ECLI:NL:RBAMS:2017:5611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5729 en AWB 17_540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en verlenging exploitatievergunning horeca met betrekking tot geluidsoverlast en bestemmingsplan

Op 3 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de wijziging en verlenging van de exploitatievergunning van een alcoholschenkend horecabedrijf, gelegen aan de [adres] te Amsterdam, bekend onder de naam [naam restaurant]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester van Amsterdam in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de lopende exploitatievergunning van het restaurant te wijzigen en te verlengen. De zaak betreft twee procedures, geregistreerd onder de zaaknummers AMS 16/5729 en AMS 17/540, waarin eisers, buren en omwonenden, bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers belanghebbenden zijn en dat hun bezwaren, met betrekking tot de wijziging van de vergunning en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, niet gegrond zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de vergunninghouder voldoende maatregelen heeft genomen om geluidsoverlast te beperken en dat de exploitatie van het restaurant in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 16/5729 (wijziging lopende exploitatievergunning) en
AMS 17/540 (verlenging)

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 augustus 2017 in de zaken tussen

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

[namen eisers]

20. [Stichting] ,

allen te Amsterdam, gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. H. Koolen),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Boermans).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf]te Amsterdam,
(gemachtigde: mr. S.M. Stavenuiter).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan [bedrijf] (vergunninghouder) een gewijzigde vergunning verleend voor het exploiteren van een alcoholschenkend horecabedrijf met terras, bekend onder de handelsnaam [naam restaurant] .
Bij besluit van 26 juli 2016 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eisers, enige buren en omwonenden, ongegrond verklaard.
Bij besluit van 11 augustus 2016 (het bestreden besluit II) heeft verweerder aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor het exploiteren van een alcoholschenkend horecabedrijf met terras voor de duur van vijf jaar.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 16/5729.
Tegen het bestreden besluit II hebben eisers bezwaar gemaakt. Bij de aanvullende gronden van bezwaar tevens gronden van beroep hebben eisers verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 10 januari 2017 heeft verweerder met dit verzoek ingestemd. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 17/540.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2017. Eisers [namen eisers] zijn verschenen. Namens stichting [Stichting] zijn verschenen [de persoon 1] , [de persoon 2] , voorzitter, [de persoon 3] , secretaris, en [de persoon 4] . Eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens was aanwezig [de persoon 7] namens onderzoeksbureau Peutz (Peutz).
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. S.L. Kooten.
De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen haar vennoot [de persoon 5] , bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was namens derde-partij aanwezig [de persoon 6] , vennoot van [naam restaurant] en [de persoon 8] , adviseur van het GeluidBuro.

Overwegingen

De ontvankelijkheid
1.1.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of alle eisers tijdig bezwaar hebben gemaakt en beroep hebben ingesteld, omdat verweerder twee keer een termijn voor bezwaar heeft opengesteld.
1.2.
Vergunninghouder heeft betoogd dat de eisers die in de tweede termijn bezwaar hebben ingesteld, niet ontvankelijk zijn.
1.3.
De rechtbank stelt vast dat het partijen tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase pas duidelijk werd dat met de exploitatievergunning niet alleen het terras was gewijzigd, maar ook de lokaliteiten binnen het pand waren uitgebreid. Om die reden heeft verweerder aanleiding gezien deze uitbreiding te publiceren. In de publicatie van 23 maart 2016 heeft verweerder een nieuwe termijn van zes weken opengesteld. De rechtbank overweegt dat hier geen wettelijke grondslag voor bestaat. Volgens artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn gekoppeld aan de bekendmaking van het besluit. Uit artikel 3:41 van de Awb volgt dat bekendmaking geschied door toezending aan de aanvrager, en dus niet door de publicatie ervan. Dat betekent dat de publicatie van 23 maart 2016 niet tot gevolg kon hebben dat de bezwaartermijn opnieuw is aangevangen.
1.4.
