummer: 13/751486-16, RK nummer: 16/4757, niet gepubliceerd na intrekking) heeft de rechtbank op de zitting van 25 augustus 2016 op grond van het rapport van het CPT van 26 maart 2015 geconcludeerd dat in Bulgarije in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld.
De officier van justitie heeft in navolging van voormelde conclusie van de rechtbank in de zaak [persoon] in de onderhavige zaak op de zitting van 13 december 2016 om aanhouding verzocht voor het stellen van vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot het concrete gevaar voor de opgeëiste persoon voor een onmenselijke of vernederende behandeling in Bulgarije in detentie.
De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd.
De officier van justitie heeft vervolgens bij brief van 4 januari 2016 de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd – kort samengevat – of de door de Bulgaarse justitiële autoriteiten in de zaak [persoon] verstrekte toezeggingen c.q. garanties ook van toepassing zijn in de zaak van de opgeëiste persoon in de onderhavige zaak.
Bij brief van 9 januari 2017 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit – kort samengevat – verklaard dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in de gevangenis te Burgas , de voormelde vraag van de officier van justitie bevestigend beantwoord en daarbij verwezen naar een
statementvan het Bulgaarse Ministerie van Justitie (ongedateerd) en twee
ordersvan het Bulgaarse Ministerie van Justitie (van 13 augustus 2015 en 17 augustus 2016), die al in de zaak [persoon] waren overgelegd. Door de griffier gewaarmerkte afschriften van de verklaringen van de Bulgaarse autoriteiten zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte garanties tot de conclusie leiden dat in geval van overlevering van de opgeëiste persoon geen reëel gevaar bestaat dat hij in detentie onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie staat dus niet in de weg aan (de beslissing over) de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Prosecutors’ Office – Burgas(Bulgarije) ten behoeve van het in Bulgarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2017.
Mr. B. Poelert is buiten staat deze uitspraak mede
te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.