ECLI:NL:RBAMS:2017:5783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
13-751406-17 RK 17-3135
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Roemeense gedetineerde wegens niet-strafbaarheid van ontsnapping

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense man die in Italië gedetineerd was en was ontsnapt uit de gevangenis in Florence. De man had daarbij een ruit vernield en werd internationaal gesignaleerd. Na zijn aanhouding in Nederland werd een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd, omdat het enkele ontsnappen naar Nederlands recht niet strafbaar is. De Italiaanse justitie heeft niet gereageerd op de vraag of zij de man zou vervolgen voor de vernieling die tijdens de ontsnapping plaatsvond.

De vordering tot overlevering werd behandeld op een openbare zitting op 13 juli 2017, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om te worden gehoord. De officier van justitie en de raadsman waren aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om antwoorden af te wachten op vragen die aan de Italiaanse autoriteiten waren gesteld. Op 25 juli 2017 werd het onderzoek hervat, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door een tolk.

De rechtbank concludeerde dat de Italiaanse autoriteiten het feit niet als een strafbaar feit hadden aangeduid waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt. Aangezien de rechtbank eerder had vastgesteld dat een enkele ontsnapping niet strafbaar is volgens Nederlands recht, kon de overlevering niet worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd, en dit werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751406-17
RK nummer: 17/3135
EAB nr. 1
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 april 2017 door the pre-trial investigation judge te Florence , Italië; volgens gegevens op het A formulier (Supplementary information relating to an extradition) is deze onderzoeksrechter verbonden aan ‘the court’ te Florence .
Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam huis van bewaring] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 juli 2017; abusievelijk vermeldt het op deze zitting betrekking hebbende proces-verbaal dat de zitting plaatsvond op 17 juli 2017.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op 13 juli 2017 op de vordering te worden gehoord.
Gehoord zijn de officier van justitie mr. R. Vorrink en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon mr. I. de Vos, advocaat te Amsterdam.
Op vordering van de officier van justitie heeft de rechtbank het onderzoek geschorst tot 25 juli 2017, 15:30 uur teneinde antwoorden af te wachten op door het IRC aan de uitvaardigende justitiële autoriteit per e-mail van 3 juli 2017 gestelde vragen.
Op 25 juli 2017 is het met instemming van de raadsman en de officier van justitie onderzoek hervat.
Gehoord zijn de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel, de opgeëiste persoon en zijn raadsman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een ‘pre-trial custody in prison order’ uitgevaardigd op 3 maart 2017, referentienummer [nummer] .
De vraag van het IRC (e-mail van 3 juli 2017) wie deze ‘pre trial custody order’ heeft uitgevaardigd is niet beantwoord. Gelet op de beslissing die de rechtbank ten aanzien van de verzochte overlevering zal nemen, verbindt zij hieraan geen consequentie.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan één naar het recht van Italië strafbaar feit.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
‘the offence provided for and punishable under Arts. 110, 385 I and II of the Criminal Code, in that he, acting in complicity and together with others, while they were being held in the prison of “ [naam gevangenis] ”, by opening forcibly the door which from the corridor of the prison division leads to the staircase, and then removing the handrail of a staircase in the prison and obtaining several iron bars therefrom, forced the window grating, went down outside the prison division and finally jumped over the wall surrounding the prison, and fled.
In Florence on [datum] .
In eerdergenoemde e-mail van 3 juli 2017 heeft het IRC de uitvaardigende justitiële autoriteit erop gewezen dat een dergelijk feit naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert en bij hen geïnformeerd of zij wellicht van zins zijn de opgeëiste persoon te vervolgen voor de vernieling waarmee de ontsnapping gepaard is gegaan.
Op deze vraag is evenmin antwoord gekomen.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de vervolging van de opgeëiste persoon uitsluitend betrekking heeft op het in het EAB omschreven feit, zoals dat hierboven is omschreven.

4.Beoordeling en conclusie

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
Zoals de rechtbank al eerder heeft vastgesteld (ECLI:NL:RBAMS:2017:1572, 9 maart 2017) is naar Nederlands recht een enkele ontsnapping door een gedetineerde niet strafbaar.
Er is dan ook niet voldaan aan eerdergenoemde eisen, hetgeen moet leiden tot weigering van de verzochte overlevering voor dit feit waarvoor de opgeëiste persoon naar Italiaans recht wel kan worden vervolgd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the pre-trial investigation judge, verbonden aan ‘the court’ te Florence , Italië, voor het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.