Hieruit volgt dat de termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar op grond van artikel 6:8 van de Awb is aangevangen op 27 oktober 2015 en verstreken op 7 december 2015. Het primaire besluit I is namelijk op 26 oktober 2015 bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Eisers [de personen] hebben pas op 2 mei 2016 bezwaar gemaakt. Dit betekent dat het bezwaarschrift van eisers [de personen] te laat is ingediend.
1.5.
De rechtbank is echter van oordeel dat gezien de gang van zaken de te late indiening van het bezwaar door eisers [de personen] verschoonbaar is op grond van artikel 6:11 van de Awb. Eisers [de personen] konden en hoefden niet te weten dat de tweede termijn geen wettelijke grondslag had, maar hebben wel binnen die tweede termijn bezwaar gemaakt.
1.6.
Verder zijn geen termijnoverschrijdingen geconstateerd.
1.7.
Vervolgens is de vraag aan de orde of alle eisers belanghebbende zijn bij de bestreden besluiten. Eisers 1 tot en met 5 wonen in hetzelfde pand waar [naam restaurant] is gevestigd. Eiseres 6 tot en met 19 wonen in de zeer nabije omgeving van het pand. Zie de omcirkelde locaties in de afbeelding hierna. Gelet op deze afbeelding is de rechtbank van oordeel dat het geluid en de activiteiten die de vergunninghouder met zijn onderneming onderneemt voor eisers via de straatzijde en/of de tuinzijde van het pand waar [naam restaurant] is gevestigd, merkbaar moeten zijn.
Kaart met woonadressen van eisers 1 tot en met 19
[Stichting] , een rechtspersoon, heeft blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten tot doel het behartigen en bevorderen van het woon- en leefklimaat van de bewoners van het stadsdeel Centrum van Amsterdam en is hierin ook actief in de praktijk.
1.8.
Gelet op het voorgaande worden alle eisers in beide voorliggende procedures als belanghebbende aangemerkt.
De hoofdzaak
De feiten en omstandigheden in zaaknummer AMS 16/5729
2.1.
Op 7 juli 2014 heeft verweerder aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor het exploiteren van een alcoholschenkend horecabedrijf met terras voor [naam restaurant] aan de [adres] te Amsterdam. Deze vergunning was geldig tot 1 september 2016. De vergunninghouder beschikte volgens deze vergunning over een terras aan de overzijde van de rijbaan langs het water over de breedte van de gevel van [nummer] . De oppervlakte van het terras is 26,58 m².
2.2.
Op 1 mei 2015 heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een wijziging van dat terras. Aanleiding hiertoe was het verplaatsen van de ‘peperbus’ (reclamezuil), waardoor ruimteverlies op het bestaande terras is ontstaan. Bij de aanvraag zijn twee terrastekeningen gevoegd, één van de bestaande situatie en één van de gewenste nieuwe situatie. De aanvraag heeft verweerder gepubliceerd op 13 mei 2015. Tegen de aanvraag hebben buurtbewoners zienswijzen ingediend.
2.3.
Op 11 juni 2015 is aan de vergunninghouder een voornemen tot weigering van de aanvraag gestuurd. Tegen dit voornemen heeft de vergunninghouder op 24 juni 2015 een zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze heeft verweerder maatwerk toegepast.
2.4.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder de lopende exploitatievergunning gewijzigd. Tegen de wijziging van het terras hebben buurbewoners en [Stichting] op 4 december 2015 bezwaar gemaakt.
2.5.
De bezwaren van de bezwaarmakers zijn aan de orde gesteld op de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 4 februari 2016. Zoals onder 1.3 al is overwogen, is na de hoorzitting gebleken dat de vergunning niet enkel ziet op de terraswijziging, maar ook op een uitbreiding van de lokaliteiten binnen het pand. De lokaliteiten zijn uitgebreid in het souterrain met 279 m2 waarbij een open keuken is gerealiseerd alsmede ruim 100 zitplaatsen voor gasten. Het besluit tot uitbreiding van de lokaliteiten heeft verweerder op 23 maart 2016 op advies van de bezwaaradviescommissie alsnog gepubliceerd. In deze publicatie is opnieuw een bezwaartermijn van zes weken opengesteld.
2.6.
