In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijfsnaam] V.O.F. en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 29 september 2016 besloten om het steakhouse van eiser onmiddellijk voor onbepaalde tijd te sluiten op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde op bevindingen van de Nationale Politie, die op 7 september 2016 een onderzoek had ingesteld. Tijdens dit onderzoek werd geconstateerd dat er een man werkzaam was in het restaurant die illegaal in Nederland verbleef en dat er cocaïne was aangetroffen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de burgemeester. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het steakhouse te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, dat bestuursdwang toestaat indien er harddrugs aanwezig zijn. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van 0,89 gram cocaïne, samen met andere indicaties, voldoende was om te concluderen dat er sprake was van dealerindicaties. Eiser voerde aan dat het handhavingsbeleid van de gemeente gebreken vertoonde en dat hij niet als overtreder kon worden aangemerkt, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid kon besluiten tot sluiting van het pand en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen overtredingen van de Opiumwet en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen. De rechtbank bevestigde dat de sluiting niet alleen gericht is op de ondernemer, maar ook op het herstel van de openbare orde. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.