Andere buurtbewoners hebben tegen de uitbreiding van de lokaliteiten binnen het pand bezwaar gemaakt en de overige bezwaarmakers hebben aanvullende bezwaarschriften ingediend. Op 16 juni 2016 heeft er een tweede hoorzitting plaatsgevonden. De bezwaarschriftencommissie heeft op 21 juli 2016 advies uitgebracht.
2.7.
Bij het bestreden besluit I heeft verweerder – overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie van 21 juli 2016 – de bezwaarschriften van de bezwaarmakers ongegrond verklaard.
Feiten en omstandigheden in zaaknummer AMS 17/540
2.8.
Op 28 juni 2016 heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend voor de verlenging van de exploitatievergunning van [naam restaurant] .
2.9.
Op 11 augustus 2016 heeft verweerder de lopende exploitatievergunning opnieuw voor de duur van vijf jaar verleend. Daartegen is op 21 september 2016 door eisers bezwaar gemaakt. Eisers hebben verweerder gevraagd in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Verweerder heeft ingestemd met dit verzoek en bij brief van 10 januari 2017 het bezwaarschrift van eisers, als zijnde een beroepschrift, naar de rechtbank doorgestuurd.
De grondslag aanvraag, in zaaknummer AMS 16/5729
3.1.
Eisers klagen dat verweerder niet overeenkomstig de schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder heeft beslist. Volgens eisers zag de schriftelijke aanvraag enkel op de wijziging van het terras en heeft verweerder met de verlening van de vergunning, voor wat betreft de uitbreiding van de lokaliteiten binnen, de grondslag van de aanvraag verlaten. Een eventuele mondelinge wijziging van de aanvraag is volgens eisers, gelet op artikel 4:1 van de Awb, niet mogelijk. De wijziging is zodanig ingrijpend dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van dezelfde situatie, aldus eisers.
3.2.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. De vergunninghouder heeft een schriftelijke aanvraag ingediend voor het wijzigen van het terras. Hoewel de aanvraag om de uitbreiding van de lokaliteiten niet schriftelijk is ingediend, heeft verweerder de aanvraag in overleg met de vergunninghouder mee in behandeling genomen. De gemachtigde van verweerder en de vergunninghouder hebben op de zitting toegelicht dat de ambtenaar die de aanvraag voor wijziging van het terras behandelde, had geconstateerd dat de aanvraag voor de uitbreiding van de lokaliteiten nog moest worden gedaan. Uit praktische overwegingen zijn de behandelend ambtenaar en de vergunninghouder overeengekomen dat die aanvraag ter plekke mondeling kon worden ingediend, zodat die meteen meegenomen kon worden, aldus de gemachtigde van verweerder en vergunninghouder op de zitting. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder dit deel van de aanvraag in behandeling nemen. Artikel 4:5 van de Awb geeft verweerder namelijk de mogelijkheid om een aanvraag toch in behandeling te nemen, ook al wordt niet voldaan aan de wettelijke vereisten.
3.3.
Wel constateert de rechtbank dat verweerder hierdoor onzorgvuldig heeft gehandeld naar eisers, omdat verweerder over deze handelswijze niets in het primaire besluit I heeft vermeld. Eisers zijn echter door deze handelwijze niet in hun belangen geschaad, aangezien zij uiteindelijk in de gelegenheid zijn gesteld om hun bezwaren tegen de uitbreiding van de lokaliteiten naar voren te brengen. Dat betekent dat verweerder het gebrek in het primaire besluit I met het bestreden besluit I heeft hersteld. Omdat het gebrek al is hersteld, kan het niet meer in beroep alsnog ter sprake worden gebracht. De beroepsgrond faalt.
Het bestemmingsplan, in beide zaken
4.1.
Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat de exploitatie van het restaurant van de vergunninghouder in strijd is met het bestemmingsplan. Zij hebben in dit verband verwezen naar artikel 3.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) van de gemeente Amsterdam, waarin is opgenomen dat het bevoegde bestuursorgaan de vergunning van een bedrijf weigert te verlenen als de exploitatie daarvan in strijd is met het bestemmingsplan. Verder hebben ze verwezen naar de door hen ingestelde beroepen tegen de verleende omgevingsvergunning voor [naam restaurant] .
4.2.
Ter zitting is gebleken dat eisers hun beroep tegen de aan [naam restaurant] verleende omgevingsvergunning, bij de rechtbank bekend onder de zaaknummers AMS 16/6803 en AMS 16/6807, hebben ingetrokken. Hiermee is de omgevingsvergunning in rechte komen vast te staan, zodat hierom geen strijd is met het bestemmingsplan. Eisers hebben niet gesteld en de rechtbank is niet gebleken dat (de exploitatie van) [naam restaurant] ook nog om een andere reden strijdig zou zijn met het bestemmingsplan. De beroepsgrond faalt.
Het terrassenbeleid, in beide zaken
5.1.
Eisers betogen dat de bestreden besluiten I en II in strijd zijn met het Terrassenbeleid 2011 van de gemeente Amsterdam – Stadsdeel Centrum (het Terrassenbeleid). Volgens eisers hoort het terras van de vergunninghouder bij een horecabedrijf dat niet op de begane grond is gevestigd. [naam restaurant] is immers gevestigd op de bel-etage en in het souterrain. Bovendien is het terras niet recht tegenover de gevel geplaatst en is het terras breder dan de gevel, aldus eisers. Verder is het volgens eisers in strijd met het Terrassenbeleid om aan de overzijde van de weg terrasschotten te plaatsen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat met het primaire en bestreden besluit I de vorm en de afmeting van het bestaande terras is gewijzigd, omdat de verplaatste peperbus (reclamezuil) op het terras kwam te staan. Het terras ligt na de wijziging ook deels tegenover het buurpand, [huisnummer] , en is ongeveer met 2 m2 vergroot. Het aantal zitplaatsen is gelijk gebleven.
5.3.
Volgens paragraaf 5.6 van het Terrassenbeleid – voor zover van belang – hebben bedrijven, die op hoger gelegen verdiepingen en in het souterrain zijn gevestigd, geen recht op een terras omdat zij niet voldoen aan de eis dat een terras uitsluitend recht voor de gevel van het horecabedrijf mag worden geplaatst. Indien horecabedrijven een uitgiftepunt op de begane grond hebben is het wel mogelijk een terras te exploiteren. Ook een terras aan de overzijde van de weg wordt niet toegestaan omdat de afstand tussen het horecabedrijf en het terras te groot wordt, er geen directe binding meer is tussen het horecabedrijf en het terras en er onvoldoende toezicht kan worden uitgeoefend. Eventueel vergunde terrassen vallen onder de overgangsbepaling.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat de bel-etage waar het restaurant is gevestigd hoger is gelegen dan het straatniveau. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de bel-etage niet valt onder de categorie “gevestigd op een hoger gelegen verdieping”, zoals bedoeld in paragraaf 5.6 van het Terrassenbeleid. De afstand tussen de bel-etage en het straatniveau is namelijk kleiner dan de gebruikelijke hogere verdiepingen en de bel-etage is direct vanaf de straat bereikbaar via een trap met enkele treden, waardoor er voldoende directe verbinding is met het terras en voldoende zicht. In de afgelopen jaren is niet gebleken dat het toezicht op het terras onvoldoende is. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid kunnen aannemen dat het toezicht op het terras vanuit het restaurant niet onvoldoende is en dat op dit punt geen sprake is van strijdigheid met het Terrasbeleid.
5.5.1.
Volgens paragraaf 3.1.2 van het Terrassenbeleid – voor zover van belang – kan van het uitgangspunt dat terrassen direct aan de gevel worden geplaatst, worden afgeweken als er sprake is van een rijweg met eenrichtingsverkeer en na advies van de gebiedsbeheerder. Ook dient er recht tegenover de gevel van het horecabedrijf ruimte aan de overzijde van de weg beschikbaar te zijn. Als er aan de overzijde van de weg, recht tegenover het horecabedrijf, plek is, wordt voor die plek een terrasvergunning verleend. Voor wat betreft de breedte van het terras blijft de gevelbreedte van het horecabedrijf maatgevend. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de inrichting van de openbare ruimte daartoe aanleiding geeft. Advies van de gebiedsbeheerder is belangrijk, evenals de toets aan het "toezichtscriterium". Bij verlening van een terras wordt rekening gehouden met het woon- en leefklimaat. Als er direct aan de overzijde van het horecabedrijf geen plek is voor het terras omdat de openbare ruimte daar voor een ander doel in gebruik is (fietsenrekken, parkeermeters, lantaarnpalen, bankjes, nutsvoorzieningen, zelfbeheer projecten, enzovoort), wordt gekeken of de naastgelegen openbare ruimte wel mogelijkheden biedt. Als dit het geval is, kan de maatwerkprocedure worden gestart. De toets vindt op dezelfde manier plaats. Ook hier is de gevelbreedte van het horecabedrijf uitgangspunt voor de breedte van het terras met dien verstande dat de inrichting van de openbare ruimte reden kan zijn meer of minder te vergunnen. De verkeersveiligheid en het toezicht op het terras vanuit de zaak zijn hierbij van belang.
5.5.2.
Volgens paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid – voor zover van belang – wordt aan de hand van vier criteria bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. De criteria zijn:
 toezicht op het terras vanuit de horecazaak;
 verkeersveiligheid;
 het woon- en leefklimaat;
 het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.
5.6.
De vergunninghouder beschikte volgens de voorheen geldende exploitatievergunning over een terras aan de overzijde van de rijbaan langs het water over de breedte van de gevel van het pand. Dit terras is destijds vergund volgens het Terrassenbeleid. Nu is het terras evenwel breder dan de gevel van het pand, omdat het verplaatsen van de ‘peperbus’ (reclamezuil) tot gevolg heeft gehad dat ruimteverlies op het terras is ontstaan. Verweerder heeft besloten om overeenkomstig paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid maatwerk toe te passen. Het ruimteverlies was voor verweerder aanleiding om tot vergunningverlening over te gaan. Er was immers een uitzonderlijke situatie ontstaan doordat de openbare ruimte deels minder geschikt is geworden voor het op een praktische manier plaatsen van terrasmeubilair. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen.
5.7.
Ten aanzien van zijschotten heeft de vergunninghouder op de zitting verklaard dat hij geen terrasschoten heeft. De aanwezige eisers en de gemachtigde van verweerder hebben dit op de zitting beaamd. Verweerder heeft verder ter zitting toegegeven dat de vergunningsvoorwaarde over de terrasschotten ten onrechte zijn opgenomen in de vergunningen en dat de bestreden besluiten op dit punt zullen worden hersteld. Dit betekent dat de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking komen wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank verklaart de beroepen daarom gegrond. Strevend naar finale geschilbeslechting, zal de rechtbank hierna onderzoeken of de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand kunnen blijven.
Het woon- en leefklimaat, in beide zaken
6.1.
Eisers stellen zich op het standpunt dat bij de beoordeling of het woon- en leefklimaat ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed, de aanwezigheid van het restaurant en het terras van de vergunninghouder in zijn totaliteit moet worden meegenomen. De aanwezigheid van het restaurant, in het bijzonder de 279 m2 aan extra horeca-activiteiten in het souterrain en de serre in onderling verband met het terras, leidt volgens eisers tot aanzienlijke hogere bezoekersaantallen. Samen met de daarbij behorende congestievorming, direct voor de ingang van het restaurant bij het aankomen en weggaan van gasten, zal dat leiden tot een hogere geluidbelasting op de gevels van de woningen en dus tot aantasting van het woon-en leefklimaat, aldus eisers. Volgens eisers heeft verweerder ten onrechte geen onderzoek verricht naar de verkeerssituatie, de bestaande en toekomstige geluidsniveaus, de overlast die eisers ervaren en de mate van aantasting van het woon- en leefklimaat van eisers. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen eisers naar het rapport ‘
Geluid in de (woon)omgeving ten gevolge van het terras van [naam restaurant] gelegen aan de [adres] te Amsterdam’ van 22 januari 2016 van Peutz. Eisers stellen dat uit dit rapport volgt dat de geluidswaarden ter hoogte van de woningen in de avond- en nachtperiode leiden tot een nadelige beïnvloeding en dus een aantasting van het woon- en leefklimaat.
6.2.
Op grond van artikel 3.11, tweede lid, van de APV kan verweerder de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf (…) nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Op grond van artikel 3.11, derde lid, van de APV houdt verweerder bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringsgrond rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen (…);
b. de aard van het horecabedrijf;
c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;
d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant (…);
e. (…).
6.3.
Verweerder heeft, gelet op de bewoordingen van artikel 3.11, tweede en derde lid, van de APV, beoordelings- en beleidsvrijheid bij de aan hem verleende bevoegdheid tot het weigeren van exploitatievergunningen. Dat betekent dat de rechtbank de besluiten van verweerder terughoudend moet beoordelen.
6.4.
De rechtbank is met eisers van oordeel dat de exploitatie van het terras en de extra lokaliteiten in samenhang moeten worden gezien bij de beoordeling of sprake is van een ontoelaatbare aantasting van het woon-en leefklimaat. Het is verder juist dat [naam restaurant] met de extra lokaliteiten binnen, ongeveer twee keer zo groot is geworden. Het is dan ook aannemelijk dat hierdoor – zoals eisers stellen – meer fietsen in de buurt worden geparkeerd, meer geluid in en om het restaurant wordt geproduceerd, meer van het terras gebruik wordt gemaakt en meer voertuigen op straat stoppen voor het in- en uitstappen van gasten. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het woon- en leefklimaat hierdoor ook zodanig wordt aangetast, dat verweerder de exploitatievergunning in redelijkheid niet mocht wijzigen en verlengen.
6.5.
Anders dan eisers stellen heeft verweerder wel onderzoekshandelingen verricht, voorafgaand aan de besluiten. Zo blijkt uit het dossier dat verweerder advies heeft ingewonnen bij de gebiedsbeheerder, de politie en de brandweer. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit I overwogen dat het parkeren van fietsen en auto’s en het doorstromen van verkeer in de binnenstad van Amsterdam een probleem is dat zich al jaren voordoet en dat gelet op het hoge aantal bezoekers dat Amsterdam jaarlijks trekt, enige overlast onvermijdelijk is. Daarnaast is van belang dat de vergunninghouder de verantwoordelijkheid heeft voor een ordentelijke aankomst en vertrek van bezoekers. Hierbij betrekt de rechtbank dat de toegankelijkheid van het vergrote restaurant is verbeterd. Met de uitbreiding is namelijk een extra toegang gecreëerd, een toegang van de straat naar het souterrain. Verder heeft de rechtbank begrip voor de hinder die eisers, met name de bewoners van het pand waarin het restaurant is gevestigd, van gasten ervaren omdat die de doorgang naar hun eigen voordeur belemmeren, roken of beschonken zijn. Maar de rechtbank stelt vast dat het pand een gemengde bestemming heeft en dat een horecaonderneming, ook van deze omvang, past in het bestemmingsplan.
6.6.
Ook heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) al geoordeeld [1] dat een terras dat voldoet aan de voorwaarden van het Terrassenbeleid van verweerder, in het algemeen geen onaanvaardbare overlast geeft die het woon-en leefklimaat nadelig beïnvloed. De rechtbank heeft onder 5.6 overwogen dat het terras van [naam restaurant] , met uitzondering van de vergunde terrasschotten, aan de voorwaarden van het Terrassenbeleid voldoet. Omdat de terrasschotten niet zijn geplaatst, noch de intentie bestaat om die te plaatsen, is dat geen relevante omstandigheid waardoor het terras niet aan de voorwaarden zou voldoen. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat een terras bijdraagt aan het gemengde karakter van de omgeving.
6.7.1.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit I rekening heeft gehouden met het geluid dat [naam restaurant] met het exploiteren van de lokaliteit binnen, met het komen en weggaan van gasten en met het terras produceert.
6.7.2.
Eisers hebben hiertegen ingebracht dat geluidsnormen door het intensievere gebruik van het terras worden overschreden en hebben verwezen naar het genoemde rapport van Peutz. Uit dat rapport volgt dat, hoewel de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn op het terras, het geluidsniveau ter hoogte van de woningen van eisers in de avond- en (een deel van de) nachtperiode tot een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat kan leiden. De vergunninghouder heeft een rapport ingebracht van het GeluidsBuro van 3 februari 2016. In dit rapport is geconstateerd dat Peutz niet heeft aangetoond dat de geluidsoverschrijding door de wijziging van het terras met 2m2 is ontstaan. De rechtbank overweegt dat het niet onaannemelijk is dat het terras tot wat meer overlast leidt, omdat het door het groter aantal bezoekers binnen tot meer gebruik leidt. Maar verweerder kan zich op het standpunt stellen dat enige geluidsoverlast door bezoekers van het restaurant als een gegeven moet worden beschouwd, omdat dit inherent is aan de exploitatie van horeca. Daarbij volgt uit het rapport van Peutz dat het geluidsniveau op de gevels raakt aan het maximale geluidsniveau door een bedrijfsinstelling. Alleen constateert Peutz dat die normen niet gelden als het geluid buiten, zoals hier het geval is, wordt geproduceerd. Daarbij wijst de rechtbank met verweerder en vergunninghouder erop dat het terras van deze omvang aan zitplaatsen ook voor het bestreden besluit I bestond en dat het terras van [naam restaurant] niet het enige terras in de buurt is. Aan het terras grenst namelijk ook een ander bestaand terras.
6.7.3.
Voor het geluid van het restaurant binnen mag de vergunninghouder de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit niet overschrijden. Ter zitting heeft de vergunninghouder aangevoerd dat zij maatregelen heeft getroffen om de geluidsbelasting, afkomstig uit het restaurant, te beperken. Zo zijn bijvoorbeeld de stoelen in het restaurant vervangen door stoelen die bij het verplaatsen minder geluid maken. Ook blijven de kleine ramen in het restaurant volgens de vergunninghouder tegenwoordig dicht en is het dak in de binnentuin zo aangepast dat het automatisch dicht gaat op het moment dat het geluid vanuit het restaurant boven een bepaald niveau komt.
6.7.4.
Verder wijst de rechtbank erop dat de vergunninghouder gasten begeleid bij het komen en weggaan, om zo geluidsoverlast op straat tot een minimum te beperken.
6.7.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat het veroorzaakte geluid door de exploitatie van [naam restaurant] niet zodanig is dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar nadelig wordt beïnvloed.
6.8.
Eisers hebben verder aangevoerd dat de gestelde maatregelen niet altijd goed worden uitgevoerd en nageleefd. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat zij meerdere keren bij verweerder melding van overlast hebben gemaakt en dat weinig tot niets aan handhaving is gedaan. Volgens verweerder zijn naar aanleiding van deze meldingen tot op heden geen overtredingen geconstateerd en hebben die meldingen daarom niet geleid tot handhavend optreden. De rechtbank overweegt dat de voorwaarden, waaronder de vergunninghouder het restaurant en het terras exploiteert, moeten worden nageleefd. Indien de vergunninghouder zich daaraan niet houdt, zal verweerder handhavende maatregelen moeten nemen. De handhaving van eventuele overtredingen valt echter buiten de omvang van deze procedure en zal per overtreding apart moeten worden gemeld en beoordeeld.
6.9.
Samengevat is het aannemelijk dat de druk op het woon- en leefklimaat is toegenomen door de bestreden besluiten, maar niet zodanig dat het woon- en leefklimaat voor eisers op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid tot de bestreden besluiten kunnen komen.
Conclusie
7.1.
Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand kunnen blijven.
7.2
Omdat de rechtbank onder 5.7 de beroepen gegrond heeft verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften wegens samenhang van de zaken, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven;
  • draagt verweerder op de betaalde griffierechten van € 333,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, voorzitter, en mr. A.D. Belcheva en mr. P. Farahani, leden, in aanwezigheid van mr. J.Y. Sumer, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.de uitspraak van 29 september 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN9522)